Verslag van reserve-Kapitein C.W. van Woudenberg


Commandant

Opheusden, 31 Mei 1940.

 

1e Compagnie IIe Bataljon 46e Regiment Infanterie
Nr. 51 G.
Onderwerp: Dagboeken en gevechtsberichten.

    Daar alle bescheiden die op de gevechtshandelingen van 10 t/m 15 Mei j.l. betrekking hadden, bij het bevel tot terugtocht op mijn order door mijn Sectie Commandanten en Bureaupersoneel zijn vernietigd, moge ik volstaan met de navolgende reconstructie:

    In den avond van den 9den Mei 1940 te 22.45 uur kreeg ik van mijn Bataljonscommandant de order, dat phase 2a, waarin wij verkeerden, op grond van zeer verontrustende berichten van den Duitschen grens, overging tot phase 3, welke phase in den nacht van 9 op 10 Mei 1940 om 4.-- uur moest zijn bereikt. Dientengevolge werden de alarmkwartieren door mijn Compagnie betrokken en toen de piketten naar de betonnen opstellingen getreden. Op dat moment vlogen elkaar steeds opvolgende groote eskaders Duitsche bommenwerpers over onze stellingen in zuid westelijke richting, doch weldra dwong het afweergeschut en het vuur van de zware mitrailleurs respectievelijk van de Grebbeberg af en van ons Regiment, hen op groote hoogte voor de hoofdweerstandslijn langs te koersen in meer zuidelijke richtingen. Eenige toestellen stortten al dan niet brandend neer. Binnen een kwartier hadden mijn manschappen alle stellingen bezet. De vliegtuigen bleven in zeer groote getale, echter nu ook als eenlingen in tegenovergestelde richting boven mijn vak vliegen. Op bevel van mijn Bataljonscommandant werden door den Commandant 3e Sectie de baggerschuiten en roeibootjes op de tankgracht tot zinken gebracht, de coupure aan de Markstraat werd met karren, betonijzer, enz. gedicht, de hindernissen werden gesloten.
    Twee van de betonnen kazematten voor de hoofdweerstandslijn werden ieder met een lichte mitrailleur plus drie bedieningsmanschappen plus ruim voldoende munitie door mij bezet. Tegen het einde van de middag van den 10den Mei 1940 nam het aantal vijandelijke vliegtuigen aanzienlijk af. Alle Compagnies- en aangevoerde Bataljonsmunitie was in de opstellingen. De levensmiddelenvoorziening had normaal gefunctioneerd. Het moreel was best. Het bericht kwam door, dat de telefonische verbinding met de voorposten verbroken was, waardoor de berichtgeving vertraagd en extra waakzaamheid geboden werd. Met piketten bij alle wapens werd de nacht door de troep bij toerbeurt rustend, in de stelling doorgebracht.
    Doorlopende werkzaamheid in den nacht van onze artillerie op de Grebbeberg werd geconstateerd.
    Den 11den Mei 1940 weinig activiteit in de lucht. De volgende berichten kwamen door: "Het gevaar voor parachutetroepen is zeer groot". Per Sectie werd door mij een luchtwaarnemer aangewezen. "Vijandelijke gemotoriseerde troepen zijn Wageningen binnengerukt, ook zijn gemotoriseerde troepen Elst gepasseerd, zij gaan in Westelijke richting, de sterkte is onbekend, nader verluidt dat Zetten bezet is". Tegen den avond van Zaterdag 11 Mei 1940 kreeg ik opdracht maatregelen te nemen, dat niet gevuurd kon worden op de Mitrailleur Compagnie 1e bataljon 46e Regiment Infanterie die langs de Boveneindschestraat en Bandijk bij het dagen een opstelling in de lijn Veerhuis - Viersprong Zuid van Veerhuis - Zwaantjes - de Kei (front noord - noordoost) moest hebben ingenomen om een omvatting door den vijand te voorkomen. Deze manoeuvre werd gedurende den nacht uitgevoerd. Eveneens werd gewaarschuwd tegen gas uit bollen geworpen uit vliegtuigen en schijnbaar eigen legerauto's waarin Duitschers in vermoedelijk onze uniformen. De wagen 2705 bevond zich volgens een later bericht in het vak van onze Brigade.
    Gedurende de geheele 12den Mei 1940 viel aan de overzijde van de Rijn aan weerszijden hevig artillerievuur. De eigen artillerie had reeds den geheelenn nacht vandaar gevuurd. Ingekomen berichten meldden resp. het onderwegzijn van Engelsche vliegtuigen met herkeningsring, de afwezigheid van vijand bij onze voorposten sedert 6.-- uur, een tegenaanval van onze troepen van de Grebbeberg naar Wageningen met steun van onze zware mitrailleurs aan de Spees. In den middag viel in mijn vak artillerievuur uit de richting Wageningen, het huis van v. Zalingen aan de Markstraat werd zwaar getroffen. De avond van de 12de Mei bracht het gunstige bericht dat in tegenspraak met loopende geruchten, als zou de Grebbeberg op het punt staan in Duitsche handen te vallen, of zich reeds gedeeltelijk daarin zou bevinden, medegedeeld kon worden, dat zulks in geenen deele juist was.
    Alle aanvallen werden heden afgeslagen en er bevonden zich zelfs Nederlandsche patrouilles in het voorterrein richting Wageningen. Het artillerievuur van gene zijde van den Rijn zette onophoudelijk door, afgewisseld door zware mitrailleurs en kennelijk stormvuur. In den nacht van 12 op 13 Mei 1940 was ook zware artillerie hoorbaar ten zuiden van de Waal. Bij het aanbreken van den 13 den Mei 1940 laaide op de Grebbeberg de vuursnelheid fel op. Over zijn vak viel artillerievuur richting station Kesteren. Aan het verplaatsen van het infanterievuur op de Grebbeberg, merkte ik dat de vijand terrein won.
    Het bericht van mijn bataljonscommandant: "Alles wat zich bevindt ten oosten van de Grebbeberg zijn vijandelijke troepen en moet vanuit ons vak onder vuur worden genomen" gaf reeds meer zekerheid. In den vooravond kreeg ik mededeeling, dat de voorposten terugtrokken en even later moest ik ook de kazematten voor de frontlijn ontruimen en de Sectiën tegen de duisternis marschklaar houden, waarna de door een scherm gedekte terugtocht zou beginnen. Gedurende het marschklaar maken van de goederentrein kreeg de Sergeant Majoor Instructeur G. Swiers, Commandant der 4e Sectie een zenuwinstorting en was ik genoodzaakt, wegens de volkomen overspannen toestand waarin de man verkeerde, hem naar de hulpverbandplaats te doen afvoeren.
    Na 19.30 uur vielen regelmatig series van 4 artillerieprojectielen van de Grebbeberg in onze richtingen, hetgeen het verzamelen en later de gedekte terugtocht zeer bemoeilijkte en waardoor ik genoodzaakt was een deel der reserve munitie en eenige dekenrollen in de liniedijk achter te laten. De terugtochtmarsch verliep aanvankelijk zeer vlot, de Sectiën opgelost in geecheloneerde groepen, diepten tusschen de Sectiën. Van Lienden af was deze marschformatie niet meer mogelijk in verband met de vele troepen op den weg. Na een zeer zware marsch zonder rust, gedurende de geheele nacht, uiteindelijk aangevuld met rijwielen en vrachtauto's werd Vianen bereikt waar mijn Compagnie werd ingekwartierd in de St. Aloysiusschool. Zonder eenige rust en gelegenheid tot eten, werden drie Sectiën van mijn Compagnie gecommandeerd voor wachtdienst ter beveiliging van het kantonnement.
    Deze taak was bijna niet uitvoerbaar voor de oververmoeide manschappen. Het moreel was echter als steeds prima en de wil tot verdediging van het Vaderland nog steeds aanwezig, hoewel de opeenhoping van troepen te Vianen zelfs de manschappen onbegrijpelijk en zeer gevaarlijk voorkwam in verband met de geweldige activiteit van de Duitsche luchtmacht. Nadat de wapens moesten worden nedergelegd, werd door mij in overleg met den regimentscommandant de opgemelde wacht ingetrokken. De 15de Mei kenmerkt zich door rusten van den troep.

  De Commandant van 1e Compagnie
IIe Bataljon 46e Regiment Infanterie
de Reserve Kapitein

(C.W. van Woudenberg)

 

Aan: Commandant 46e Regiment Infanterie
d/t Commandant IIe Bataljon 46e Regiment Infanterie

 

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.48 MB)