Verklaring van reserve-kapitein J.N. Hakkert
Afschrift.
V e r k l a r i n g.
Ondergeteekende, HAKKERT, J.N., reserve-kapitein der Infanterie, belast met het commando over 3-II-8 R.I., terugkeerende van een tegenstoot richting straatweg Grebbesluis - Rhenen, onder aanvoering van Commandant II-8 R.I., reserve-majoor JACOMETTI, welke onder zware verliezen werd afgeslagen, o.a. sneuvelde majoor JACOMETTI, was genoodzaakt wegens heftig vuur van eigen en vijandelijke troepen, met het resteerende deel van het oorspronkelijk door majoor JACOMETTI aangevoerde detachement (sterkte pl.m. 1 sectie) om pl.m. 17.30 uur een toevlucht te zoeken in een der loopgraven van 2-III-8 R.I.
Aldaar trof hij reserve-kapitein van ALEWIJK van 19 R.I. als bevelvoerend officier.
Na bericht gezonden te hebben aan Commandant 8 R.I. over het sneuvelen van majoor JACOMETTI en het verloop van den tegenstoot, werd in overleg met kapitein van ALEWIJK besloten tot een taakverdeeling.
Kapitein van ALEWIJK nam het bevel op zich van het gedeelte der loopgraaf, dat zich uitstrekte in de richting van commandopost Commandant 2-III-8 R.I., inclusief het overdekte gedeelte; ondergeteekende nam het andere gedeelte, richting straatweg Amerongen - Rhenen, onder zijn commando. Kapitein van ALEWIJK beschikte over luitenant WIJNANDS en vaandrig van NEER, ondergeteekende over vaandrig ELZAS.
Zoolang het dag was werd de loopgraaf, met kleine onderbrekingen, vrij regelmatig door den vijand beschoten.
Ondergeteekende heeft persoonlijk waargenomen, dat kapitein van ALEWIJK er steeds op uit was om de diverse strijders in het loopgravencomplex, voor zoover zij niet oververmoeid of gewond waren, aan te sporen om op hun posten aan de borstweringen te blijven. Gedurende de nachtelijke uren werden piketten geplaatst en hebben kapitein van ALEWIJK en ondergeteekende diverse rondes gemaakt.
Tot zoover de gedragingen van kapitein van ALEWIJK op 12 Mei.1940.
Gedurende den morgen van 13 Mei daaraanvolgend werd het vuren op den vijand, die nog steeds aanwezig was, voortgezet.
Daar munitiegebrek dreigde, o.a. waren er niet meer voldoende gevulde trommels voor de M.’20 [lichte mitrailleur], gaf de kapitein van ALEWIJK aan vaandrig van NEER opdracht om leege trommels bij te vullen uit de patroontasschen van de geweerschutters en de gevulde trommels door te geven.
Vaandrig van NEER heeft zich op loffelijke wijze van de hem opgedragen taak gekweten, de trommels gingen van hand tot hand.
In een bundel mitrailleurvuur, welke in mijn onmiddellijke nabijheid insloeg, werd sergeant BOERKOEL van 3-II-8 R.I. gewond in borst en buik. Kapitein van ALEWIJK, welke zich met genoemden sergeant en ondergeteekende aan de borstwering bevond, kreeg een schampschot in de wang. Er was veel bloedverlies, kapitein van ALEWIJK behield zijn tegenwoordigheid van geest, nam zijn eigen verbandpakje, drukte dit tegen de wond en verzocht een van de manschappen hem te verbinden.
Hij trok zich vervolgens terug en droeg mij het commando op over het heele loopgravencomplex.
Toen er geen munitie meer aanwezig was voor de M.’20, besloot ondergeteekende het loopgravencomplex te verlaten en zich te begeven naar zijn eigen commandopost, zooals hem gelast was door zijn Regimentscommandant in antwoord op zijn bericht over majoor JACOMETTI (zie pag. 1).
Volgens mijn meening heeft kapitein van ALEWIJK in de periode, dat ik hem heb kunnen gadeslaan, zijn plicht als aanvoerder op voorbeeldige wijze vervuld en blijk gegeven van persoonlijke moed en doortastendheid.
Hij heeft niet geschroomd om in oogenblikken van gevaar, hevige beschieting door den vijand, zich persoonlijk te vertoonen bij zijn onderhebbenden, getuige zijn verwonding aan de borstwering.
De Reserve-kapitein der Infanterie
Commandant 3-II-8 R.I.,
(get.) J.N. Hakkert.
Scheveningen, 6 Maart 1941.
|
