Bijlage 4: Verklaring van dienstplichtig soldaat J.B. de Ruiter van 3-II-8-R.I.
AFSCHRIFT.
Pannerden, 10.4.1941.
No: 1271.
Bijlage: 4.
Met dezen heb ik de eer U het een en ander te schrijven over den oorlog van den 10en Mei 1940.
Wij hadden sluiswacht met Sergeant van HAL en moesten een stelling maken net voor de sluis. Maar dat haalde niet veel uit, want toen dien bewusten Vrijdag de oorlog uitbrak gaf het met de stelling niets meer, want wij zaten te dicht bij de sluis.
Vrijdag 's nachts werd de sluis opgeblazen; eerst zou het om een uur of 9 gebeuren, maar dat gaf toen nog niets, en werd het 's nachts om zoo tegen 1 uur gedaan, maar voor dien tijd haalde Sergeant van HAL ons bij elkaar, om een honderd meter of 3 van de sluis af te gaan liggen, op één na, en dat was van HATTUM. Die man was nog al doof, en had het roepen van den Sergeant niet gehoord, maar toen de sluis opgeblazen werd, wou van HATTUM de lignis wel uit.
Zaterdag 's morgens kregen wij opdracht van Sergeant van HAL om een schuilplaats te maken boven op den berg, links als je van de sluis afkomt, net tegen over de Villa van de Ridder. We werkten hard om dat gat klaar te krijgen, maar onder het hevige vuur van den vijand, dat we af en toe al is plat op den grond moesten vallen, maar we kregen hem klaar.
Het gat was naar schatting 2 meter diep, 4 meter lang en 4 meter breed, boven op eerst balken, toen 2 halve deuren en toen zo’n 80 cm. grond er op, dat was wel bestand tegen de projectielen van den vijand. Toen moesten wij er in met 17 man, maar de gehele uitrusting bleef op den grond liggen. Intusschen zeiden we al tegen Sergeant van HAL, zouden we niet naar Utrecht gaan, maar hij wou dat niet, omdat je dan hier of daar in een stelling zou komen en dus bleef het er daar bij.
Het werd Zondag, voormiddags kwam de eerste vijand en maakte onze geweren kapot en schoot daarna 2 keer in ons gat, maar gelukkig nog geen dooden. Maar namiddags kwam de vijand weer en gooide 3 handgranaten in ons gat. De gehele schuilplaats was vol kruitdamp, en zou er haast in bezweken zijn. Maar intusschen waren 6 man er uitgevlucht, Sergeant van HAL en van der WAL er bij, en van die zagen we niets meer, 3 man sneuvelden in de schuilplaats, één van hen, van ROSSUM, was de hand kwijt tot aan den elleboog, die man leefde tot den avond en vroeg maar steeds om water, maar dat hadden we niet en we durfden ook de schuilplaats niet uit om drinken te halen.
Maar ik kom nog even terug op Sergeant van HAL, die man scheurde zijn strepen van zijn jas, want hij meende als de vijand die strepen zag, dat hij dan onmiddellijk al doodgeschoten zou worden. En we bleven dus met 8 man over; 3 zwaar gewonden.
's Maandags kwam de vijand weer en gooide een handgranaat in de schuilplaats, waarvan ik een scherf in mijn been kreeg en verder op den dag gebeurde er niets meer.
Dinsdag middag zijn we de schuilplaats uitgevlucht, omdat we ook al dorst kregen en één van de jongens, JACOBS, had achterom gekeken en had 6 man zien liggen, maar verder ook geen acht er op geslagen. We gaan den berg over en kwamen bij een broeikas, maar de kranen van de waterleiding waren afgesloten, we gingen maar verder tot we in een loopgraaf kwamen en die maar door, tot we eindelijk onder een lignis wijn vonden en later zijn we den berg maar weer overgekropen en zoo het beste ging, tot we aan de achterzijde van den berg kwamen en daar tegen de helling overnacht, geslapen hebben we haast niets.
Woensdag morgen, de jongens hadden weer dorst en de wijn was op. Het was zoo tegen 6 uur, JACOBS en ik gingen er op uit, om drinken te halen, we kwamen weer bij de lignis en daar zijn we met z'n beiden in gaan liggen en geslapen tot een uur of 11, toen hebben we per man 2 flesschen wijn genomen om weer naar de andere jongens te gaan, we lopen de loopgraaf door tot JACOBS over de loopgraaf keek en zag den vijand daar aankomen op den berg, wij gingen natuurlijk plat op den grond liggen, in de hoop, dat ze ons niet zouden zien, maar ze vonden ons toch, en we moesten de loopgraaf uit en werden krijgsgevangenen gemaakt en moesten mee en die soldaat vertelde ons, dat het wapenstilstand was.
Dus naar mijn inzicht moeten Sergeant van HAL en van der WAL gesneuveld zijn. Want anders hadden ze toch krijgsgevangenen moeten zijn.
De namen zijn:
H.J. WESSELKAMP, 3e Walstraat 65, Nijmegen.
F.Th. JACOBS, Vilje 47, Groesbeek.
W. KAMPSCHREUR, arbeider, Lobith.
Groeten,
w.g. J.B. de Ruiter,
Kijfwaard 20,
Pannerden.
Voor eensluidend afschrift,
De Commies,
(get.) R.A. HUETING.
|
