Een gewone soldaat - het verhaal van Herman Aalberts - Staf I-8 R.I.

Klik hier voor een uitvergroting
Voorkant van het Oorlogszakboekje van Hermanus Aalberts van Staf-I-8 R.I.
Dit is het verhaal van een "doodgewone" soldaat ten tijde van de mobilisatie van 1939 tot en met zijn terugkeer uit krijgsgevangenschap op 12 of 13 juni 1940.

Herman(us) Aalberts werd geboren op 10 februari 1912 te Dodewaard en vervulde zijn dienstplicht in Arnhem. Lichting 1-76. Hij ging op herhaling in september 1938 en werd opnieuw opgeroepen in de mobilisatie van september 1939 bij Staf I-8 R.I. Hij deed zijn werk bij de verbindingen.

Wij als kinderen hebben meerdere malen geprobeerd iets over hem te vinden uit die tijd. Niets hebben we gevonden, niemand kende hem, niemand wist ons ook maar iets over hem te vertellen.

Tijdens zijn leven (hij overleed in 1987) heeft hij ons maar weinig verteld over die periode. Wat leuke en gezellige verhalen waren het enige. Door de tastbare bewijzen uit die tijd hebben we het verhaal toch nog redelijk compleet kunnen krijgen.

Omdat hij met zijn gezin in Veenendaal woonde, was het voor hem mogelijk om in de mobilisatie af en toe met, maar ook zonder toestemming naar huis te gaan. Een meerdere kwam de jongens dan vertellen dat ze maar beter niet weg konden gaan omdat "daar en daar" de wachtposten stonden. Dezelfde persoon kwam dan 's avonds op inspectie in de slaapzaal en ging precies alle lege bedden langs, voelde erin en liet het zo.

Klik hier voor een uitvergroting
Mobilisatie - Staf-I-8 R.I. (1939-1940) » meer
Over de meidagen van 1940 heeft hij tot vlak voor zijn dood eigenlijk niets verteld. Op aandringen van zijn vrouw heeft hij ooit alles op papier gezet, maar toen het klaar was heeft hij het geschrevene verbrand. Het had hem in ieder geval redelijk over zijn nachtmerries en slapeloze nachten heen geholpen. Dat het een heftige tijd moet zijn geweest is wel duidelijk.

In een verslag van de luitenant Schlüter dat wij op internet tegenkwamen, vonden wij het bericht van het sneuvelen van Antoon Janssen. Vader ging samen met hem die dag op weg om door sabotage vernielde verbindingen te herstellen (redactionele opmerking: dit moet zijn geweest op 11 mei 1940, omdat dit de datum is waarop Janssen is gesneuveld. Hij sneuvelde door een inslaande Duitse artilleriegranaat toen hij op weg was om een telefoonlijn naar 1-I-8 R.I. te herstellen. Janssen werd teruggevonden op 16 mei 1940 op het terrein van de dependance en de stallen van Hotel de Grebbe, zuid van de daar voorlangs lopende straatweg). Op het moment dat ze ieder een andere richting op moesten groette Toon hem met een "zij die gaan sterven groeten u" en kwam niet meer terug. Dit heeft diepe indruk op vader gemaakt.

Klik hier voor een uitvergroting
Kaartje van de Militair Arts Van Hees van Staf III-8 R.I. d.d. 12-5-1940 waarop vermeldt dat vader is binnengebracht dan wel behandeld om 21.00 uur (12 mei 1940)
Ook heeft hij nooit begrepen hoe landgenoten door te saboteren zo hun land konden verraden (redactionele opmerking: in de vele verhalen over sabotage zit ongetwijfeld een kern van waarheid, maar in dit speciale geval zal het toch eerder te maken hebben gehad met inslaande Duitse artilleriegranaten. Toen de Duitse SS op de 11e mei de voorposten tussen Wageningen en de Grebbeberg aanviel ging dit gepaard met een storend vuur op de Grebbeberg zelf. Veruit de meeste telefoonlijnen waren bovengronds aangelegd, zodat deze zeer gevoelig waren voor rondvliegende granaatscherven en de verbindingen daardoor keer op keer verbroken werden).

Op 12 mei 1940 raakte hij zelf gewond. Hij verloor zijn duim en de voorkant van zijn veel te grote schoen door granaatscherven. Over geluk gesproken, dat laatste! Op diezelfde dag werd hij gevangen genomen door de Duitsers (redactionele opmerking: in werkelijkheid zal hij de dag daarop, de 13e mei, gevangen zijn genomen na de nacht in de overvolle ondergrondse Hulpverbandplaats in het bos tegenover Hotel de Grebbeberg te hebben doorgebracht. Op maandag 13mei rond 10.00 uur is deze hulpverbandplaats door de Duitsers overvallen. Daarbij vond toen ook dat genoemde gasalarm plaats, wat ondermeer wordt bevestigd door sergeant Van Meeteren van M.C.-I-8 R.I., die daar eveneens aanwezig was). De gevangenen werden op een rij gezet en terwijl ze opgesteld stonden, kwam er een gasalarm. Dit om de Nederlanders er van te beschuldigen dat ze gas gebruikten, wat niet waar was (redactionele opmerking: Als oorzaak van dit gasalarm wordt ook wel de volgende komische verklaring gegeven. Een SS-pionier vertelt dat de compagniescommandant werd geroepen, Kaas genaamd. Dit klink, op zijn Duits, natuurlijk als GAS. Weer anderen zoeken de oorzaak in de zwavelachtige lucht van onze oude 15 cm houwitsers, wat deed denken aan geelachtige wolken mosterdgas. Mogelijk hebben de Duitsers, nadat het gasalarm eenmaal was gegeven, er aanleiding in gezien om de Nederlanders te beschuldigen van het gebruik van strijdgassen). Een medegevangene kreeg een enorme klap, dit omdat hij zo'n "verdammte Holländer" was die zo goed kon schieten. Ze schoten de plaatjes uit de helmen van de Duitsers. Ook heeft hij gezien hoe de Duitsers hun doden afvoerden met vrachtwagens die ze gevorderd hadden bij de papierfabrieken van Van Gelder uit Wageningen.

Klik hier voor een uitvergroting
Wundezettel (voorzijde) van Herman Aalberts, ingedeeld bij Staf I-8 R.I.
Klik hier voor een uitvergroting
Wundezettel (achterzijde) van Herman Aalberts, ingedeeld bij Staf I-8 R.I.
Overigens kan ik u nog een staaltje van vaders nuchterheid geven. Toen duidelijk werd dat alles een verloren zaak was, zijn er mensen dwars door de linies gevlucht en hebben, verborgen in ovens van de nabij gelegen steenfabriek, het moment afgewacht dat zij naar huis konden. Deserteurs natuurlijk. Vader zei daarover: "Het was fout, het is natuurlijk desertie, maar wij durfden het niet. Wie was er nu laf en wie een held." Vader werd afgevoerd naar Kriegsgefangenenlager Neu Brandenburg, kreeg het gevangenennummer 32910 en werd ondergebracht in Stalag IIA Reserve lazaret II Lyceum.

Naar wat hij daar beleefd heeft kunnen we enkel raden. Kleine dingen vertelde hij wel. Zoals een man die hij peukjes zag rapen. Het bleek een buurtgenoot uit Veenendaal. Over iemand die mishandeld werd om het stelen van een aardappel. Over de houten lepel die iemand voor hem gemaakt had, omdat hij door zijn verwonding niet met zijn handen kon eten (de lepel is er nog). Over de koolsoep die ze te eten kregen. Ook zag hij een Poolse officier sterven. De man had leren beenkappen, die vader kreeg omdat hij zijn schoeisel op de Grebbe verloren was. Hij ruilde ze met iemand voor een paar beenwindsels. Een groene en een gele, omdat hij de beenkappen niet wilde dragen.

Klik hier voor een uitvergroting
Herman Aalberts van Staf-I-8 R.I. (rechts) met Jan Wolf (links) (15 juni 1940) » meer
Omdat hij na de capitulatie zoek bleek te zijn, ging zijn vrouw naar hem op zoek. Toen het enigszins mogelijk was ging ze, in het gezelschap van een oudere vriendin, op de fiets naar Wageningen. De lichamen die er nog lagen en de geur van de dood zijn haar het hele verdere leven bijgebleven.

Ze vond niemand die ook maar iets wist over haar man. Hij stond op geen enkele lijst. Niemand wist wat er met hem gebeurd was. Kaarten van het Rode Kruis d.d. 21 en 31 mei 1940 maakten haar ook niet wijzer. Een kaart die vader schreef uit het kamp is gedateerd 31 mei 1940. Op 12 juni kwam deze aan.

Op diezelfde dag of een dag later, kwam hij thuis. Ze waren vrijgelaten omdat ze edelgermanen waren. Hoe verzin je het! Bij zijn thuiskomst was hij 15 kilo lichter als toen hij ging en hij zat onder de luizen. Op de foto die 15 juni gemaakt is, staat hij samen met ene Jan Wolf. Deze man heeft zijn uniform nog aan. Het enige wat wij kunnen bedenken is dat hij samen met vader terug kwam, maar nog niet naar huis kon. Wie Jan Wolf was weten wij dus ook niet. Het volgende mysterie?

Vader staat op de betreffende foto afgebeeld met een hand op de rug. Dit om zijn verwonding te camoufleren. Hij heeft zijn hele leven deze tic gehad, niemand hoefde zijn halve duim te zien.

Bron: Ina Gaasbeek, dochter van Herman Aalberts, 2008

3218