|
|
Dit soort 'analyses' zijn altijd gevaarlijk en eigenlijk zelden zuiver te voeren. Er spelen heel veel elementen een rol, maar de voornaamste last is de hindsight bias en het gebrek aan contemporaine (in eigen tijd) beschouwing van de kwestie. Beide kun je maar ten dele neutraliseren, en alleen met kennis van zaken.
Uw stelling of these is dat Landzaat niet voor opoffering en ultieme vasthoudendheid had moeten kiezen maar om de volgende slag en het nut nadien denken.
In eerste aanleg lijkt het een aantrekkelijke stelling. Rationeel en humaan. De vraag is of dat beklijft als we dieper graven.
De Grebbelinie of Valeistelling was door Winkelman aangewezen als de 'do or die' linie. Alleen in deze stelling was het Veldleger ontwikkeld en hier moest de Duitser worden gestopt. Het Oostfront Vesting Holland was GEEN alternatief in de actieve plannen, had ook geen veiligheidsbezetting, was niet uitgebouwd door defensie. Winkelman had met de CV voor de Grebbelinie gekozen. De legerkorps- en divisiecommandanten was verteld dat het diende te gebeuren in Grebbelinie en dat daar tot de laatste man en kogel gevochten moest worden. Hoewel deze uitdrukking toch wel symbolisch was, was het wezenlijk anders dan 'zo lang mogelijk weerstand bieden en dan zo mogelijk tactisch terugtrekken', wat bijvoorbeeld gold voor de voordefensie.
De premisse dat er dus nog een verdediging na de Grebbelinie wachtte klopt niet met de contemporaine situatie. Het 'do or die' principe gold voor de hoofdweerstand, met name de stoplijn. Er was geen linie meer achter de stoplijn (de ruglijn was onvolmaakt en slechts een opvanglinie, die enige tactische betekenis kreeg toen de SS uitbraak leidde tot een Duitse pocket aan het spoor). Voor Landzaat, die in de stoplijn het belangrijke segment achter de Roggeakker verdedigde, was het letterlijk een 'do or die' missie, omdat hij zijn taak zeer stellig en letterlijk nam.
Landzaat zijn houding heeft veel militairen die met hem werkten diep onder de indruk gebracht. Het heeft mogelijk een voorbeeldwerking gehad met meerwaarde. We weten dat niet. Maar vaak is een standvastig commandant in staat opmerkelijke tactische successen te behalen. Tijdens de meidagen komen stoutmoedige bataljons- en compagniescommandanten op meerdere locaties in ons land tot opmerkelijke resultaten. En dat met troepen die historici en krijgsmacht zelf vaak als armoedig gevormd en uitgerust duidden. Daarmee wordt dit laatste niet enkel ontkracht, maar er gaat ook een duidelijke aanwijzing vanuit dat standvastig leiderschap tactische resultaten bevorderde.
Het is daarom waarschijnlijk te noemen dat de standvastige houding van Landzaat het tactische resultaat van de verdediging positief heeft beïnvloed. Met name omdat Landzaat zijn houding voor diens laatste offer al aanleiding was voor moraal impulsen richting zijn ondergeschikten en zijn opoffering tenslotte pas aan het eind van de verdediging plaatsvond en niet in een cruciale fase.
De eenheid die Landzaat aanvoerde was zo goed als uitgeschakeld en had, zoals vrijwel geheel 8.RI, weinig operationeel nut meer. Zodoende is ook dat argument niet erg valide.
Hennink had een nadrukkelijk andere taak en verantwoordelijkheid dan Landzaat. Voor Hennink gold dat hij een regiment leidde, geen bataljon. Zijn staf was omvangrijk, die van de bataljonsstaf van Landzaat zeer beperkt. Voor Hennink gold nog wel een vervolgopdracht, namelijk de restanten van zijn regiment behoorlijk tactisch terugnemen als dit mogelijk was. Dat bleek later overigens voor hem onmogelijk, want hij besloot erg laat tot een terugtocht, zoals bekend is. Ook hij had immers besloten maximaal op de Grebbeberg te blijven. Hij had eenvoudig bij het verdedigen van zijn CP kunnen sneuvelen.
Dat Landzaat de martelarendood koos, was uitzonderlijk. Hij bevond zich in een zeer select gezelschap militairen die het vak zo 'au serieux' namen dat zij dit ultieme offer nadrukkelijk bereid waren te brengen of niets ontziend voorop in de strijd gingen met dit evidente risico, zoals de majoors Jacometti (8.RI), Mallinckrodt (4.RI), Döbken (14.RI), Mulder (22 Depot) of Cramer (4.RI).
Alles overwegende is het dus denkelijk niet zo dat van Landzaat in die omstandigheden en die dagen, overwegende zijn eer en besef, verwacht had moeten worden dat hij zichzelf zou hebben gespaard om terug te trekken zonder dat hem daartoe instructies van hogerhand strekten. » Deze reactie is geplaatst op 26 juli 2025 14:03 |