Het gevecht om het viaduct van Rhenen is een vrij bekende episode in de strijd. Hoewel de meeste mensen deze strijd kennen vanuit het referentiepunt “Gelderman” of “schieten op eigen troepen”. Ik heb een kleine toevoeging die ik eigenlijk opdeed doordat ik een bijzonder gedegen studie van Kees Ruissen (naar de inzet van Nederlandse en Duitse artillerie in de meidagen) meelas. Soms weet je een heleboel details, maar zet je ze pas in perspectief als je bepaalde zaken in dat perspectief laat zetten door anderen. Dat is ook zo met het volgende.
I-22RA was een afdeling 7-veld in de Betuwe, dat een vrij intensieve steun heeft verleend aan het Grebbefront. De leiding van de artillerie in de Betuwe (door de BAC) was vrij voortvarend, en de afdelingscommandant idem dito.
Op 13 mei om 14.15 uur wordt de C.I-22RA bij de BAC (Brigade Artillerie Commandant) ontboden op de CP en opgedragen om zijn batterijen in te stellen op vuren op Rhenen en de Grebbeberg. Wat volgt, volgt om 14.43 uur. Volgens de Afdelingscommandant geeft hij om die tijd een vuurstoot van 6 minuten in het hoogste tempo (tempo 8 – ofwel 8 granaten per minuut) met een stuk van de batterij. Zo worden 48 granaten (brisant granaten met vertraagde ontsteking) afgeschoten op de omgeving van het viaduct. Er wordt in het verslag ook (wat cryptisch) vermeld dat ook nog een batterijvuur (linker batterij) is afgegeven op het viaduct. Dat strookt niet met de details van het verslag zelf. Wel met het verslag van de commandant van de linker batterij die stelt om 1443 een 3 minuten vuur tempo 2 te hebben gegeven. Dit zijn slechts 24 granaten op het doel. De coördinaten van het vuur liggen pal op het viaduct (of wat ervan over was). Voorts worden met stukken of secties enkele vuren afgegeven die oost van de Grebbeberg liggen, maar die zijn niet zo curieus.
Curieus zeg ik vanwege het volgende. Toen het erom spande op de Grebbeberg, en dan met name op 12 en 13 mei, toen was de DAC en de LKAC doodsbenauwd ook maar een Nederlandse achterblijver in veroverde stellingen te treffen. Ook al droeg men de wetenschap dat de tegenstander door de linie was of deze ernstig bedreigde (12 mei de frontlijn, 13 mei dreigend voor de stoplijn), men weigerde risicovolle artillerievuren af te geven. Zelfs voorbereidde vuren. Dat is uiterst curieus. Niet alleen bleek met deze zachte doctrine de individuele soldaat te prevaleren boven het grote goed, het hogere doel, maar de daarnaast brak dit principe nu juist met de Franse school. De afstand tussen de front- en de stoplijn was juist zo groot om met goed fatsoen, en zonder eigen troepen bloot te stellen aan gevaarlijke scherfwerking (NB: in een bosrijke omgeving moet men ook rekening houden met de splinterwerking van bomen – grote houtsplinters worden dodelijke wapens), een vijand met artillerie te overvallen, af te sluiten van een perimeter en terug te werpen of te vernietigen. Juist daarom waren vele plaatsen gespeend van enige s.p.o. of kazemat. Toch werden slechts enkele korte vuren afgegeven in de hoofdweerstand. Zelfs op 13 mei durfde de DAC geen belangrijke vuren aan die in de hoofdweerstand lagen. Een trieste zaak.
Curieus dus. Want de BAC – klaarblijkelijk niet dwarsgezeten door de sentimenten die de DAC (4e Div) parten speelden – gaf opdracht vuur te leggen oost van de Grebbeberg, op de Grebbeberg en op het viaduct bij Rhenen. Dat laatste echter is heel apart om meerdere redenen.
1) Het viaduct was om 1300 uur opgeblazen. Een storend vuur afgeven op een door Duitsers schier “onoverbrugbaar” punt is dus wat curieus. Welk doel dient het? Maar … was de BAC wel op de hoogte van het feit dat het viaduct was opgeblazen?
2) De BAC kon helemaal niet weten dat de verdediging hier was weggetrokken. Overigens was dit om 1415 uur vermoedelijk nog niet het geval. De laatste verdedigers van het punt bij het viaduct vertrokken vermoedelijk tussen 1430 en 1500. Om 14.43 viel het vuur op deze plaats. Het vermoeden is dat de laatste mannen toen echt net minuten vertrokken waren! Is de BAC louter blind gevaren op de melding van de AOOI dat de Duitsers de Grebbeberg in bezit hadden rond 1300?
3) Delen van 24RI en 11GB manoeuvreerden nog in Rhenen. Zoals bekend was even later 11 GB zelfs in staat om oostelijk van het viaduct te opereren na een even professionele als stoutmoedige stoot. Het is vrijwel zeker dat de BAC van deze manoeuvre niet op de hoogte was.
4) Het lijkt eerder geluk dan wijsheid dat de Nederlandse verdedigers rond het viaduct niet door ons eigen vuur zijn overvallen.
5) Het heeft er alle schijn van dat de inlichtingen die men van het commando Veldleger kreeg niet erg uitputtend informatie gaven over de stand van zaken rond Rhenen.
Slechts een zeer korte periode is het westelijke talud bij het viaduct niet bezet geweest door Nederlanders op die 13de mei. Dat was vermoedelijk tussen 1430 en 1530. Na 1530 waren elementen van 11GB terplekke. Daarvoor de restanten van de Groep Gelderman. Niemand wist dat deze laatste mannen er nog waren c.q. vertrokken waren. Het feit dat het vuur dus niet onze eigen mensen bedreigde is dus vermoedelijk puur geluk geweest!
Als men de vuren bestudeerd die de BAC om 1415 in opdracht gaf dan zien we dat hij vooral een aantal cruciale knooppunten van wegen onder vuur wil nemen. Hij geeft opdrachten snijpunten van wegen oost van de Grebbeberg te beschieten en het viaduct. De coördinaten vallen exact op het viaduct, dus de kans is aannemelijk (vrijwel zeker) dat de BAC de mening was toegedaan dat het viaduct nog in tact was. Een storend vuur op dit punt is dan begrijpelijk, want hiermee wordt de logistiek van de tegenstander onderbroken of bedreigd. Ten oosten van de Grebbeberg was dit uiteraard het geval, maar het viaduct aan de westzijde kende door zijn vernietigde aard natuurlijk geen verkeer! Een vernietigd viaduct betekende dat vuur simpelweg op het spoor, in de insnijding, zou vallen. Dergelijk vuur zou men willekeurig overal langs het talud kunnen hebben gelegd, en niet noodzakelijkerwijs ter hoogte van alleen het viaduct. Daarmee kan men dus concluderen dat de BAC nog dacht op een intact verkeersknooppunt te laten vuren. De AOOI zal door zijn kijker vermoedelijk heel wel hebben waargenomen dat het viaduct niet meer bestond. Hij zal zich hoogstens zelf hebben afgevraagd waarom dit vuur moest worden afgegeven. De BAC zal hij het wel niet hebben voorgelegd.
Kun je dus simpelweg concluderen dat de BAC een onverstandig risico nam door het viaduct te laten beschieten?
Ik vind dat de artillerievuren in de Betuwe bestuderend, mag worden geconcludeerd dat de BAC een voortvarend opererende officier is geweest, en dat hij (mede) heeft aangetoond dat een goede samenwerking tussen artillerie en infanterie een zeer dodelijk effect kan hebben op een aanvaller. De omstandigheden in de Betuwe waren aanmerkelijk beter dan even noord van de Nederrijn, maar de BAC heeft zich – voor zover ondergetekende kan inschatten – bijzonder goed gekweten van zijn taak. Toen de BAC middels meldingen van de AOOI (en vermoedelijk contacten via het commando Veldleger) constateerde dat de Grebbeberg gevallen was, vond hij het klaarblijkelijk verstandig de vijand nog zoveel mogelijk te ontregelen. Operationeel gezien een logische keuze. Hij gaf opdracht de kruispunten van wegen rond dit gebied te beschieten, en vond het viaduct (terecht) ook zo’n knooppunt. Het vuur op het viaduct leggen was echter wel zeer risicovol. Om 1415 uur kon de BAC immers niet weten dat de terugtocht volledig zou worden aanvaard (en of er geen scherm van een terugtocht beschermende troepen was achtergebleven en alle troepen uit de provisorische ruglijn vertrokken waren). Dat was immers slechts “feitelijk” zo, niet “planmatig” zo!
Het door I-22RA afgegeven storend vuur op het viaduct is dus – zo mogen we wel concluderen – per ongeluk niet in Nederlands nadeel geweest. Het lijkt in retrospect een erg risicovol besluit geweest te zijn van de BAC om het viaduct zelf te beschieten. Wetende – of althans vermoedende – dat de provisorische ruglijn nog in onze handen was, had hij er verstandiger aan gedaan zijn vuur een fractie oostelijker te leggen, op het oostelijke hoofd van de opgang naar het viaduct. Het raken van Nederlandse troepen in hun stellingen was dan onmogelijk geweest. Anderzijds moet in het voordeel van de BAC worden gesteld – en tegenover de risico-afweging – dat gesteld dat de Duitsers daadwerkelijk voortvarend waren doorgebroken, de beschieting van een intact verkeersknooppunt als dit viaduct juist een zeer terecht beslissing zou zijn geweest. Immers juist vanuit deze verkeersader zouden de Duitsers onmiddellijk agressief kunnen nadringen op ons terugtrekkend veldleger.
Gaan we dus uit van de blinde informatievlek, en de kennelijke wetenschap van de BAC dat de Grebbeberg was gevallen, dan is zijn opdracht aan de commandant van I-22RA om storende vuren (enkele vuurovervallen) te leggen op de verkeersknooppunten rond de Grebbeberg waarschijnlijk een zeer verstandig besluit geweest. Los van de risico’s van het raken van enig eigen personeel lijkt de BAC zich vooral te hebben geconcentreerd op het operationeel plaatje (macro). Hij heeft getracht met twee batterijen (die hij aan zijn eigen sector kon onttrekken) de Grebbeberg als route van een nadringende tegenstander te beleggen met enkele korte vuurovervallen op strategische verkeersknooppunten.
Het lijkt aldus bekeken een zeer verstandige opdracht die de BAC om 1415 gaf. Een wijs en moedig besluit dat eerder die dag door de DAC 4e Divisie niet genomen werd toen het lot van de Grebbelinie nog (mede) in zijn handen lag, en hij telkens weer besloot vuren binnen de hoofdweerstand te mijden of zeer kort te houden.
Het lijkt er dus op dat we de BAC hier een compliment moet maken voor zijn visie en vastberadenheid. » Dit bericht is geplaatst op 18 juni 2005 14:10 |