Ben Brus verdedigde in mei 1940 de Grebbeberg

"Raus, raus!" zeiden de Duitsers die ons onder schot hielden

Nederlandse militairen hebben lang standgehouden op de Grebbeberg.
Maar de nederlaag was onontkoombaar.

Tekst Menno Steketee

Klik hier voor een uitvergroting
Veteraan Ben Brus met burgemeester Hans van der Pas tijdens de presentatie van het fotoboek over de Slag om de Grebbeberg (Foto: Martin Brink - 6 maart 2015)
In de meidagen van 1940 zat dienstplichtig soldaat Ben Brus (97, toen 22) bij de Slag om de Grebbeberg in de telefooncentrale van een hooggelegen commandopost op de eerste rang. "Ik hoorde hoe alles afbrokkelde." Meer dan vierhonderd Nederlandse militairen sneuvelden er, rond de tweehonderd Duitse. Na de Nederlandse nederlaag had de Wehrmacht vrij baan naar het midden van het land. "Natuurlijk wisten we waar we tegenover stonden. Wij waren bij de Eerste Wereldoorlog stil blijven staan. De Duitsers hadden níét stilgezeten. Het was duidelijk dat de verhoudingen ongelijk waren."

En toch, zegt Brus, "waren we niet op voorhand ontmoedigd". Goed, het moreel was soms niet wat het wezen moest. "De onderofficieren hadden het op een gegeven moment een beetje laten hangen, maar onze bataljonscommandant, majoor Johan Jacometti, heeft ze gezegd dat ze die zoutzakkenhouding moesten laten varen. Dat hielp meteen."

Het materieel was ook niet alles. "De communicatie was afhankelijk van kabels die door de bomen liepen. Erg kwetsbaar voor beschietingen. De luitenant heeft hemel en aarde bewogen om diepe grondkabels aan te laten leggen. Maar dat was te duur." Uiteindelijk besloot men om de bestaande kabels in open sleuven te leggen. "Maar bij de eerste beschietingen gingen die kabels natuurlijk meteen aan gort ." De Nederlandse soldaten vochten daardoor doof en blind.

Aan de andere kant, zegt Brus, "we waren wel deel van een bondgenootschap. Daar spraken we onderling veel over. Ook tijdens de gevechten hoopten we nog op luchtsteun van Franse vliegtuigen."

Onder de voet gelopen

Nadat Duitse reguliere troepen en SS-eenheden op dag één al voorposten onderaan de 'berg' onder de voet hadden gelopen, werd het nieuws gestaag slechter. "Ik had contact met een artilleriewaarnemer die in een boom zat. Die zei: ik zie hier groepjes soldaten die met witte vlaggen zwaaien. Dat waren geen Duitsers." Chaos greep om zich heen. "Achteraf bleek ook dat onze soldaten die waren gevangengenomen in hun ondergoed naar voren waren gejaagd."

Klik hier voor een uitvergroting
Deel van het zgn hoefijzer, de loopgraaf rondom de commandopost van II-8 R.I. (zomer 1940) » meer
Een ander voorval heeft Brus nooit losgelaten. "We hoorden dat Jacometti, die in Indië had gediend, op een gegeven moment naar voren is gegaan en daar groepjes dolende soldaten heeft verzameld. Ook koks en ordonnansen. En daarmee is hij gaan tirailleren, in de tegenaanval gegaan. Je ziet het bijna voor je. Hij schijnt met zijn klewang voorop te zijn gegaan. Misschien dat zoiets in Atjeh had gewerkt, maar de Duitsers maakten daar korte metten mee. Ik heb later wel eens gedacht: misschien wilde hij geen nederlaag levend meemaken."

Het einde was na drie dagen vechten onontkoombaar. "De commandopost was niet ingericht op verdediging. Er waren loopgraven maar daar kon je je hoofd niet bovenuit steken, anders werd je voor je kop geschoten. Bij de ingang van het dierenpark, dicht bij onze post, was al uren een hevig vuurgevecht aan de gang en dat kwam steeds dichterbij. De plaatsvervangend bataljonscommandant (Kapitein J. van den Berg) pakte mijn karabijn, knoopte zijn witte zakdoek aan de bajonet en zwaaide daarmee boven de loopgraaf. Raus, raus! zeiden de Duitsers die ons onder schot hielden. Klassiek."

Dode soldaten in de berm

De ontwapende krijgsgevangenen werden van het front afgemarcheerd. "Lopend in colonne zagen we wat oorlog was: de huizen in Rhenen stonden nog in brand, dode soldaten lagen in de berm. En paarden, volbloed raspaarden, met de benen omhoog." Bij het spoorwegviaduct werd nog hard gevochten. "Ik zie nog zo voor me hoe een Duitse officier door zijn verrekijker naar de strijd tuurt."

Klik hier voor een uitvergroting
Gesneuvelde Nederlandse militair bij het Hoornwerk voor de Grebbeberg (15-18 mei 1940) » meer
De colonne sjokte oostwaarts door een uiterwaard. "Er stond daar een Nederlandse tweedekker die een noodlanding had gemaakt, het canvas gescheurd. Een zielig gezicht." Bij de Menno van Coehoorn-kazerne in Arnhem mochten ze halt houden. Brus was volledig uitgeput. "Op een betonnen vloer mochten we gaan liggen. Het was de kazerne waar ik als dienstplichtige mijn eerste training had gehad. Ik sliep als een os."

Zijn oorlog was daarmee niet voorbij. Brus was kort krijgsgevangen, toen een Duitse officier kwam melden dat het de Führer had behaagd de soldaten van het "broeder volk" vrij te laten - Brus doet het in snauwend Duits woordelijk na. Hij raakte verwikkeld in verzetswerk en belandde daarvoor in gevangenschap. De laatste oorlogsmaanden sleet hij in een Stalagkamp, waar de Russen hem bevrijdden.

Brus kent alle verhalen achteraf - over hoe het Nederlandse leger beter had moeten zijn uitgerust en getraind. "En ja, als we die grondkabels hadden gehad, dan hadden we ons beter kunnen verdedigen. Maar we hébben daar relatief lang standgehouden. Hitler wilde ons onder de voet lopen, maar dat het bombardement op Rotterdam nodig was om overgave af te dwingen, zegt genoeg over hoe wij hebben gevochten. " En mochten ze daarin overigens nog langer zijn geslaagd, zegt Brus, "dan hadden ze Utrecht ook nog platgegooid, waarna de capitulatie toch wel was getekend."

Redactie: In maart 2013 werd een interview opgenomen met Ben Brus, dan 95 jaar, waarin hij als een van de allerlaatste Grebbeveteranen op indrukwekkende wijze vertelt over zijn belevenissen.

Bron: het NRC van zaterdag 2 mei 2015

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.43 MB)