Schrijven van dienstplichtig sergeant-toegevoegd G.W. van den Born


G.W. van den Born
Schelmscheweg 21.
OOSTERBEEK.
------

Oosterbeek, 16 September 1940.


Mevrouw Weduwe W.P. Landzaat - Nieuwenhuizen.
Harstenhoekweg nr. 229.
SCHEVENINGEN.
----------------


Geachte Mevrouw.

U ten zeerste dankend voor U schrijven dd. 10 dezes, wil ik U voor alles Mevrouw van harte condoleeren met het verlies van Uw met zeldzame moed bezielde, helaas gesneuvelde man, Majoor W.P. Landzaat.

Met Uw brief en met Uw verzoek doet U mij een enorm genoegen, omdat ik, hoewel ik slechts onderofficier was, en door omstandigheden niet meer voor officiersopleiding in aanmerking kwam tijdens de mobilisatie, zeer, zeer gehecht was aan mijn Bataljonscommandant.

Meen U niet Mevrouw, dat ik U dit mededeel als sensatie, of uit medelijden dat Uw man gesneuveld is. Wat ik U schrijf heb ik aan duizenden menschen reeds verteld, heb ik Generaal Winkelman en de Duitsche Overheid door de verhoren welke mij zijn afgenomen na den oorlog, door Rijksrechercheurs, in klare bewoordingen medegedeeld.

Mevrouw ik wil slechts kort zijn daar mijn brief anders te lang zou worden over alles wat ik over Uw moedige man in waarheid zou kunnen mededeelen.

Zooals U weet bestaat de oorlogsorganisatie van een infanterie-bataljon o.a. uit een commandopost van 3 man, namelijk een Majoor, Luitenant-adjudant en een sergeant-toegevoegd. Op mij is de keuze gevallen om sergeant-toegevoegd te mogen worden, en eenige maanden voor den oorlog heb ik iedere dag, avond en vaak Zondags met de Majoor op bureau zitten werken en was niet meer bij den troep.

Ik zelf voel zeer veel voor militairisme en had zeer groote spijt dat ik voor mijn eerste oefening geen officiersopleiding had gevolgd. Voor de oorlog heb ik honderden malen tegen buitenstaanders beweerd in Rhenen en omgeving, nooit een zoo correct beschaafd en ontwikkeld officier te hebben ontmoet als Majoor Landzaat. Ik was trots aan hem toegevoegd te mogen zijn. Ieder militair van ons Bataljon zal dat getuigen. Zijn liefde voor het vaderland was enorm en zijn discipline buitengewoon. Wanneer er bijvoorbeeld gasmaskeroefening was en alle soldaten met gasmasker op werkten had de Majoor het ook steeds op, zelfs wanneer hij op bureau zat te werken.

Doordat op het Bataljonsbureau zeer veel reserve-officieren kwamen hoorde ik steeds de heldhaftige gesprekken, doch wanneer ik ze gadesloeg 's avonds na den diensttijd verwekte het bij mij evenals bij de manschappen, verachting wegens hun gedrag. Majoor Landzaat was en bleef echter steeds een gentleman.

Helaas moest ook ons bataljon bewijzen wat het waard was in oorlogstijd. Er zijn slechts 2 personen Mevrouw die U de juiste houding van Majoor Landzaat kunnen schetsen tijdens het gevecht. Namelijk Luitenant De Jong en ik, daar de commandopost slechts uit drie man bestond. Vele zullen er iets van weten maar niet alles. Tijdens het laatste gedeelte van het gevecht hebben wij (De Majoor en ik) Luitenant De Jong niet meer gezien en de Majoor vroeg mij enkele malen waar die toch kon zitten. Hij was hierdoor wel teleurgesteld, niet dat alles niet goed liep, doch verwachtte hij dat hij [De Jong] zeer zeker naast hem zou blijven strijden.

In het bevelen- en meldingenregister hetwelk ik nu aan de Rijksrecherche heb afgestaan voor het onderzoek stond op de minuut af genoteerd door mij het complete gevecht, waaronder alle bevelen van den Majoor. Reeds lang voor den oorlog heeft hij mij ettelijke malen op gewezen, wat de Grebbeberg beteekende. Van den Born, zoo zeide hij "Laat de manschappen er van doordrongen zijn, het is overwinnen of sterven". Toen de werkelijkheid kwam, kon men de ware officieren zien. Slechts een groot man was er, slechts een, namelijk de Majoor Landzaat.
Ik zie hem nog naast mij zitten op de commandopost. Herhaaldelijk heeft hij de Compagniescommandant medegedeeld en ik ook in opdracht van hem, met de volgende bewoordingen "Denk erom, een ieder die terugtrekt, schiet ik persoonlijk dood". Toen de kazemat van een pag.-stuk in puin geschoten was, gaf hij bevel dat een nieuw stuk geplaatst moest worden op de puinhopen. Evenals bij de soldaten die ik na den oorlog sprak was de teleurstelling groot over vele reserve-officieren. Een Joodsch soldaat heeft een compagnie gecommandeerd. "Born zoo sprak de Majoor, noteer de naam van dien man, want als hij blijft leven moet hij onderscheiden worden".
Zijn naam was Toelle [Toelen] van de 2e compagnie. Woest was de Majoor toen hij geen verbinding meer kreeg met Kapitein Collette, en een soldaat ons op de commandopost kwam mededeelen dat de kapitein verdwenen was en had gedaan alsof hij gewond was.
Toen Majoor de eerste dag terug kwam van een korte inspectie onder aan de Grebbe zeide hij mij: "Van den Born de vuurdoop heb ik al gehad, de kogels vlogen mij om de oren".
We hebben alles broederlijk verdeeld. De Majoor heb ik gelukkig nog sigaretten, chocolade en spek van mij kunnen geven dat ik bij mij had tijdens het uitbreken van den oorlog.

Het gevecht vergde alle krachten van ons. Het ging dag en nacht door. De Majoor was op het laatste doodmoe en zag er slecht uit, doch bleef steeds bij zijn Stafkaart zitten en bestudeerde de toestand.
Hij was steeds zeer hartelijk want tijdens het gevecht vertelde hij mij eenige malen: "Born nu zit je vrouw met kind reeds in Duitsche handen". Voor hem was de Grebbeberg alles. Zijn eer, ja alles had hij hieraan verbonden. De Grebbeberg mag nooit vallen heeft hij honderd malen gezegd.
Wanneer U militairen hoort spreken, bijna allen hebben gevochten aan den Grebbeberg, om zich verwaand te kunnen maken. Ik heb mij door geƫrgerd aan het boekje Z.66. Waarom verbiedt de overheid het verschijnen van dit boekje niet? In de advertenties leest U: Een eenvoudig verhaal van het gevecht op den Grebbeberg.
Het is een leugen, het is geldmakerij, want de sergeant van I-10 R.I. heeft niet op den Grebbeberg gevochten, wel in de Grebbelinie, waar terugtrekken is bevolen. De schrijver is niet eens in gevecht geweest. Alleen Luitenant De Jong en ik zouden een waar boek kunnen schrijven van het geheele commando op den Grebbeberg, en dit moeten wijden ter nagedachtenis aan Hem, Onze Held, Majoor Landzaat.

Door de artilleriebeschieting waren op het laatst alle verbindingen stuk en toen de Duitschers reeds op den Grebbeberg waren, zeide hij tegen mij: "Born nu gaan we vechten man tegen man, het heeft geen doel meer op de commandopost te zitten", en we gingen eruit. De laatste soldaten heeft hij tijdens het vuur persoonlijk hun plaats aangewezen waar ze moesten gaan liggen vuren. Ook mij. Ik herinnerde mij plotseling mijn opdracht, ben teruggegaan naar onze commandopost en heb alle geheime stukken, luchtfoto's, betonplannen, ja zelfs brieven van U vernietigd, want dat waren de woorden "Born, voordat je sterft, vernietig alles". Alles heb ik ook vernietigd. De Majoor lag toen bij het Paviljoentje te vuren met een karabijn en pistool.

Toen ik terugkwam gaf hij mij order post te vatten aan de Heimersteinschelaan en zeiden "Je bent bedankt Born" want hij zag dat het verloren partij was. Hij heeft bewaarheid geen krijgsgevangene te willen worden. Ik heb toen een kameraad, een kapitein en een soldaat van den dood gered door ze tijdens het gevecht te verbinden en ben toen zelf bewusteloos geraakt en het was twee dagen vrede toen ze ons ontdekten.
Duitsche Officieren heb ik gesproken, die bewondering hadden voor het commando van Uw man. Een lafaard stellen ook zij niet op prijs.
Zeer jammer is het geweest dat de Majoor mij tijdens de eerste dag opdracht gaf Mijnheer Ouwehand, Dr. v.d. Hulst en 5 man personeel te arresteeren voor verraad wat ze niet gepleegd hebben maar door onjuiste gegeven inlichtingen van een vertrouwensofficier.

Een zeer nauwkeurig gevechtsrapport is reeds in handen van de Rijksrecherche, met tevens mijn genoemd bevelen en meldingenregister. Ik zou dat zelf zoo gaarne terug hebben omdat ik gaarne aan de hand van aanteekeningen een boekje zou willen schrijven over het JUISTE gevecht aan den Grebbeberg ter eere van hen die vielen. Ik heb in de courant gisteren zoo juist gelezen dat het overblijvende gedeelte van 8 R.I. een vereeniging willen vormen van oudstrijders.

Het spijt mij ontzettend Mevrouw dat ik niet voor 14 September kan schrijven. Uw brief ontving ik door onjuiste adresseering eerst, hedenavond half negen. Na mijn overige correspondentie zit ik nu (het is reeds half twee) aan U te tikken, in haast, zoodat U niet te veel op de redactie moet letten. Wat ik U mededeel ia evenwel waarheid en zou dat onder eede willen bevestigen. Ik hoop dan ook dat U mijn brief spoedig ontvangt. Ik zal hem per expresse verzenden.

Een ding zou ik gaarne van U verlangen, een foto van Uw man, liefst in militaire kleeding als busteformaat. Ik doe aan mijn vrije tijd nog al aan schilderen en zou wanneer ik tijd had de Majoor dolgraag willen schilderen. Voor niet een officier had ik zooveel liefde en bewondering als Majoor Landzaat, enkel en alleen omdat hij streng en moedig was.

Toen ik bij de eerste 50% behoorde die naar huis kon gaan heeft de waarnemend Bataljonscommandant van I-8 R.I. in Wijk bij Duurstede 2 minuten stilte gecommandeerd voor onzen grooten held, Onzen Majoor Landzaat. Alle stonden met het hoofd naar den grond gericht, het was ijselijk stil en veel, zeer veel huilden als een kind.
Kapitein Brittijn, dat moet ik tot zijn eer zeggen, heeft de Majoor hooggehouden. Toen ik in Benschop aankwam werd ik sergeant-toegevoegd van Kapitein Brittijn en heb ik een geheel verslag moeten doen van het gevecht. Ook Kapitein Brittijn had zeer groote bewondering. O.a. zeide hij bij het afscheid: "Jullie kunnen wel gedacht hebben, wat een strenge Majoor hebben wij, je moogt niets, maar in zijn hart was hij goed, had groote liefde ook voor de manschappen, doch hield zich streng aan de orders."
Mevrouw ik zou nog uren kunnen schrijven doch ik eindig.
Ik zou U persoonlijk nog wel terugkennen, van Uw bezoek aan Hotel Van Oort en wil ik U bij gelegenheid gaarne alle verdere bijzonderheden mededeelen. Wanneer ik eens in den Haag kom hoop ik U eens te bezoeken. Wanneer U in Arnhem mocht komen, komt U gerust aan. U bent ten allen tijde zeer welkom. Aanstaande Zondag ben ik ook thuis.
Wanneer U behoefte mocht hebben kunt U gerust komen, wanneer U even bericht zendt, dan blijf ik thuis.
Ik eindig nogmaals troostende in het verlies van Uw moedige echtgenoot, De Leeuw van den Grebbeberg.

Hoogachtend
(get.) G.W. van den Born.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.87 MB)