Schrijven van reserve-eerste luitenant G. Londo

HOOFDREGELINGSBUREAU
REGELINGSBUREAU LANDMACHT
Afdeeling I C.
-------
No.1072.

Bijlagen: 2.

's-Gravenhage, 30 November 1940.
Willem Lodewijklaan 1.


In Uw verklaring betreffende den Sergeant HAZEWINKEL stond vermeld, dat diens mitrailleur door een granaatscherf onbruikbaar is geraakt.
De verklaring van Sergeant HAZEWINKEL klopt hiermede niet geheel.
Wellicht kunt U aan de hand van bijgaand verslag van Sergeant HAZEWINKEL nog nadere toelichtingen geven.
Ondergaat Uw verklaring daardoor wijziging, wat de onderscheiding betreft?
Had de sergeant zijn stuk niet kunnen medenemen?
Voorts verneem ik gaarne, of U iets gezien hebt omtrent het optreden van de Sectie FRANSEN v.d. PUTTE (4-2-III 8 R.I.) en Sergeant-majoor-instructeur PAS en Luitenant SLAGER en zoo ja wat U daarvan kunt mededeelen.

Welke tot het stuk van Sergeant HAZEWINKEL behoorende mannen komen naar Uwe meening voor een onderscheiding in aanmerking?

Het is gewenscht, dat omtrent Sergeant HAZEWINKEL getuigen verklaringen worden overgelegd; kunt U die verschaffen?

De Luitenant-Kolonel van den Generalen Staf,
V.E. Nierstrasz.

Aan
Reserve-Eerste-Luitenant G. LONDO
Kloosterstraat 2, KAMPEN.
---------


= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =


G. LONDO
Res.1e luitenant
No.32A

Onderwerp:
Inlichtingen

2 bijlagen.

Kampen, 10 December 1940.

Ter voldoening aan Uw schrijven van 30 November 1940, afdeeling I C., no.1072 en onder terugzending van de bij dit schrijven gevoegde bijlagen, heb ik de eer U Hoogedelgestrenge het volgende te berichten.
Tot mijn verwondering las ik in de verklaring van sergeant HAZEWINKEL, dat zijn mitrailleur niet door een granaatscherf onbruikbaar is geraakt. Ik heb steeds in de overtuiging geleefd dat dit wèl het geval was, hetgeen U moge blijken uit mijn verklaring van 2 November 1940, waarin ik heb vermeld aan mijn Compagniescommandant verzocht te hebben een ander wapen aangevoerd te krijgen, ter vervanging van het buiten gevecht gestelde. Wie mij dit bericht heeft overgebracht kan ik mij niet herinneren. Sergeant HAZEWINKEL kennende kan ik U onvoorwaardelijk verklaren, dat hij mij geen onjuiste inlichtingen heeft willen verstrekken.
Mijn verklaring van 2 November 1940 ondergaat echter geen wijziging, wat de onderscheiding van sergeant HAZEWINKEL betreft. De wijze waarop hij met zijn stuk gehandeld heeft, komt mij, gelet op het terrein, de verbinding achterwaarts en het uitgebrachte vijandelijk vuur juist voor.
Uit inlichtingen welke ik eenigen tijd geleden ontvangen heb is mij gebleken, dat van de tot het stuk van sergeant HAZEWINKEL behoorende mannen zich in het bijzonder de soldaten HES, L.D.H. en Van de POL, Th. onderscheiden hebben. Zij toonden zich steeds zeer dapper en hebben hun taak onverschrokken vervuld. Sergeant HAZEWINKEL zal U waarschijnlijk nauwkeuriger inlichtingen over hen kunnen verschaffen.
De sectie FRANSEN V.d. PUTTE (4-2-III-8 R.I.), welke de linker flank van koepel 16 en mijn commandopost moest dekken, heeft tot het laatste toe stand gehouden en werd gelijktijdig met mij gevangen genomen.
Tot mijn leedwezen kan ik U geen inlichtingen verstrekken omtrent Sergeant-majoor-instructeur PAS en Luitenant SLAGER.
Voor wat Uw laatste verzoek in Uw voormeld schrijven betreft moge ik U verwijzen naar mijn verklaringen van 2 November laatstleden, gevoegd bij mijn aan U gerichten brief van denzelfden datum, no.30A.

De reserve eerste luitenant,
(get.) G. Londo.

Aan
den heer hoofd van het regelingsbureau
van het Veldleger
---------

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 479.42 KB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 860.33 KB)