(redactie)
Totaal berichten: 849
|
Jack,
De opgegeven vindlokaties van de lichamen der gesneuvelden bij de Grebbeberg is inderdaad niet altijd even betrouwbaar. Maar in dit geval is de informatie opgenomen onder het motto 'beter iets dan niets'. Het is inderdaad niet ondenkbaar dat er, zeker op grotere afstand van het kerkhof, lichamen zijn verzameld op een aantal vaste punten alvorens deze naar de Greb over te brengen. Dat men gewoon is begonnen met het aandragen van de lichamen zou ik niet stellig durven te beweren, naar wat ik heb gehoord en gelezen stond e.e.a. toch onder strakke regie van de Duitsers. Daarbij werd het gehele gebied in sectoren onderverdeeld, het ereveld als centrale sector en zodanig sector voor sector afgezocht:
"Op 16 mei 1940 omstreeks 8 uur in de ochtend werd de aanwezige groep ingedeeld in 4 bergingsploegen. Elke groep bestond uit 1 sergeant van het Arnhemse Rode Kruis met 4 helpers en 8 padvinders uit Arnhem. De Grebbeberg werd in vier sectoren verdeeld met het bos oost naast het roggeveld (thans het ereveld) als verzamelpunt en met de straatweg en het haaks daarop staande bospad voor de stoplijn langs als sectorgrenzen. Sector 1 omvatte het gebied noordoost van het verzamelpunt (o.a. het noordelijke gedeelte van het Hoornwerk, Cuneraweg en Heimerstein), sector 2 het zuidoostelijke gedeelte (o.a. Hotel De Grebbe, zuidelijk gedeelte van het Hoornwerk, sector 3 het noordwestelijke deel (o.a. noordelijke deel van de stoplijn tot Achterberg, Ouwehand's Dierenpark, Hotel De Grebbeberg, Villa Wilhelmina en Rust Wat) en sector 4 het zuidwestelijke deel (o.a. het zuidelijke deel van de stoplijn en omgeving station Rhenen)."
Vanzelfsprekend was er die dagen niet uitgebreid de tijd om van iedere gesneuvelde een volledige reconstructie te maken.
De genoemde vindplaatsen kunnen ook duiden op een plek nabij een hulpverbandpost. Feit is namelijk dat we eigenlijk weinig tot geen inzicht hebben in de stromen van gewonden of gesneuvelden zoals die tijdens de oorlogsdagen liepen. Aard van verwonding, bereikbaarheid en bezetting van een hulppost kan bepaald hebben dat een persoon van een legeronderdeel naar hulppost A werd afgevoerd en een andere persoon van hetzelfde onderdeel een uur later naar hulppost B. Kortom, er zijn meerdere verklaringen mogelijk dat de uiteindelijke 'vindplaatsen' van personen van 1 onderdeel kunnen afwijken. Zo weten we bijvoorbeeld dat Lt. Folmer (MC 19RI) gesneuveld is langs de Heimersteinselaan, maar dat zijn lichaam uiteindelijk veel verder noordelijk is gevonden.
Het is inderdaad juist dat vooral in de eerste rijen graven militairen liggen begraven die in de nabijheid van het ereveld zijn gevallen / gevonden. Dat heeft te maken met de manier van zoeken zoals die is toegepast (verdeling in sectoren). Of daar ook conclusies uit zijn te trekken m.b.t. de vindplaats weet ik niet. Het is mij niet duidelijk of de gesneuvelden in volgorde van binnenkomst werden geïdentificeerd of dat daar nog enige willekeur optrad. De foto's die tijdens deze dagen zijn gemaakt doen vermoeden dat men toch behoorlijk gestructureerd te werk ging, ook al om te voorkomen dat er fouten werden gemaakt. Hierover is ook e.e.a. door Sellies zelf over beschreven:
"Vanaf de Eerste dag der begravingen 16 Mei 1940 werd er volgens een vast patroon gewerkt. Alle op de begraafplek aangedragen gesneuvelden werden door de registratiegroep onder mijn leiding voorzien van een grote enveloppe van het Rode Kruis, met daarop de gegevens van de plaats waar de gesneuvelden zijn gevonden en onder welke omstandigheden ze zijn gevonden. Vervolgens werden de gesneuvelden neergelegd met de enveloppe vast gemaakt met een touwtje aan de kleding en in de rij gelegd waar de identificatie plaats vond. Daar werden de gegevens aangevuld zo mogelijk met de naam en onderdeel enz. op de enveloppe. De gevonden bezittingen werden in de enveloppe gestopt. Vervolgens werden de gesneuvelden naar de rij verplaatst om in een van de twee lange verzamelgraven te worden gelegd. Daar werd het nummer van het verzamelgraf en het plaatsnummer op de enveloppe gezet. Op het einde van de dag werden de twee verzamelgraven gesloten en werden de enveloppen vervangen door paaltjes met dwarsplankjes met daarop het nummer boven de hoofdzijde van de plaats waar de gesneuvelde was begraven. De enveloppen werden bij mij ingeleverd en de gegevens die erop stonden heb ik op lijsten gezet per verzamelgraf, dit zijn de huidige graflijsten van de begravingen. De enveloppen met de bezittingen van de gesneuvelden zijn overgedragen aan het Rode Kruis in Den Haag op 30 Juli 1940. Op de graflijsten komen 40 grafplaatsen van onbekende Nederlandse militairen voor. Het onderzoek naar deze onbekenden heeft op dit moment nog geen nieuwe gegevens opgeleverd. Het onderzoek wordt voortgezet." [J. Sellies, 12 augustus 1940]
De vraag is of het reconstrueren en opstellen van documentatie over gesneuvelden doel was van de operatie. Ik vermoed dat toch vooral het vaststellen van de identiteit voorop stond en dat pas later de nodige gegevens zijn aangevuld. Er waren immers op het moment van identificatie geen militairen aanwezig die de strijd op de Greb hadden meegemaakt, dus deze info moet later zijn toegevoegd. Mogelijk (enkel en alleen) ter ondersteuning van het identificatieproces van de ruim 50 onbekende militairen die er toen lagen. In die zin is het de vraag wanneer de exacte datum van sneuvelen (zoals thans staat vermeld op de steen) is bepaald en op basis waarvan. Direct na de capitulatie is aan alle oud-strijders verzocht om informatie omtrent gesneuvelde kameraden z.s.m. te melden aan het Rode Kruis (zoals je zelf ook aangeeft). Op basis van die informatie (aangevuld met het algemene verhaal) zal men uiteindelijk de datum hebben vastgesteld. Daarnaast kan een arts constateren hoe lang iemand al overleden is, mogelijk zijn ook deze gegevens voorhanden geweest c.q. gebruikt.
Indien je stelt dat 90% van de genoemde data in het rapport Sellies/Verhoeven onjuist zou zijn, dan denk ik dat er een misverstand is en wel de volgende: de bij de notities Sellies/Verhoeven genoemde datum heeft enkel en alleen betrekking op de datum waarop het lichaam naar de Greb is verplaatst en wanneer deze persoon is begraven (altijd op dezelfde dag).
Wat betreft je constatering over de exacte overlijdensdatum van Jan Flint (13 vs. 12 mei 1940). Hier kunnen meerdere factoren een rol spelen. De meest aangrijpende in deze is het feit dat men in het heetst van de strijd vaak niet goed in staat was om te bepalen of iemand werkelijk was overleden of niet. In een aantal gevallen werden deze zwaar gewonden uiteindelijk nog levend gevonden, maar waren zij zodanig verzwakt dat ze alsnog overleden (bijv. een dag later). Andersom is ook gebeurd, o.a. een groepje militairen die na de oorlog heilig wist te verklaren dat hun kameraad onderweg was gesneuveld en achtergelaten. Zij konden hem, door een klein wonder, na de oorlog de hand schudden, hij had zijn verwondingen overleefd.
Als laatste wil ik aangeven dat de Duitsers in de periode 14-16 mei 1940 hun eigen gesneuvelden hebben verzameld op 2 lokaties: een schuur in Ouwehand en een lokatie in Achterberg. Het is niet ondenkbaar dat bij hun werkzaamheden Nederlandse militairen zijn meegenomen en/of verplaatst.
Kortom, er zijn een hoop variabelen die een rol spelen bij het bepalen van de juistheid van de informatie.
Groet,
Rutger. » Deze reactie is geplaatst op 28 januari 2010 18:21 |