Schrijven van dienstplichtig sergeant A. Dekker aan mevrouw Landzaat
afschrift.
Nijmegen, 27 Juli 1940.
Geachte Mevrouw,
Door mijn drukke werkzaamheden was ik tot mijn groote spijt niet eerder in de gelegenheid om op Uw schrijven, waarvoor ik U zeer hartelijk dank zeg, te antwoorden. Zeer gaarne wil ik nu echter op Uw verzoek om nog enkele nadere inlichtingen antwoorden.
Zooals U zelf al schreef, hebt U nog kunnen ontdekken, dat Uw man op het terras van het paviljoen met de mitrailleur op zijn arm gesneuveld is en daarna totaal verbrand. Eenigszins kan ik U misschien uit Uw leed helpen, omdat ik persoonlijk zeer zeker weet, dat hij voor de noodlottige schoten nog geen enkele verwonding had. Hij is ook niet door handgranaten maar door automatisch geweervuur getroffen. Zijn lijden is zeer kort geweest, daar hij reeds spoedig na de schoten kalm en vastberaden, doch zeer vredig van ons heenging. Hoe ons dit verlies ter harte ging, mevrouw kan ik U niet met woorden duidelijk maken. Bij zijn einde was nog slechts een mijner collega's, die ik later als mijn eenigste hulp ook nog moest verliezen, daar hij door schoten in zijn maag zoo zwaar werd gewond, dat ook hij zijn leven voor het vaderland heeft gegeven.
De laatste woorden van Uw man grepen ons echter diep aan, daar hij de volgende woorden tot ons zei:
"Kerels, houd stand, zooals je tot nog toe deed en ons land zal nooit verloren gaan. Vecht tot het einde voor Koningin en Vaderland".
Dit hebben wij dan ook gedaan, totdat een uur na de dood van Uw Echtgenoot het Paviljoen in brand werd gegooid en geschoten. Toen was echter reeds land heengegaan.
De woorden, die ik met hem op het terras wisselde, betroffen alleen aanwijzingen en vragen over het verloop der strijd en de taktiek, die we verder zouden volgen, daar we allen vast besloten waren te strijden tot het einde. Bij het in brand gaan van het Paviljoen was ik echter niet in staat, nog langer daar te blijven, zonder de kans te loopen, levend te verbranden en zoo goedkoop wilde ik ze mijn leven niet geven.
De tijd van het ongeval zou ik U niet precies meer kunnen zeggen, daar ik en trouwens allemaal niet meer met den tijd rekenden, daar wij toch ieder oogenblik zouden kunnen worden getroffen.
Mijn vermoeden is echter, dat het ongeveer één of twee uur is geweest. In ieder geval was het om en bij het middaguur.
Mevrouw, weest U overtuigd van mijn diep medeleven met Uw smartelijk verlies. Juist wij kunnen ons zoo goed in een dergelijke positie verplaatsen, daar wij tijdens die vijf dagen zoo onnoemelijk veel leed gezien en meegemaakt hebben. De herinnering echter, tot het laatst bij Uw man te hebben mogen strijden, die zoo hard voor ons aller mooie Vaderland heeft meegestreden, zal voor mij mijn heele leven onvergetelijk zijn.
Daarom dank ik U nogmaals zeer hartelijk voor Uw brief. Wat ik echter gedaan heb Mevrouw, is niet meer geweest dan een staaltje van mijn plicht en ieder echt Nederlandsch militair zou dat gedaan hebben, als hij in mijn plaats was geweest.
Mocht ik mijn vacantie nog in den Haag komen, wil ik zeer gaarne aan Uw verzoek, U eens te komen opzoeken voldoen, daar ik ook zeer gaarne mijn persoonlijke wenschen van medeleven aan U zou willen toonen.
Dit doe ik thans ook nog namens mijn familieleden, die zich ook zeer goed in Uw positie in kunnen leven.
Mocht U echter nog meer gegevens of nieuws willen hebben, dan zal ik zeer zeker hieraan naar mijn vermogen meewerken, daar U op mij in alle opzichten kunt rekenen.
Hoogachtend,
Uw dienstwillige dienaar,
(get.) A. DEKKER.
|
