Discussiegroep

Onderwerp: Het verslag van kolonel Van Loon beschouwd

» Dit onderwerp is gesloten
(redactie)
Totaal berichten: 1.340
3.731 keer gelezen
1 reactie
Categorie: Slag om de Grebbeberg en Betuwestelling / Gevechten en gevechtsomstandigheden
Na het enquête verslag van generaal Reynders kunnen we nu allemaal het verslag inzien wat recent is geplaatst van de commandant van de 4e Divisie, de kolonel Van Loon.

Dit verslag staat (logischerwijs – een paar dagen na de capitulatie geschreven) echt bol van de feitelijke onjuistheden en pikante (nieuwe?) gegevens. Sommigen daarvan best begrijpelijk (gezien zijn beperkte overzicht toen), andere schokkend en weer andere opmerkelijk.

Ik wil er een paar uitlichten (en pretendeer dus geenszins uitputtend te beschouwen).

Vrijdag 10 mei

Opmerkelijk is dat de commandant 4e Divisie niets meldt over bijvoorbeeld schootsveldruimingen of evacuatie van vee (uit de voorpostenstrook) en burgers (over de Rijn / per spoor).

Zaterdag 11 mei

Ik vind het een opvallende zaak dat de commandant van de 4e Divisie niet weet dat de voorposten geen (artillerie)stormvuur hebben. Althans niet in de betekenis zoals bedoeld in het Infanterie-Reglement. Volgens het reglement worden alleen afsluitingsvuren afgegeven door de artillerie voor de voorpostenstrook. Stormvuren worden alleen voor de hoofdweerstand afgegeven. Daarnaast kan de infanterie in de voorposten door onvoldoende vuurorganen ook niet zelf een (infanterie) stormvuur afgeven.

De tegenstoot (althans de poging tot hernemen van de voorpostenstrook) door II-19RI in de nacht van 11 op 12 mei wordt blijkbaar genietechnisch ondersteund door twee potons zuid van de Grebbesluis. Nu is mij wel bekend dat een vletje daar aanwezig was (en ergens wordt gesproken van vlotten) maar twee pontons is nieuws voor mij. Ik vind het op zich niet goed te begrijpen dat deze middelen daar lagen als tegelijkertijd de Grebbebrug al onmiddellijk werd opgeblazen. Immers met die pontons kon de vijand ook oversteken bij inname van (een deel van) het Hoornwerk.

Het verbaast me dat een divisiecommandant het verschil niet kent tussen brisant en kartets munitie. Ik weet niet of Harberts (die in de kantlijn aantekende dat de Duitsers die munitie niet bezaten) tijdens de meidagen al wist dat de Duitsers alleen met brisantgranaten schoten, maar het is in elk geval wel een opmerkelijke zaak dat de C.4e Div. het verschil niet kent tussen de kogeltjes of staafjes van een kartetsgranaat en de scherven van een brisantgranaat. Overigens is het ook vrij ongebruikelijk om kartetsmunitie te gebruiken in een stedelijk gebied. Daar gebruik je brisantgranaten – meestal met vertraagde ontsteker (voor penetratie). Kartetsmunitie is zeer effectief met een snelle buis boven open terrein. Dan is het effect (verspreidingsgebied) van de kogeltjes – ook boven een loopgraaf – groot.

Harberts zijn commentaar in de kantlijn doet me op zich ook wel wat aanmatigend aan. Zijn korte bezoeken aan Rhenen kunnen natuurlijk niet model staan voor de gehele periode dat men onder vuur lag. Maar in principe heeft Rhenen (bij mijn weten) nimmer onder zwaar vuur gelegen, maar is het wel (vrijwel) constant storend beschoten om de aan en afvoer te ontregelen. De meldingen van 24 cm granaten lijken me ook wat vroeg – de vraag is of Harberts daar niet zelf een “tijdfout” maakt in zijn wat badinerend commentaar. De zwaarste munitie die op Rhenen e.o. werd verschoten was volgens mij 21 cm door zware houwitsers (Mörser Abteilung 735). Zij kwamen pas op 12 mei aan. Tot die tijd was 15 cm het zwaarste kaliber wat de Duitsers hadden. De kans dat Harberts hier 11 en 12 mei door mekaar haalt is aanwezig. Daarnaast is door heel veel militairen gezegd dat de beschieting van (met name) de hoofdweerstand gedurende de nacht 11/12 mei soms zwaar was. Harberts lijkt hier onterecht een kanttekening bij te maken.

Zondag 12 mei

Het is inderdaad (maar dat wisten we wel) bijzonder merkwaardig dat Van Loon zelf wapens ging halen voor de deels onbewapend teruggetrokken mannen van III-8RI. En het was ook geen tochtje van een kwartier! Naar Werkhoven, 10 km zuidoost van Utrecht. Over levensgevaarlijke open wegen. Zijn idee om deze mensen van III-8RI persoonlijk toe te spreken en moed toe te stoppen lijkt me daarentegen wel degelijk prijzenswaardig. Vermoedelijk raakte Van Loon in zijn eigen peptalk verstrikt en toog daarom zelf naar Werkhoven. Misschien ook voelde hij zich erg nutteloos tot dan en besloot daarom zichzelf nuttig te maken.

Majoor Jacometti heeft blijkbaar ergens tussen 12.00 en 16.00 uur contact gehad met (de staf van) Van Loon, wellicht in de functie van plv RC. Dit is wel opvallend, omdat er nogal wat berichten zijn dat Jacometti amper als plv RC heeft gefunctioneerd gedurende de tijd dat Hennink met Landzaat in de hoofdweerstand vertoefde. Daarnaast is het opvallend dat Jacometti kennelijk kennis had over de gebeurtenissen in het Hoornwerk. Dat zou meer op de weg liggen van majoor Landzaat. Daarnaast is het opvallend dat die kennis dan dus al vroeg moet zijn gedeeld tussen Jacometti en Van Loon want uit de tekst blijkt dat toen dat werd gewisseld er dus nog gevochten werd om het Hoorwerk. Die gevechten waren echter rond 14.00 uur voorbij. Een zekere mate van contact was er dus toch (ordonnans Toelen?).

Een curieuze passage:
“Voor de stoplijn was de voorwaartsche actie gestopt, aangezien Commandant 8 R.I. meldde slechts met zwakke afdeelingen te maken te hebben werden de volgende maatregelen genomen:
a) III-11 R.I. (sterk anderhalve Tirailleurcompagnie en 1 Mitrailleurcompagnie) versterkt stoplijn in het vak I-8 R.I.
b) Een compagnie van II-19 R.I. ter beschikking Commandant I-8 R.I. voor tegenstoot Heimersteinschelaan”
We zagen recent dat majoor Landzaat de troepen van zijn 3e compagnie in de zuidelijke stoplijn allemaal naar voren stuurde in een tegenstoot. Daarbij zei Hajo Groenman (wellicht terecht) dat dit merkwaardig roekeloos leek van Landzaat omdat dan de linie leeg bleef. Ik vroeg mij toen af of Landzaat niet in de veronderstelling was dat 11RI al was gearriveerd. Het punt onder a) kan dit derhalve bewijzen zij het niet dat er niet bij wordt vermeld (bijna logischerwijs) of Landzaat nou wel of niet was geïnformeerd (en hoe laat – maar het lijkt vroeg op de middag). Verder valt op in deze tekst dat “de voorwaartsche actie” was gestopt. Welke? Toch niet de tegenstoten van Jacometti en Brittijn?

Ten aanzien van de missie van de kapitein Gelderman heeft Van Loon een zeer aparte verklaring van diens (Geldermans) missie. Het inspireren en moed inspreken van de mannen die de tegenaanval moeten gaan uitvoeren! Het zou boeiend zijn te weten wat Van Loon hiermee bedoelt te zeggen. Voorts zegt Van Loon dat hij Gelderman beval op zekere wijze (a cheval) op te trekken. Dat roept vragen op. Gelderman stond toch onder directe order van de LK commandant?

Wat Van Loon zegt over de tegenstoot vind ik ook raadselachtig. We praten hier over een actie die niet al te veel tijd heeft gekost, vermoedelijk maximaal een uur. Van Loon zijn verslag suggereert de argeloze lezer dat het een omvangrijke manoeuvre was waarbij men (om wat voor reden dan ook) “ergens” mocht aannemen dat de beweging succes had. Echter – zo’n 200 meter voor de stoplijn liep de aanval al vast. Alleen de meest linkse vleugel (vanuit de stoplijn) penetreerde nog een stuk in het bos maar de centrale stoot liep in de bosrand vast en de rechtervleugel op de roggeakker. Zowel de bewering dat de frontlijn werd benaderd als dat “ergens” succes werd verwacht is apart en niet goed verklaarbaar. Niet alleen was er veel onbekendheid met de uitgevoerde tegenstoot, maar wie zou dan wel het succes ervan op enig moment moeten hebben aangenomen en dit de DC hebben gemeld? Dat kan eigenlijk alleen overste Hennink maar zijn – en die wist eigenlijk (zo lijkt het altijd) van niets of weinig inzake deze beweging. Maar wellicht werd het toch zo aan Van Loon gerapporteerd. Wat Van Loon met “hetgeen tot gevolg had, dat ook de tweede lijn terugweek. Aanvankelijk hield de stoplijn stand, doch viel spoedig v.w.b. Noord van Levendaalscheweg. De tegenstoot verloor hierdoor haar beteekenis en vloeide terug” bedoelt is helemaal vaag. Los van het feit dat mij volkomen onduidelijk is “wie of wat” die tweede lijn dan vormde (of voorstelde) viel de stoplijn helemaal niet na de actie van Jacometti! Pas ’s nachts (tegen het eind van de avond van 12 mei) doorbrak de groep Wäckerle de stoplijn (tijdelijk), maar dat was bij de Grebbeweg – niet Noord van de Levendaalscheweg. Vermoedelijk bedoelt Van Loon hier de tussenverdediging die noord van de Grebbeberg liep. Maar de correlatie tussen de actie van Jacometti met enige andere dramatische gebeurtenis die dag kan ik absoluut niet plaatsen. Het lijkt erop dat hier de horloges niet gelijklopen.

Daarna gaat Van Loon echt de tijden volkomen misplaatsen. Allereerst meldt hij op 12 mei dat twee ordonnansen hem melden dat de regimentscommandant in zijn commandopost is omsingeld, en ook nog dat zij hem het regimentsvaandel (Van Loon) op 12 mei aanboden. Dit alles gebeurde echter (natuurlijk) pas op de 13de mei. Ik vind dit toch wel iets verder gaan dan simpelweg een vergissing maken. Logische volgtijdigheid ontbreekt hier immers!

Maandag 13 mei

Een zeer curieuze passage – die nog eens is geamendeerd door de C.IILK (en daarmee aangeeft dat “ergens irgendwo” serieus over de navolgende zaak is nagedacht) – is de volgende (inclusief amendering).

“Intusschen was mij des morgens - ik meen te 8.00 uur - telefonisch namens Commandant IIe Legerkorps medegedeeld, dat te ongeveer 11.00 uur Engelsche bommenwerpers een aanval zouden doen op het terrein West van de Grift. [Harberts: Onjuist, niet West van de Grift, maar op de Grift (lijn Grebbe - Kruiponder, zie dagboek Commandant IIe Legerkorps, 8.40 en 8.50 uur)].”

Curieus zei ik. Los van het feit dat ik me oprecht afvraag waar toch dit soort meldingen (net als die van de Fransen die met hun mannen en kanonnen zouden opmarcheren) vandaan kwamen. Ze lijken namelijk toch wel via de officiële kanalen te komen. Immers, hier geeft een legerkorpscommandant dit bericht ook aan in zijn commentaar. Daarnaast is het citaat curieus omdat onze artillerie (en mortieren) niet of nauwelijks mochten vuren op terreinen of zones waar nog eigen troepen werden vermoed. Dit terwijl met een marge van 200 meter van de eigen linie een redelijk veilig “close support” vuur door artillerie kon worden gegeven. Het bombarderen met vliegtuigen was echter (zeker in die tijd) bijzonder risicovol. Afzwaaiers of verkeerde doelmarkeringen van honderden meters waren beslist geen uitzondering. Hier lijkt Van Loon terecht bezorgd (in een vervolgtekst) en Harberts opvallend vlak.

Het volgende opvallende citaat (en vooral het amendement van Harberts) is dit:

(Van Loon)” Ik verzocht daarom de toezegging, dat wij dien avond zouden worden afgelost. De Generaal kon mij deze niet geven, waarop mijn laatste woorden waren:
"Dan houd ik het niet". (Harberts) Commandant IVe Divisie had langzamerhand troepen ter sterkte van de infanterie van een divisie erbij gekregen!”

Hier is Harberts wel erg streng. De troepen die Van Loon erbij kreeg werden vooral ingezet voor de tegenaanval. Verder (op de Grebbeberg zelf) had Van Loon er ongeveer net zoveel bij gekregen als er door terugtrekken, gewond raken of sneuvelen verloren was gegaan. Daarnaast waren de troepen inmiddels wel drie dagen onafgebroken in de weer, hadden deze amper geslapen en gegeten. Van Loon slaakt hier toch een terechte noodkreet als commandant van zijn divisie. Harberts lijkt hier wel erg machinaal; anderzijds, wat kon hij eraan doen!

Aan het mysterieuze verhaal rond de Koerheuvel moeten we niet veel tekst verspillen. Het is wel een indicator van hoe veel verwarring er heerste, en hoe weinig er in die eerste weken na de oorlog nog maar bekend was over het feitelijke verloop van de strijd.

Wat ik een tragische zin vind is de volgende:
“Van den Divisie-artilleriecommandant (D.A.C.) kreeg ik bericht, dat de Divisie-artillerie de vuurmonden op bevel der ondercommandanten onbruikbaar maakte.”
Niet alleen impliceert dit de ordeloosheid van ons leger (en schijnbaar gebrek aan initiatief bij de DAC en/of LKAC) op dat moment (wat grotendeels begrijpelijk is), maar anderzijds toch ook het gebrek aan begrip “voor de algemene zaak”. Immers, met al die schaarste aan mensen en middelen, en met de gedachten van terugtrekken op de vesting Holland (de Waterlinie) is het toch een merkwaardige gedachte dat zoveel onderdelen hun zo schaarse geschut eenvoudigweg vernielden? Harberts heeft daar naar mijn mening na de oorlog ook terecht zijn zegje over gedaan en ik kan hem daarin dus heel goed volgen.

Het hele verhaal van de terugtocht van de C.4e Div is natuurlijk uiterst curieus. Veel is in de enquête verhoren gezegd over de al dan niet uitgegeven (en eerder voorbereide) terugtochtbevelen voor het veldleger. Door de opperbevelwisseling (en de gewijzigde doctrine t.a.v. de strategie) werden de eerder voorbereide terugtochtbevelen in feite teruggenomen. Ik denk (en ja – dat is wijsheid van na de oorlog) dat dit toch onfortuinlijk heeft gewerkt, en dat de chaos die de geforceerde terugtocht met zich meebracht daardoor hier veel groter is geweest dan als de terugtochtplannen wel waren voorbereid. De perikelen die hier door Van Loon (en Harberts in repliek) worden geschetst hadden (vermoedelijk) bij een vooropgezet terugtochtbevel niet of in veel mindere mate gespeeld. Nu lijkt het er op alsof Van Loon sterk geïmproviseerd heeft en daarbij vrijwel volledig op eigen inzicht handelde. Het heeft er de schijn van dat dit niet erg verantwoord verliep. Dat dit alles geen gevolgen heeft gehad voor de voorspoedige terugtrekking van het IILK op de Vesting Holland lijkt dan ook meer geluk dan wijsheid. Het is beslist wijsheid achteraf – maar een vastliggend draaiboek (met improvisatieruimte) voor de terugtrekking was vermoedelijk veel beter geweest dan de vrijwel volledige improvisatie die nu plaatsvond.

Algemeen

Uit het verslag van kolonel Van Loon, dat vlak na de meidagen werd opgetekend, blijkt weer dat de chaos en wanorde troef was. Het is denk ik wel duidelijk dat de divisiecommandant niet of nauwelijks enige invloed heeft uitgeoefend op de gebeurtenissen op en rond Rhenen. Ik krijg sterk de indruk dat Van Loon zich ook niet erg sterk heeft gemaakt om zich meester van de situatie te maken. Het komt mij over alsof deze kolonel wel graag wilde, maar niet erg goed kon. Harberts is ook erg kritisch op deze divisiecommandant. De moeilijkheid zit hem misschien ook wel in het feit dat de divisiecommandant zoals deze was gepositioneerd ook erg weinig kon doen. Ver achter het front (west van de Koerheuvel), een regimentscommandant op de Grebbeberg, gebrek aan verbindingen, veel wijzigingen in de samenstelling van de eenheden en een groot stuk (door omstandigheden ingegeven) autonomie bij de fronteenheden. Dus lijken dan de taken als de perifere zaken bij hem te liggen. Foerage, kwartieren voor paarden / transport, aflossingen, versterkingen, wapens, munitie, afstemming tussen legerkorps / divisie en regimenten, enzovoort. Het is kortom niet eenvoudig om het functioneren van de kolonel goed te evalueren.

In elk geval geeft zijn verslag niet alleen generaal Harberts veel aanleiding tot reageren. Zoveel is wel duidelijk.
» Dit bericht is geplaatst op 6 oktober 2004 03:19
Allert Goossens
De kwestie van de Franse en Engelse hulp - de officiële mededelingen hierover vanuit het commando Veldleger en het AHK - blijven typische kwesties die we telkens (en op ieder front) tegenkomen. In het "topic" over Reynders kwamen we het tegen, waarbij ik een vraagteken stelde bij het feit dat Winkelman zolang op de Fransen bleef hopen en zijn schijnbare lakse houding jegens acties tegen de bezetting van de Moerdijkbruggen. Tevens mijn verbazing over de verrassing die de aankomst van de Duitse pantsers teweeg bracht op het AHK, alsmede de fatale gevolgen hiervan. Bij Van Loon komen we het (de Engelse bombardement geruchten) tegen in de kwestie van de voorbereidende acties op de tegenaanval.

Vermoedelijk heeft niet iedere lezer van dit forum toegang tot de handelingen van de Enquête Verslagen en slechts een klein deel staat nog op de site (wordt aan gewerkt). Een aantal aardige passages uit de Enquête verslagen maken de kwestie nog duidelijker en dus beslist aardiger ... en deze passages verduidelijken wellicht in enige mate mijn eerdere kwalificaties van het handelen van deze en gene op het AHK. Uit onderstaande citaten van sommige door mij gekwalificeerde hoofdrolspelers laat ik iedere bezoeker van dit forum dan maar zijn eigen conclusies trekken (vooral wegende de daadwerkelijke gebeurtenissen; N.B.; deze wijken nogal eens af van de uitspraken tijdens de verhoren!). Ik vraag wel speciale aandacht voor de citaten uit de verhoren van de chef-staf HFM van Voorst tot Voorst, en de militair attaché in Parijs, overste Van Voorst Evekink. Voorts de zeer boeiende citaten uit de verhoren van generaal Winkelman. De zorgvuldige lezer (en daar behoor ik toe ondanks beweringen van anderen dat dit niet zo is) haalt hier heel veel uit.

(vraag 1199): Winkelman
"(...) Alleen in de laatste zitting van de Ministers van het Kabinet op de 13de mei, toen was de stemming, meer in het bijzonder bij de Ministers van de sociaal-democraten, om te eindigen. In die zitting is voorgelezen een brief uit Engeland, waarbij gezegd werd, dat aan onze herhaalde vragen om steun tenslotte niet meer kon worden voldaan, dat Engeland al zoveel had gedaan, had gedaan wat het kon, en dat het nu niet verder kon.(...)"

(vraag 1286): Winkelman
"Dan geeft hij (sic: Van Voorst Evekink - attaché te Parijs) verder het overzicht van wat er met de generaal Gamelin is besproken en daarin zegt hij onder andere: "In mijn gesprek kwam naar voren, dat de geallieerde legerleiding zich bij eventuele hulpverlening aan Nederland, uitsluitend liet leiden door de wens in aansluiting aan het in België te bereiken front Antwerpen-Leuven enz de zgn. Dijlestelling, ten tweede de beveiliging van de Scheldemond door afsluiting van de toegang tot Zeeland.

(vraag 1288): Winkelman
"Vermoedelijk heb ik dat gesprek ten dele met hem (sic: Van Voorst Evekink) gevoerd. Ik heb eerst met de generaal Gamelin zelf getelefoneerd, waarbij ik aan generaal Gamelin gevraagd heb om zijn steun, om de Moerdijk te helpen herwinen en dat dat van het hoogste belang was. Ik herinner mij dat aan de andere kant van de telefoon zich ook Van Voorst Evekink bevond.”

(vraag 1289): Winkelman
“(…) … en of hij uit het zuiden met zijn troepen daarheen wilde gaan. Generaal Gamelin heeft mij dit toegezegd, maar het is nooit gebeurd. (…)”

(vraag 23722): Van Voorst Evekink
Voorzitter: Wat in de brief van generaal Winkelman (sic: de verzegelde brief op de ambassade die bij een aanval op Nederland door Duitsland aan de Franse legerleiding moest worden aangeboden) of in de op last van generaal Winkelman opgestelde brief heeft gestaan, weet u?
“Ja, van dat stuk heb ik op 29 maart 1940 en op 5 april 1940 inzage gehad”

(vraag 23723): Van Voorst Evekink
Voorzitter: wilt u nog eens vertellen wat er in stond?
“Het hoofdpunt was: de zending van vier divisien over zee (sic: naar Vesting Holland)”

(vraag 23725): Van Voorst Evekink
Voorzitter: Bepaaldelijk over zee?
“Ja. Natuurlijk was dat absurd. De Fransen hadden wel andere zorgen aan hun hoofd; (…)
(vraag 23831): Van Voorst Evekink
Voorzitter: Generaal Wilson gaat dan verder [citaat]:
“(…) Ik werd dus opgebeld [AG: 8.47 uur 10 mei] en de toenmalige overste Van Voorst Evekink heeft mij toen in dat telefoongesprek ongeveer het volgende meegedeeld: “(…) Hij [Gamelin] deed mij toen een aantal mededelingen, waarvan de eerste was: Dat van steun voor verdediging van het hart des lands geen sprake kon zijn (…)”

(vraag 1500): H.F.M. van Voorst tot Voorst (chef-staf)
“Omtrent hetgeen van Franse zijde te verwachten was werd de opperbevelhebber niet geheel in het onzekere gelaten. (…). De beslissing van de generaal Gamelin werd daarop aan de overste [Wilson] gedicteerd. Zij kwam hierop neer, dat op Franse hulp voor de verdediging van het hart des lands niet kon worden gerekend, dat er een gemotoriseerde Franse divisie in de avond van 10 mei in Zeeuws-Vlaanderen kon worden verwacht en dat de Frans-Engelse legers oprukten naar de lijn Namen-Antwerpen, de zgn. Dijle-stellingen, waaruit zij sprongsgewijs van stelling tot stelling vooruit zouden gaan”.

(vraag 15668): H.F.M. van Voorst tot Voorst
“(…) ik heb daarin geschreven, 24 november 1939: … is de Duitse legerleiding voornemens om de vrije hand te hebben ten zuiden van de Maas in Noord-Brabant en ik twijfel daaraan niet, gezien de ervaring welke zij in 1914 bij Antwerpen hebben opgedaan. Dan zal zij, hetzij onmiddellijk voor, hetzij tijdens de opmars naar het zuidwesten de in Noorbrabant geplaatste delen van het veldleger geheel buiten gevecht willen stellen. Overeenkomstig de Duitse aanvalswijze zal dit (…) gepaard gaan met een omtrekkende aanval, b.v. in de richtingen (…) Tilburg, Heusden en Keizersveer; (…) Turnhout, Breda, Moerdijk. (…) Naar mijn mening zal Duitsland – indien zij hun slag tegen Nederland willen slaan, indien er inderdaad geen aansluiting is met het Belgische leger, indien zij inderdaad beschikken over een zo groot aantal tanks van voldoende capaciteit (…) – een aanval doen door omtrekking van het 3e Legerkorps door Belgie, gepaard aan een bindende aanval in het front; (…) Dus de Moerdijk was wel degelijk van het begin af aan onder ogen gezien (…)”

(vraag 15719): HFM van Voorst tot Voorst
“(…) verder stel ik de vraag wie in de gedachtengang van generaal Reynders onder die omstandigheden de Moerdijk had moeten heroveren. Er waren daarvoor immers geen troepen beschikbaar. Nu is de hele lichte divisie daar tegenaan gegooid.”

(vraag 15732): HFM van Voorst tot Voorst
Voorzitter: Wat betreft het zuidfront van de vesting holland is ons nog opgevallen dat de bevelsverhoudingen daar misschien niet zo gelukkig waren. Het (…) zuidfront (is) gereorganiseerd na de wisseling van het opperbevel. Beide groepen, de Groep Kil en de groep Spui zouden rechtstreeks vanuit Den Haag worden gecommandeerd door de commandant van de Vesting Holland. Heeft zich dat bij de oorlogsvoering misschien ook gewroken?

“Dat weet ik niet. (…)”

(vraag 15772): Winkelman [En oordeelt u zelf over dit antwoord! Zeker wegende het antwoord op vraag 15668 van de chef-staf van generaal Winkelman. Hoe consistent of inconsistent zijn de heren? En wegende het verbod dat van Winkelman uitging op vernietiging van de Moerdijkbrug door artillerievuur op 10 en 11 mei?]
“Dat is volkomen juist [het feit dat Winkelman niets had vernomen van het rapport van Sas omtrent de 9.Pz.Div]. Ik heb daar nooit van gehoord. (…) Daar sta ik versteld van; ook van het feit dat mij dat noch door mijn voorganger noch door het hoofd van de Inlichtingendienst generaal Fabius ooit is medegedeeld, want wanneer ik gehoord had dat men vermoedde dat het het plan van de Duitsers was om via Brabant over de Moerdijk naar het hart van het land door te stoten begrijpt u wel dat ik maatregelen zou hebben genomen dat de Moerdijkbrug niet meer zou bestaan op het moment, dat de Duitsers de grens over kwamen. Dat spreekt toch vanzelf.” [in 15782 herhaalt Winkelman dit standpunt nog eens]

(vraag 15857): Winkelman
Voorzitter: (…)Had men achteraf geredeneerd, in die eerste dagen niet nog meer kunnen doen om de zaak weer in handen te krijgen?

“Ik geloof het niet”.

(vraag 15858 + 15859): Winkelman
“Op 10 mei heb ik generaal Gamelin verzocht, omdat de Moerdijk het voornaamste punt was, daarop aan te vallen. Hij heeft dat toegezegd maar het is niet gebeurd.”

Voorzitter: Hij heeft dat toegezegd?

“Ja, hij heeft telefonisch toegezegd dat het zou gebeuren”

(vraag 15861): Winkelman [En attentie voor de tegenstrijdigheid met het antwoord op vraag 15857]
Voorzitter: De eerste opdracht voor de lichte divisie was toch Waalhaven terugnemen, niet waar? Zouden ze daarna naar de Moerdijk moeten gaan?

“Ja, maar het passeren van de Noord is niet gelukt. Toen is een nieuwe opdracht verstrekt, nl. naar het eiland van Dordt te gaan en over ’s Gravendeel naar Waalhaven gaan; dat is echter ook niet gelukt.

(vraag 15862): Winkelman [Expliciet verklarend dus dat pas de secundaire opdracht voor de LD de herovering van Moerdijk was! Hiermee dus tevens aantonende dat zijn antwoord op de terechte vraag 15857 van de voorzitter onjuist is.]

Voorzitter: Was het de bedoeling de lichte divisie daarna te belasten met de herovering van de Moerdijkbrug, als de Fransen het niet deden?

“Als Waalhaven hernomen was, zou er door de commandant Vesting Holland een nieuw bevel gegeven moeten worden, maar het is moeilijk te zeggen wat er verder geschied zou zijn. Ik moet mij bepalen tot het feit dat de lichte divisie er niet in geslaagd is over de Noord te komen, en later evenmin over de Kil.”

(vraag 15870): Winkelman [Wederom: in tegenspraak met zijn antwoorden 15772 en 15857]

Voorzitter: Had men niet op krachtdadiger wijze die eerste morgen de lichte divisie op de Moerdijk kunnen afsturen? Vond u het strategisch absoluut noodzakelijk dat te doen aan de noordkant?

“Op dat ogenblik was Waalhaven waar voortdurend vijandelijke luchtlandingsinfanterie op de grond werd gezet een buitengewoon voornaam punt. Als dat doorging en de Duitsers kregen voldoende troepen zou zelfs voor de Duitsers het onmiddellijk bezit van de Moerdijkbrug niet meer zo urgent zijn”

(vraag 15872): Winkelman [Let u vooral op de laatste zin van het antwoord waarmee Winkelman niet alleen aangeeft dat hij op een vage toezegging van Gamelin blind staarde, maar tevens dat hij helemaal niet het maximale deed vanaf 10 mei om Moerdijk te ontzetten; hiermee is hij niet alleen in tegenspraak met dat punt maar vooral ook met hetgeen hij n.a.v. vraag 15772 zegt. Immers daar stelt hij dat als hij geweten had dat de Duitsers Moerdijk wilden gebruiken voor het binnentrekken van VH hij de bruggen onmiddellijk bij inval had laten ontploffen. Die rigoureuze mening staat wel heel haaks op de conserverende gedachte die Winkelman op 10 en 11 mei nog had toen hij onze artillerie verbood om op Moerdijk te schieten. Dezelfde artillerie overigens die landingen op Waalhaven volkomen onmogelijk had kunnen maken had zij daadwerkelijk intensief op dit veld geschoten]

“Op het ogenblik is praten achteraf. Op dat ogenblik was ons toegezegd de hulp van de Fransen die op de Moerdijkbrug zouden aanvallen in samenwerking met het 6de Grensbataljon. Wat mij betreft, ik was hoopvol gestemd dat wij de Moerdijkbrug zouden terugkrijgen. Dat is niet gelukt. Nu kan men zeggen: had u dit nog niet kunnen doen? Dat is achterafpraten. Op dat moment achtte ik het niet nodig andere troepen aan hun eigen taak te ontrekken en reserves waren niet meer beschikbaar.”

(vraag 18919 + 18927): Winkelman [Hierbij wordt Winkelman gevraagd of hij wist van de tweede melding van Sas dat een Duitse pantserdivisie klaarstond om via de Langstraat naar Moerdijk op te rukken, welke mededeling in april zou zijn gedaan. Opvallend is dat Winkelman hierop nu zegt – in tegenstelling tot wat hij antwoordde op deze vraag gesteld onder 15772 – dat hij nu niet veel anders zou hebben gedaan!]

Voorzitter: kunt u zeggen bij wie het is blijven liggen?

“Ik wil liever geen namen noemen omdat ik natuurlijk niet kan nagaan wie het waren; maar het moet op iemands tafel zijn blijven liggen” [Iemand van de staf; die daar vervolgens met de ontwikkelingen gedurende de meidagen blijkbaar niets mee deed!]

Voorzitter: Het is zeer te betreuren, dat het zo gelopen is, want u zou daarin misschien aanleiding hebben gevonden om andere maatregelen te nemen?

“Dat is nu achteraf moeilijk te zeggen [!]. Men moet het beschouwen in het licht van de toenmalige omstandigheden. Mogelijk zouden nog wel enkele maatregelen zijn getroffen maar ik denk niet dat het in grote lijnen verschil zou hebben gemaakt zoals ik het nu zie. (…)”
[Kortom: los van het feit dat dit contradictoir is met eerdere verklaringen van Winkelman – met de wetenschap voor de inval van de 9.Pz.Div. op route naar Moerdijk – zou hij blijkbaar niet hebben overwogen de ladingen en ontstekingen onder de brug gereed te hebben, de alarmering van de eenheden hebben gewijzigd, de bezetting verzwaard, enz. Het is verleidelijk om dit te bestempelen als buitengewoon passief!]


De heer Brongers zei eerder deze week over mijn persoonlijke evaluatie (en analyse) van Reynders‘ verhoor onder andere het volgende:

“De wijze waarop Goossens opperofficieren als Reijnders, Van Voorst tot Voorst en soms Winkelman meent te moeten aanvallen getuigt van een merkwaardige arrogantie, gebrek aan deskundigheid, lekenwijsheid en weinig inlevingsvermogen. (…)Vaak leest hij niet goed. Het door hem zo genoemde goedkoop oordelen “after the event’ is over de gehele linie en in de meest sterke mate op hem zelf van toepassing. Helaas mist hij het vermogen dit zelf te onderkennen. De heer Oorschot probeerde dat hem al eerder vergeefs duidelijk te maken. Op meer intelligente tegenspraak wenst hij onveranderlijk en breedsprakig het laatste woord”.

Ik laat nu een ieder zelf lezen en een oordeel vellen. Nu wil ik inderdaad vaak het laatste woord, als dat nodig is, maar een goede verstaander heeft aan bovenstaande citaten uit de verhoren ook genoeg. Of heeft daarmee dezelfde basis als die ik had om tot bepaalde conclusies te komen. Ik vind dat Winkelman (en zijn staf) beslist niet geëxcelleerd hebben in leidinggeven en tactisch beslissen rond de situatie aan het zuidfront van de Vesting Holland. De lezer moet zelf maar bepalen wat hij uit de antwoorden opmaakt die Winkelman geeft. Ten aanzien van de Franse hulp is Winkelman de enige die stelt dat Gamelin op enig moment “beloofd heeft” de Moerdijk voor hem aan te vallen. Andere intimi van de Frans-Nederlandse contacten kregen alleen maar andere berichten die juist wezen op vooral Belgische oriëntatie van de Fransen. Wellicht heeft Gamelin zich er eenvoudig met een “oui” afgemaakt op de vraag van Winkelman, wellicht was de taalbarrière van belang. Ik vind dat Winkelman zich daar op flinterdun ijs begaf. Enig opportunisme lijkt hier aan de orde. En dat verzin ik niet zelf, dat concludeert iedere objectieve lezer uit de antwoorden van Winkelman zelf. Althans, dat denk ik.

Een tweede is de ambivalentie die spreekt uit zijn antwoorden over de Moerdijkbrug. Ik som ze kort op (ook van anderen in zijn omgeving):
- Bij voorwetenschap van de Duitse pantseraanval door Brabant zou Winkelman de bruggen direct hebben opgeblazen; maar tegelijkertijd stelt hij dat als hij kennis had gehad van de Duitse beweging dat hij niet veel anders had gedaan dan hij tenslotte in werkelijkheid heeft gedaan! Dat is contradictoir.
- De chef-staf zegt dat hij al in 1939 publiceerde over de Duitse strategie om met een pantserleger door Brabant o.a. Moerdijk te bedreigen. Zijn broer (CV) gaf al eens aan dat er zelfs strategiespellen waren gebaseerd op een dergelijke aanval. Desondanks (en het vorige punt wegende) mocht onze artillerie tot 12 mei niet op de Moerdijk vuren, omdat men zich blijkbaar niet realiseerde dat er een pantserleger aankwam!
- Waarom wilde Winkelman Moerdijk überhaupt heroveren – en niet gewoon vernietigen? Ook in de verhoren wordt totaal niet duidelijk waarop hij hoopte. De Fransen hadden allang aangegeven zijn verzoeken voor 4 divisies niet in te willigen, zich te concentreren op Antwerpen en het hart van Nederland niet te willen steunen – en toch moesten de Moerdijkbruggen tot 12 mei perse gespaard blijven. Waarvoor? Het wordt ook uit de verhoren niet duidelijk
- Winkelman is zeer ambivalent als hem wordt gevraagd of hij in retrospect er alles aan heeft gedaan om de Moerdijk te hernemen / op te blazen. Hij antwoord de directe vraag met “nee, ik had geloof ik niet meer kunnen doen” maar indirect geeft hij aan dat dit wel had gekund. Hij gaf immers de lichte divisie in eerste instantie opdracht zich op Waalhaven te concentreren. Waalhaven had immers – zij het natuurlijk met moeite – door artillerie volkomen onbruikbaar geschoten kunnen worden. Van die optie werd amper gebruik gemaakt. De lichte divisie kreeg pas laat en in derde instantie opdracht Moerdijk aan te pakken. Toen was het te laat. Daarbij had Winkelman kunnen opteren voor een combinatie van 6GB met in Zeeland gelegerde troepen voor een aanval op het zuidelijke bruggenhoofd. Tenslotte weigerde hij, zoals gezegd, toestemming aan de artillerie de bruggen te vernielen met artillerievuur (had dit al gekund).

Wat voorts opvalt is dat t.a.v. de geruchten die zijn ontstaan in ons land over Franse hulp boven de rivieren geen enkele vraag is gesteld tijdens de Enquête verhoren. Waar de geruchten vandaan komen, komt in feite niet aan de orde. Winkelman vroeg een achttal divisies (vier van de Engelsen en vier van de Fransen) voor hulp binnen vesting holland. Een bataljon Guards in Hoek van Holland en enkele demolition parties waren het maximum dat kwam. Al op 10 mei werd bekend dat de Fransen niet gingen voldoen, en op 13 mei in de ochtend maakte Londen bekend dat met een paar bombardementen en een bataljon in Hoek van Holland hun maximale bijdrage aan de landoorlog was bereikt. Wie de geruchten vervolgens de wereld in bracht dat de Fransen in de vesting holland waren aangekomen en de Britten bij de Grebbeberg gingen bombarderen is een raadsel. Dat het van “hogere commandanten” afkwam lijkt eigenlijk wel zeker. Dat blijkt wel uit de verslagen van majoor Landzaat, of kolonel Van Loon. Maar het raadsel wordt niet opgelost.
» Deze reactie is geplaatst op 11 oktober 2004 11:03
» Dit onderwerp is gesloten
2554