Veelgestelde vragen (FAQ)

Om te voorkomen dat de discussiegroep en wijzelf overspoeld worden met telkens dezelfde vragen hebben we een FAQ (veelgestelde vragen) opgesteld. Voordat u een vraag stelt via het forum of e-mail verzoeken wij u eerst onderstaande vragen door te nemen, wellicht dat uw vraag dan al beantwoord wordt.

Categorie Algemeen Mei 1940

1. Hoeveel Duitsers sneuvelden er bij de aanval op het kazemattencomplex bij Kornwerderzand?
Er gaan nog steeds hardnekkig geruchten dat de Duitsers honderden gesneuvelden hadden nadat de aanval van 13 mei 1940 op de stelling bij Kornwerderzand was afgeslagen door de Nederlanders. Het is inmiddels een sage geworden van gedenkwaardige omvang. Wat gebeurde er in werkelijkheid?

Het complex bij Kornwerderzand, dat bestond uit zeer zwaar uitgevoerde kazematten met zware machinegeweren en lichte kanonnen van 5 no.2 [4.7 cm], was gebouwd op circa 4 km van de Friese kust, bij het sluizencomplex. Een paar honderd meter voor de stelling maakte de dijk een hoek; gezien van af het complex in noordoostelijke richting. De dijk zelf was kaal en smal. Het was een breed talud, met een onbegroeide berm.

Op 13 mei lieten de Duitsers eerst een zware beschieting plaatsvinden, waarbij houwitsers en vlakbaangeschut [88 mm] de kazematten hevig onder vuur namen. De houwitsers hadden geen enkele uitwerking, maar de vlakbaanprojectielen waren wel een potentieel gevaar. Deze waren in theorie in staat de pantserluiken voor de schietgaten te doorboren. Het feit dat de Duitse stukken echter ruim 4 km van het doel verwijderd waren, maakt de relatief kleine schietgaten tot zeer lastige doelen. Slechts eenmaal werd een schietgat daadwerkelijk getroffen, overigens zonder slachtoffers te maken en zonder een wapenpunt uit te schakelen.

Na de beschieting werd een stoottroep naar voren de dijk op gestuurd. Het is onbekend welke grootte dit verband had. Aangenomen mag worden dat dit een of twee compagnieën sterk was, mogelijk nog iets sterker. Zeker is dat het verband geëcheloneerd optrok. De dijk liet geen brede ontplooiing toe. Het is ook zeer aannemelijk dat de Duitsers vooral aan de zuidzijde van de dijk optrokken, omdat alleen die zijde vanuit het complex niet zichtbaar was vanwege de knik in de dijk. Het meest voor de hand liggende scenario is dat een kleinere stoottroep werd geformeerd die de eerste vuurverkenning van de kazematten moest plegen, en dat het gros van de Duitse aanvalsgroep zich gedekt achter de knik van de dijk opstelde.

Uiteindelijk verschenen circa honderd aanvallers in beeld bij de verdedigers van de kazematten [220 man in het gehele complex]. Reeds op 800 meter liet de kapitein Boers het vuur openen met slechts enkele vuurpunten, vermoedelijk met de gedachte dat afschrikking hem beter lag dan afslachting. Bewust liet hij slechts enkele vuurpunten participeren om de Duitsers niet wijzer te maken over de weerkracht van het complex. Het vuur lag [bewust of onbewust] kort voor het doel, en richtte weinig schade aan bij de Duitsers. De aanvallers drukten zich tegen de grond en trokken even later terug toen de duisternis inviel. Zij lieten slechts drie doden achter en namen een onbekend aantal gewonden met zich mee terug.

De fabels omtrent de slachting die zou zijn aangericht onder de Duitse aanvallers ontstonden nog in mei 1940. Burgers hadden vrachtwagens met lijken zien worden afgevoerd, en ontwaarden vele vrachtwagens en auto's die nadropen van het bloed. Er zal best een kern van waarheid in deze beelden hebben gezeten, maar het bloed van enkele zwaar gewonden is voldoende een vrachtwagen er uit te laten zien als een rood besmeurd voertuig. Zeker is dat de registratie van de slachtoffers van de 1ste Kavallerie Division van de Duitsers - die de actie uitvoerden - vrij betrouwbaar is. Deze divisie verloor slechts ruim dertig man tijdens de strijd van 10-14 mei 1940 in de noordelijke provincies. Het gros daarvan sneuvelde op [of als gevolg van] de eerste dag toen de voorverdediging in Groningen en Drente genomen moest worden.

De vraag is voorts of de actie op de Afsluitdijk de titulatuur "aanval" mag dragen. Hoewel dit een wat academische kwestie is, geeft het boek Mei 1940 [tweede druk] opnieuw aanleiding hier wel op in te gaan. Dit boek stelt vast dat het geen aanval was. Dat is vrijwel zeker (opnieuw) een onzuivere analyse van de auteurs. Het was beslist een aanval die de Duitsers gepland hadden. Generaal Feldt zelf leidde de actie, en daarbij was een uitvoerige voorbereiding door artillerie vormgegeven. Bovendien was het complex het primaire aanvalsdoel van de divisie, en tenslotte was al eerder een echte verkenning uitgevoerd.

De Duitsers stuurden waarschijnlijk een verband van twee of drie compagnieën de dijk op. Hierbij waren allerhande specialisten ingedeeld, zoals artilleriewaarnemers, pioniers en sappeurs. Dergelijke specialisten gaan in de regel niet mee op verkenning, zeker niet als wordt vastgesteld dat diverse stafofficieren onderdeel waren van de waarnemingsploeg. De eenheid werd vermoedelijk geparkeerd aan de zuidzijde van de dijk. Een kleinere stoottroep van enkele pelotons - wellicht een compagnie - werd gevormd, en deze diende hetzij een vuurverkenning te verrichten, hetzij een eerste aanvalspoging te doen. De overige compagnieën lagen in dekking achter de knik, in afwachting van de resultaten. Vrijwel zeker waren zij paraat een lokaal succes direcht uit te buiten. In elk geval werd de voorste optrekkende groep - en de waarnemers - vermoedelijk direct duidelijk dat een grootser opgezette aanval kansloos was op de kale dijk tegen een intact zijnde fortificatie. De aanval die op stapel stond werd daarom afgelast, en zwaardere middelen werden aangewend [duikbommenwerpers] ter voorbereiding op een nieuwe poging op 14 mei. Die nieuwe poging werd tenslotte tijdens de voorbereiding [artillerievuur werd al wel afgegeven] afgebroken ten faveure van een nieuwe poging met kleine schepen het Ysselmeer over te steken.

De wat semantische kwestie of er nu sprake is geweest van een aanval of slechts een verkenning [zoals Mei 1940 tweede druk stelt] is hiermee beantwoord. Er was sprake van een aanval, maar deze kwam nooit tot zijn volle wasdom.

2. Hebben de Duitsers massaal het oorlogsrecht geschonden gedurende de strijd van 10-18 mei op Nederlands grondgebied?
Het duidelijke antwoord hierop is "neen".

Het Duitse leger heeft zich over het algemeen gehouden aan het oorlogsrecht en hetgeen bepaald tijdens de Conventie(s) van Geneve, en hier en daar werd zelfs een grote mate van hoffelijkheid getoond.

Er zijn echter een aantal opvallende uitzonderingen genoteerd.

Bij de Slag om de Grebbeberg hebben de troepen van SS Der Führer het oorlogsrecht structureel geschonden, waarbij de ergste mate van schending [moord] bepaald geen uitzondering was. De eerste tekenen van hun medogenloze optreden zagen de verdedigers van het Fort Westervoort en de brug over de Yssel reeds, maar de strijd aldaar was spoedig beslist. De hardnekkige verdediging bij de Grebbelinie verleidde de SS'ers echter tot vrijwel stelselmatig overtreden van alle wetten van krijgsfatsoen, waarbij massaal gebruik werd gemaakt van oneigenlijke strijdmethoden zoals dekking zoeken achter krijgsgevangenen, krijgsgevangenen opdrijven naar de eigen linies, krijgsgevangenen inschakelen voor krijgsarbeid tegen hun eigen zijde, buitenproportioneel geweld gebruiken tegen krijgsgevangenen en bij meerdere gelegenheid moord op krijgsgevangenen of zich overgevende ontwapende militairen.

De overvallen op de strategische bruggen over de Maas en het Maas-Waalkanaal, uitgevoerd met speciale eenheden die zich niet hadden gekleed en zich niet gedroegen zoals het oorlogsrecht voorschrijft [namelijk zich uitdossen in het herkenbare nationale uniform van de krijgsmacht] waren de meest opzichtige en volkomen opzettelijke overtredingen door de Duitsers van het oorlogsrecht. Veelal werden vermommingen gebruikt als Nederlandse burger of militair, en in sommige gevallen werd een combinatie gebruikt van schijnbaar gevangen genomen Duitse militairen met een schijnbaar Nederlands escorte. Deze krijgslisten waren volkomen onoirbaar, maar werden volledig vooropgezet begaan.

Op diverse locaties in Nederland werden lokale Duitse overtredingen van het oorlogsrecht geconstateerd. Met name een aantal opzichtige overtredingen door Fallschirmjäger bij Dordrecht, Moerdijk, Ypenburg, Valkenburg en Ockenburg. Desondanks waren dit uitzonderingen, was er geen sprake van structurele overtredingen en zijn sommige gevallen omstreden [bij enkele gevallen, zoals in het dorp Moerdijk, lijken Nederlandse verslagen in het nadeel van de overvaller herschreven].

Het bombardement van Rotterdam was geen opzichtige overtreding van het oorlogsrecht - althans - niet in de zin zoals sommige historici willen doen geloven. Het bombardement op zich - op een verdedigde stad - was niet verboden volgens het geldende oorlogsrecht. Wel werden opzichtig drie overtredingen gemaakt. Allereerst het feit dat het bombardement non-discriminatoir was - ofwel - er werd geen rekening gehouden met de rechtmatigheid van het doel. Zo werden heel veel gebouwen die volgens het oorlogsrecht nadrukkelijk zouden moeten worden gespaard zonder meer gebombardeerd. Ten tweede werd een ultimatum aan de stad gegeven dat onverantwoord kort was qua tijdspanne en ten derde werd gebombardeerd terwijl capitulatie onderhandelingen gaande waren. Daarbij dient uitdrukkelijk opgemerkt te worden dat de commandant van de Duitse troepen op de grond, generaal Schmidt, zich niet bewust was van het feit dat geen tactisch maar een strategisch bombardement zou plaatsvinden, vermoedelijk onvoldoende bewust was van het feit dat het ultimatum veel te kort was en beslist geschokt was dat het bombardement plaatsvond terwijl de onderhandelingen nog gaande waren. Het feit dat een massaal oppervlakte bombardement plaatsvond (tijdens onderhandelingen) is vrijwel zeker volledig op het conto te schrijven van Hermann Göring. De locale commandanten [Schmidt, Student] hadden verzocht om een tactisch bombardement van de noordoever van de Nieuwe Maas, waar de Nederlandse defensie was geconcentreerd. Een oppervlakte bombardement had alles behalve hun voorkeur vanwege alleen al operationele bezwaren. De tanks zouden zich immers slecht een weg kunnen banen door een stad die geen begaanbare straat meer kende. Tenslotte dient een ieder die zich overtuigd acht van de terreur van het bombardement, zich terdege te realiseren dat de Nederlanders zelf evacuatie van de bevolking, zelfs in belegerde gebieden, ook onnodig hadden geacht. Dat terwijl men de stad tot het uiterste wilde verdedigen, en de stad al vier dagen voor het bombardement regelmatig was gebombardeerd. Elders in Nederland, bijvoorbeeld Zeeland, werd het risico voor de burgerbevolking gelukkig anders ingeschat. Hoewel vele Rotterdammers zelf al door de strijd in sommige delen een veiliger heenkomen hadden gezocht, kon het desondanks gebeuren dat Rotterdam-Noord ten tijde van het bombardement nauwelijks geëvacueerd was.

Overigens is het van belang bij dit onderwerp te realiseren dat ook Nederlandse troepen op bepaalde locaties het oorlogsrecht overtraden. Vaak onbewust overigens. Er is vooral op diverse locaties opzichtig misbruik gemaakt van de witte vlag - een teken van onderhandeling. Er zijn na de capitulatie - en na bewust wording daarvan - massaal wapens en overige militaire goederen vernietigd. Het oorlogsrecht verbood dat. Daarnaast is wellicht de grootste schending van het Nederlandse leger geweest dat een schip vol Duitse krijgsgevangenen bewust na bekend worden van de capitulatie vertrokken is naar Engeland.

Hoewel het een natuurlijk proces is het handelen van een tegenstander negatief te bejegenen en daardoor het vergrootglas altijd vooral op het handelen van de tegenstander wordt gelegd, mag men stellen dat het Duitse leger in Nederland zich over het algemeen correct heeft gedragen. Excessen op een slagveld, zeker als de strijd grimmig is, zijn van alle dag en van alle partijen. Een slagveld werkt a-priori normvervagend. Men dient zich te allen tijde te realiseren dat oorlog het summum van slechtheid in mensen boven brengt, ook bij mensen die vaak als uiterst correct en normbewust in het burgerleven stonden. Oordelen is menselijk, veroordelen vergt objectiviteit, en dat is in dergelijke gruwelijke processen als een oorlog een enorme opgave.

3. Hoeveel gesneuvelden kenden het Nederlandse en Duitse leger als gevolg van de strijd op Nederlands grondgebied in de periode 10 - 18 mei 1940? Hoeveel vliegtuigen verloren de Duitsers?
Aan Nederlandse zijde verloren 2.341 militairen [landmacht, luchtmacht en marine] hun leven naar aanleiding van de gevechten in de periode 10-18 mei 1940. Hierbij zijn meegerekend de militairen die als gevolg van opgelopen verwondingen in de meidagen later alsnog hieraan overleden, zij die zelfmoord pleegden ten gevolge van de gebeurtenissen, zij die werden gedood of geëxecuteerd als gevolg van (al dan niet vermeend) verraad en zij die kwamen te overlijden als gevolg van krijgshandelingen in België, Frankrijk en op de Noordzee als direct gevolg van hun Nederlandse militaire status tijdens de meidagen.

Onder de burgers van Nederland vielen naar schatting 2.200 doden als direct gevolg van de oorlogshandelingen, waarbij inbegrepen de doden die vielen als gevolg van het bombardement op Rotterdam.

Aan Duitse zijde zijn 2.132 geregistreerde militaire slachtoffers gevallen die stierven tijdens - of als gevolg van - de strijd op het Nederlandse grondgebied in de periode van 10-18 mei. Nadrukkelijk zij opgemerkt dat aan Duitse zijde de registratie niet volledig is. Nog regelmatig worden slachtoffers toegevoegd aan deze lijst.

Daarnaast verloren de Duitsers circa 1.350 man die krijgsgevangen werden gemaakt tijdens de strijd en die duurzaam werden onttrokken aan de Duitse strijdmacht doordat zij nog voor de bezetting door de Nederlandse militaire autoriteiten naar Engeland werden vervoerd. Van daaruit werd het gros naar Canada verscheept waar zij de rest van de oorlog als krijgsgevangenen geïnterneerd bleven. Het overgrote merendeel van deze 1.350 man was personeel van de Luftwaffe, luchtlandingstroepen en Fallschirmjäger die in Nederlandse handen vielen binnen Vesting Holland.

De Luftwaffe zette tegen Nederland relatief gezien het grootste deel van de Luftwaffe in tijdens de meidagen van 1940. Op de eerste dag zelfs meer dan de helft van het totale Luftwaffe potentieel. De luchtlandingcomponent in de Duitse strategie vergde circa 75% van het transportpotentieel van de Luftwaffe, wat in die dagen neerkwam op de inzet van 500-550 toestellen, vooral van het type Ju-52/3m. Ongeveer de helft van deze inzet ging duurzaam verloren. In totaal verloren de Duitsers circa 525 toestellen tijdens de meidagen, waarvan circa 350 toestellen volledig werden afgeschreven. De overige toestellen werden hetzij volledig gerepareerd, hetzij deels hergebruikt.

4. Vaak hoort of leest men dat veel Duitse eenheden die in Nederland werden ingezet van elitaire kwaliteit waren, ofwel "elite troepen waren". Maar is dat wel een juiste voorstelling van zaken?
Laat er geen misverstand over bestaan dat de Duitse eenheden die werden ingezet in Nederland in mei 1940 stuk voor stuk veel grondiger geoefend en beter uitgerust waren dan hun Nederlandse tegenstanders. Het begrip elite-soldaat is echter een etiket dat slechts weinigen hunner toehoorde.

Er zijn twee Duitse (groepen van) eenheden die vaak in de literatuur over de strijd in mei '40 als "elite troepen" worden afgeschilderd: de luchtlandings- en parachutisteneenheden en de Waffen SS regimenten.

De luchtlandingstroepen waren beslist geen elitetroepen. De 22.Luftlande Division was in oorsprong [1935] een gewone infanterie divisie, de 22. Infanterie Division uit Bremen ["Die Bremer Division"]. De divisie was in 1939 nog een gewone reguliere landmacht divisie, en een van de regimenten [16IR] nam deel aan de Poolse campagne; de overige onderdelen waren aan de westgrens van Duitsland gestationeerd en zagen geen actie. Pas in oktober 1939 werd de training gestart voor specifieke luchtlandingsinzet. Deze training bestond vooral uit de logistieke uitdaging van snelle uitstijging [uit het vliegtuig] en rappe ontplooiing alsmede het gevecht voeren met lichte wapens en vrijwel zonder ondersteuning. Bijzondere militaire vaardigheden werden deze troepen verder niet bijgebracht. Het waren met andere woorden reguliere militairen die een extra "kunstje" konden verrichten. Bovendien was de gehele divisie, met uitzondering van 16RI, onervaren. Dat de ervaring van 16RI telde, bleek wel door hun verbeten en succesvolle strijd op Waalhaven en bij de bruggen over de Nieuwe Maas in Rotterdam. De overige regimenten en ondersteuningstroepen van 22.LL presteerden bepaald niet overtuigend rondom Den Haag. Het predikaat "elite" mag deze divisie dan ook beslist niet worden omgehangen.

De selectie voor de Duitse para-eenheden was in vergelijking tot andere Duitse landmachteenheden beduidend strenger als het op fysieke aspecten aankwam. In die zin waren de para's dan ook beslist beter geoefend dan de reguliere landmacht soldaat. De Duitse parachutisten waren echter evenals de luchtlandingseenheden nauwelijks aanvullend militair geschoold. De gemiddelde parachutist had ook niet meer dan zeven sprongen gemaakt, hoewel men wel vooral van (zeer) lage hoogte afsprong. Veel aandacht werd besteed aan de snelle ontplooiing van de eenheden na landing. Aan de fysieke gesteldheid en het uithoudingsvermogen werd extra aandacht besteed, en voorts werden ook deze troepen geoefend in het voeren van geisoleerde gevechten met lichte wapens. De training van een kern van de para's was uitstekend te noemen in mei 1940, maar het onderdeel [7.Flieger Division] was nog volop in opbouw toen de eerste inzet al tijdens de Poolse campagne werd gevraagd - als reguliere landmacht eenheid wel te verstaan. Tijdens operatie Weserubung werden de reeds volledig getrainde eenheden ingezet in Denemarken en Noorwegen. Hierbij werd essentiële ervaring opgedaan. Van ieder van de twee ingezette regimenten in Holland miste men nog een volledig bataljon. De overige eenheden waren vrijwel volledig geoefend in de parachutesprong en het gevecht. Een compagnie die nog niet gecertificeerd was doordat slechts enkele sprongen waren gemaakt, werd ingevlogen op Waalhaven. Militair gezien waren de Duitse parachutisten in mei 1940 weliswaar uistekend getrainde militairen, maar de kwaliteiten die de Fallschirmjäger later in de oorlog zouden tonen [overigens vooral als reguliere landmacht eenheden] waren in mei 1940 nog nauwelijks aanwezig. Ook deze divisie mag het militair predikaat "elite" dan ook niet dragen [als het 't optreden in Nederland betreft].

De Waffen SS - in mei 1940 nog beter bekend onder de naam SS Verfügungstruppe - kreeg haar vuurdoop in Polen, waar enkele eenheden zich al onderscheidden aan het front [hoewel hardnekkig protesterende reguliere landmachtofficieren deze eenheden onterecht als waardeloos en roekeloos zouden betitelen, hetgeen helaas bij te veel auteurs en historici nog als zoete koek wordt geslikt]. In Nederland zouden drie SS regimenten intensief aan de strijd deelnemen: SS Standarte Der Führer, SS Leibstandarte Adolf Hitler en SS Standarte Deutschland. De eerste twee aan de Grebbelinie, de laatste in Zeeland. De Waffen SS militairen waren geselecteerd op fysieke en mentale kwaliteiten, en daarbij op onvoorwaardelijke politieke toewijding aan het absolute nazisme. De militaire training was toegespitst op twee zwaartepunten: fysieke topfitheid en mentale hardheid. De Waffen SS werd in eerste instantie vooral militair geoefend voor de functie van stoottroepen en gemotoriseerde verkenning. Met name op het gebied van de stoottroeprol zou zij in 1940 en 1941 naam en faam verwerven. De militaire training had ontegenzeglijk een elitair karakter als het aankwam op het fysiek en mentaal voorbereiden op de gevaarlijke en zware taak van stoottroepen. De Waffen SS'er werd bikkelhard aangepakt tijdens de training, kreeg een zeer realistische en intensieve vuurdooptraining [waarbij regelmatig dodelijke slachtoffers vielen] en een evenzo harde ideologische en mentale training. De soldaten werden in hun basisopleiding [van een vol jaar!] mentaal bikkelhard en fysiek topfit gemaakt. Hiermee wilde men bereiken dat zij in de strijd homogeen en doortastend zouden blijven optreden, hoe zwaar de opdracht en de verliezen ook waren. Deze training viel ook de onderofficieren en subalterne officieren ten deel. Velen vielen af door de strenge eisen en keiharde opleidingsomstandigheden. Zij die overbleven waren uitzonderlijk goed in staat de hun toebedachte taken te verrichten, en hun motivatie ten strijde te trekken was op het ziekelijke af. De Waffen SS eenheden waren in mei 1940 en de twee jaar die daarop volgden zonder enige twijfel elite eenheden. Het feit dat zelfs vandaag de dag de training van Amerikaanse elite eenheden, zoals de Green Barets en de Navy SEALS, nog zijn gestoeld op de leest van de SS opleiding, geeft al aan dat de opleiding ook naoorlogs door de Geallieerden als buitengewoon geschikt voor elite eenheden werd ervaren.

De Waffen SS eenheden die in Nederland werden ingezet waren niet allemaal ervaren in de strijd. De Leibstandarte, de oudste Waffen SS eenheid, was dit wel. Zij had onder Dietrich reeds harde gevechten gevoerd in Polen. Dat gold ook voor WSS Deutschland, dat onder Steiner aan de Narew in Polen zeer zware gevechten voerde. WSS Der Führer - een in 1938 in Oostenrijk opgericht regiment - was in reserve gehouden en kreeg haar vuurdoop pas in Nederland. De drie eenheden zouden stuk voor stuk uitzonderlijk presteren, terwijl met name WSS Der Führer en WSS Deutschland zeer zware opdrachten kregen. WSS Der Führer onderscheidde zich bijzonder bij de Slag om de Grebbeberg die zij nagenoeg in haar eentje won. De waarde van dit regiment bleek wel uit het feit dat zij met relatief weinig slachtoffers op de 11de en 12de mei belangrijke progressie wist te boeken bij de penetratie van de Grebbelinie bij Rhenen. Telkens wist de eenheid vrij snel haar doel te bereiken, vooral door driest, doortastend en vakkundig optreden. Toen de eenheid op de Grebbeberg werd afgelost door twee reguliere landmacht bataljons bleek dat deze laatsten veel meer moeite hadden progressie te boeken en relatief veel meer slachtoffers te lijden hadden. Ook WSS Deutschland onderscheidde zich bijzonder door de gehele provincie Zeeland tegen een numeriek veel sterkere tegenstander te veroveren, en daarbij relatief lichte verliezen te lijden. Ook dit regiment - dat in feite telkens slechts een bataljon inzette - onderscheidde zich door zeer doortastend en moedig optreden, en daarbij zeer zwaar vuur te doorstaan zonder ook maar een meter te wijken.

De Waffen SS zou zich tot en met 1942 onderscheiden door zeer doortastend en moedig optreden, waarbij zij vaak de gevaarlijkste taken op het slagveld kreeg toegewezen. De drieste inzet - onder het motto "Schweiss sparrt Blut" [inzet scheelt offers] - eiste echter zijn tol. Een heel groot deel van de ervaren officieren, onderofficieren en manschappen van het eerste uur was ondertussen [eind 1942] gesneuveld, en de aanvullingen [die nog immer dienden te voldoen aan de zeer zware selectie en opleidingseisen], konden de verliezen niet goedmaken. Met de verkorting van de training en het toelaten van buitenlandse troepen binnen de gelederen van de WSS trad een verval in kwaliteit in na 1942, dat slechts door enkele eenheden kon worden opgevangen. Het gros van de WSS eenheden zou later in de oorlog het predikaat "elite eenheid" verliezen, hoewel de zweem van gevreesde elite rond alle WSS eenheden zou blijven hangen. Dat die vrees niet alleen gekoppeld was aan hun militaire optreden, maar tevens aan te veel optredens met barbaars en misdadig karakter kan hier onbesproken blijven.

De Waffen SS eenheden die in mei 1940 in Nederland optraden mogen voor de rol waarvoor zij werden ingezet [gemotoriseerde verkenning en stoottroepen] beslist het predikaat elitair dragen. Zij zijn echter de enige Duitse eenheden die als elite kunnen worden aangeduid. De overige Duitse eenheden, met name de reguliere landmacht, waren over het algemeen goed geoefend maar waren beslist geen elite eenheden.

Tenslotte - aan Nederlandse zijde kende men geen elitaire militaire opleiding, met uitzondering van de enige volledige beroepseenheid die onze krijgsmacht kende, de mariniers. Hoewel ook deze militairen wellicht het predikaat elite niet mochten dragen, waren zij niet alleen voor Nederlandse begrippen bijzonder goed geoefend. De Nederlandse mariniers waren altijd een zeer selecte eenheid geweest binnen de krijgsmacht, waar in tegenstelling tot de rest van het leger, homogeniteit en vaktrots heel hoog in het vaandel stonden. Mariniers werden dan ook uitstekend geoefend, moesten zich constant bewijzen tijdens de dienst, en werden niet automatisch bevorderd. De verhouding en band tussen officieren, onderofficieren en gewone manschappen was hecht, wat ook een sterk contrast vormde met de "groene collegae". Hoewel de mariniers in 1940-1945 nauwelijks echt in beeld kwamen, toonden de 300 mariniers in Rotterdam in mei 1940 dat zij bijzonder goed geoefende en mentaal zeer weerbare militairen waren. Hoewel slechts eenderde van de eenheid volledig geoefend was, toonden zij aan dat zij zeer doortastend, niet versagend en mentaal gehard konden optreden. Hoewel hun rol in de strijd in Rotterdam nogal eens is overdreven, worden zij niet voor niets als de symbolische voorhoede genoemd van het heroïsche verzet dat de Nederlandse militairen in het hart van Rotterdam vijf dagen lang boden aan de sterke Duitse tegenstander.

5. Waren de Duitse luchtlandingen in het westen des lands inderdaad een mislukking?
Heel vaak wordt gesteld dat de Duitse luchtlandingen in het westen des lands eigenlijk een mislukking waren en dat de Duitsers daar opzichtig werden verslagen [of in een ijzeren greep waren gehouden]. Dat is wellicht aardig voor het nationale gevoel van trots, maar ver bezijden de werkelijkheid.

De Duitse luchtlandingen in het westen waren geen enkelvoudige operatie, maar een actie met uitdrukkelijk twee gescheiden strategische doelen. De acties rondom Rotterdam en het zuidfront waren strategisch van groot belang om de eenheden van het Duitse 26.AK [later 39.AK] eenvoudig toegang te verschaffen tot de Vesting Holland. Zij dienden louter en alleen de overgangen over de brede waterpartijen in bezit te nemen en te houden totdat de grondtroepen zouden arriveren. Market Garden avant la lettre. De acties rondom Den Haag [Ockenburg, Ypenburg en Valkenburg] hadden een eigen strategisch doel, en dat was het uitschakelen van de militaire Staven en de Regering [inclusief Koninklijke Familie dus]. Met deze actie werd gehoopt het Deense model van april 1940 te kunnen copiëren, en op de eerste dag reeds een regeringscapitulatie af te kunnen dwingen. Een actie die volkomen op zichzelf stond, vooral ontsproten uit het brein van de Führer zelf.

Met het mislukken van de actie rondom Den Haag stond de belangrijkste Duitse strategie nog steeds ongenaakbaar overeind. Sterker nog; hoewel de actie bij Den Haag mislukte hield het wel de gemoederen bezig van vele Nederlandse eenheden omdat kleinere Duitse groepen zich wisten te handhaven, met name door lankmoedig optreden van de Commandant Vesting Holland in het beschikbaar stellen van grotere verbanden voor het opruimen van die laatste weerstanden. Desondanks mag men met goed fatsoen de gang van zaken rondom Den Haag een plaatselijke Nederlandse overwinning noemen. Zij het een bescheiden overwinning.

De acties rondom het zuidfront van de luchtlandingstroepen en parachutisten waren een doorslaand succes. Hoewel de Nederlanders opzichtig een aantal kansen hebben laten liggen om de bescheiden Duitse bruggenhoofden te bedreigen of te vernietigen, is uiteindelijk geen van de veroverde bruggen vernietigd door de Nederlanders. En dat was wat de Duitsers beoogd hadden. Toen in de avond van de 12de mei de eerste Duitse grondtroepen arriveerden bij Moerdijk konden zij ongehinderd de bruggen over en Vesting Holland binnen rijden. Op de 13de wisten Duitse tanks reeds het Eiland van Ysselmonde te bereiken. Daarmee was de Duitse opzet vrijwel geslaagd. Na de capitulatie van de stad Rotterdam kwam de strategie tot volle wasdom, en hadden de Duitse luchtlandingsacties rondom het zuidfront de titulatuur "succesvol" verdiend.

De zware Duitse verliezen aan materieel en manschappen tijdens de luchtlandingsacties horen bij het risicoportfolio van de inzet van licht bewapende en zwak uitgeruste luchtlandingstroepen. Tijdens WOII zouden de meest geslaagde luchtlandingsacties [met uitzondering van Varsity in 1945] aantonen dat luchtlandingen, hoewel strategisch soms succesvol, gepaard gaan met zware verliezen aan mensen en materieel.

6. Wat is er waar van bekende geruchten als zouden munitiekisten vol met zand hebben gezeten, militairen massaal op de vlucht zijn geslagen en verraad op grote schaal hebben plaatsgevonden?
Opvallend is dat dergelijke geruchten zelfs vandaag de dag nog opduiken, terwijl ze volmaakt onwaar zijn.

De snelle capitulatie van Nederland was voor leger en volk een harde slag. De eigen propaganda van een sterk en paraat leger had ook bij eigen volk en militairen de verwachting gewekt van de mogelijkheid van duurzame en verbeten weerstand tegen iedere vijand. Alleen de beter ingevoerde militairen en hogere (betrokken) ambtenaren kenden de grote beperkingen van ons leger in een moderne oorlog. Toen Nederland al na vijf dagen moest capituleren werd al snel naar verklaringen gezocht voor dit onverwacht spoedige verlies van de oorlog. Allerhande gezochte verklaringen die al direct na de capitulatie in circulatie kwamen vonden gewillige oren.

De veelgehoorde verklaringen omtrent soldaten die zand aantroffen in munitiekisten, en onklare granaten aantroffen zijn vrijwel zeker mutilaties van enkele zeer verklaarbare voorvallen. Een ding is zeker: er is nergens door enige artillerist of infanterist daadwerkelijk zand in een ongeopende munitiekist aangetroffen. Wel was het bepaald geen ongebruikelijke zaak lege munitiekisten [na gebruik van de inhoud] te vullen met zand en hiermee de beveiliging van opstelling of schuilplaats te verbeteren. Soldaten die massaal ingeschakeld werden door de Duitsers bij het slechten van de stellingen na de meidagen troffen als zodanig vaak met zand of stenen gevulde munitiekisten aan. En een mooie nieuwe verraadverklaring was snel geboren! Het verspreiden van dergelijke geruchten ging veel makkelijker dan het later ontzenuwen van de aperte onzin die zij voortbrachten. Militairen in krijgsgevangenschap of verzameld in demob-locatie of Opbouwdienst vertelden elkaar de verhalen van aangetroffen munitiekisten met zand of stenen. Als een lopend vuurtje werd een hardnekkige roddel verspreid. Zelfs vandaag de dag komen nog steeds kleinkinderen met de verhalen van stenen in de munitiekisten aan. Voor eens en altijd: onzin!

Gesaboteerde granaten waren er niet. Wel was er sprake bij enkele munitiesoorten van een slechte aanmaak. van granaat en/of tijdsontsteker De Artillerie Inrichtingen moesten door schaarse productiecapaciteit elders, veel producten fabriceren waarmee ze (nog) geen ervaring hadden. Dit gold voor zowel granaten als voor (tijd)ontstekers. Hierdoor waren helaas enkele productieseries ontstaan van inferieure kwaliteit. Bekend was bijvoorbeeld dat de stukken 7.5 tl [luchtdoelartillerie] meerdere slechte producties hadden gehad. Deze waren door de schaarste aan munitie echter desondanks naar de operationele eenheden verstuurd. De relatief grote hoeveelheid weigeraars viel menigeen op. Daarnaast waren vele oude wapensystemen opnieuw in de bewapening opgenomen, zoals de stukken 8-staal en 15-lang-staal. De munities waren vaak al vele tientallen jaren oud. Weigeraars waren dus veel voorkomend. Hoe begrijpelijk ook de ontsteltenis van de betrokken militairen bij constatering van "weigeraars", het had allemaal niets met sabotage uit te staan!

De verhalen van massale vluchten of deserties van Nederlandse militairen vonden even gretig aftrek als de verhalen over verraad. Hoewel op bepaalde momenten en op bepaalde locaties beslist sprake is geweest van minder doortastend optreden van kleine verbanden of iets grotere eenheden, is op geen enkel moment, en op geen enkele locatie daadwerkelijk sprake geweest van massale desertie of vlucht van Nederlandse militairen. De enige locatie waarvoor deze kwalificatie enigszins zou kunnen worden gebruikt is het Nederlandse landmacht optreden in de provincie Zeeland [die pas op 18 mei officieel capituleerde, m.u.v. Zeeuws Vlaanderen]. Elders was het niet aan de orde. Hier en daar is lokaal sprake geweest van te weinig doortastend optreden, (te) snelle lokale overgave of een onnodige c.q. ontijdige evacuatie van een (op)stelling. En zeker is tijdens de zware strijd op de Grebbeberg bij enkele onderdelen sprake geweest van paniek of chaos. De enorme druk van de strijd die aanleiding gaf tot soms vrij grootschalige evacuatie van posities of stellingen is echter beduidend anders dan de zonder context gebezigde beschuldiging dat van massale vlucht of dessertie sprake zou zijn geweest. Dat is een valse en onzuivere voorstelling van zaken. Overigens zij opgemerkt dat aan Duitse zijde ook op diverse locaties sprake is geweest van lichtzinnige lokale overgave van grotere en goed getrainde verbanden aan kleine slecht bewapende Nederlandse verbanden. Zeker op 10 mei hebben rond Den Haag en Rotterdam relatief grote contingenten Duitse luchtlandingstroepen en parachutisten zich overgegeven aan Nederlandse verbanden die qua aantal en bewapening verre inferieur waren. De immense druk van de strijd drukt op allen die eraan deelnemen.

Verraad - in de vorm van actief subversief gedrag tijdens de krijg of actieve collaboratie met de vijand - heeft amper plaatsgevonden tijdens de strijd in de meidagen. Er zijn een handvol gevallen bekend van Nederlandse militairen of burgers die bewezen subversief gedrag vertoonden of actief collaboreerden. Het gros van de levende anekedotes zijn bewezen onjuist of ontberen iedere vorm van bewijsbaarheid. Het is zeker naar het land der fabelen te verwijzen dat de snelle capitulatie van Nederland of de beslissende fase van diverse lokale slagvelden ook maar enigszins is te relateren aan verraad of subversief handelen door Nederlanders of Duitse geheim agenten. Uiteraard dient wel aandacht te worden gevraagd voor de Duitse methodieken waarbij op 10 mei 1940 door verradelijk optreden strategische bruggen werden ingenomen in het oosten des lands. Hierbij maakte de Duitse invaller gebruik van oneigenlijke strijdmethoden die apert in strijd waren met het oorlogsrecht. Bij deze acties - uitgevoerd door de Abwehr eenheid 4.Kp Baulehr-Batallion zbV 800 [Brandenburg] - waren diverse Nederlanders actief betrokken, waarbij de leiding over deze Nederlandse collaborateurs werd gegeven door de Nederlander Julius Heerdtmann. Een beperkt deel van de acties slaagde. Dat hiermee, zeker ten aanzien van de brug bij Gennep, een eerste slag gewonnen werd door de invaller op een wijze die men aan verraad zou kunnen relateren, zij gezegd. Het is echter voor het geheel van de verloop van de strijd vermoedelijk van weinig invloed geweest, hoewel de slag om de Peel-Raamstelling zonder enige twijfel beinvloed is door de gevolgen van de snelle inname van de brug bij Gennep. Tot speculatie over de gevolgen willen wij echter niet overgaan.

Er zijn nog steeds hardnekkige geruchten als zouden allerhande Duitse infiltranten en pro-Duits gezinde burgers als zogenaamde V-männer [geïnfiltreerd geheim agent] actief zijn geweest in Nederland tijdens de meidagen. De bekende Vijfde Colonne paniek werd deels verklaard door deze "ghost fighters". In feite zijn slechts een handvol aanwijzingen voorhanden dat inderdaad een enkele Duitse infiltrant actief is geweest. De suggesties die hier en daar opduiken dat dit in grote of aanzienlijke mate aan de orde was missen iedere feitelijkheid en bewijsbaarheid.

Ook zijn, met name bij de strijd op de Grebbeberg, allerhande spookverhalen ontstaan over wondermunities die de Duitsers zouden hebben gebruikt. In het bijzonder de zogenaamde "pfeifpatronen" haalden menig publicatie. Deze patronen waren bij de Duitse landmacht in gebruik voor een signaalfunctie, in het bijzonder voor gebruik van strijdgassen. Er zijn enkele historici die stellen dat deze patronen opzettelijk werden gebruikt om de suggestie te wekken dat artilleriegranaten overvlogen, en daarmee verwarring te zaaien. Het is echter een feit dat de oudere Nederlandse artilleriemunitie bij detonatie een geelzwarte wolk produceerde, waaraan een sterke zwavellucht zat. Dit heeft - niet alleen op de Grebbeberg - menigmaal tot Duitse gasalarmen geleid. Er zijn zelfs verslagen van Duitse zijde bij de Grebbeberg die melden dat op 12 mei diverse malen gasalarm werd gegeven. Ook zijn verslagen bekend van Nederlandse militairen die Duitsers met gasmaskers zagen lopen. Dat daarbij dus de gaspatronen zijn gebruikt is alleszins verklaarbaar.

Ook worden nog fantastischer verhalen verteld over Duitse munitie die machinegeweersalvo's zou nabootsen, zodat de suggestie zou worden gewekt dat vijand in de rug van de tegenstander was gekomen. Daar is geen enkel bewijs noch aanwijzing voor. Het is vermoedelijk zelfs zo dat inderdaad Duitsers al vroeg tijdens de gevechten op de Grebbeberg de Nederlandse linies wisten te penetreren. Zeker is dat na 2200 uur op 12 mei Duitsers zich achter de stoplijn bevonden, maar het is alleszins mogelijk dat al eerder kleine Duitse groepjes succesvol door de linie waren gekomen. Dat lijkt een veel logischer verklaring voor onverklaarbaar vuur in de rug van de stoplijn.

7. Wat waren de tijdsverschillen tussen de verschillende landen [Nederland, Duitsland, Frankrijk, Engeland]?
Nederland hanteerde een merkwaardige tijd in 1940 die als de Amsterdamse ook wel als de Gorkumse tijd werd aangeduid. Duitsland hanteerde de Midden Europese Tijd [MET], die 40 minuten voorliep op Nederland en een uur voorliep op Engeland dat de GMT hanteerde. Dit was de tijd zonder zomertijd. In tijden vertaald: als het in Nederland 12:00 uur was, was het in Duitsland 12:40 uur en in Engeland 11:40 uur. Echter ...

In Duitsland was de zomertijd op 10 mei 1940 al van kracht waardoor het tijdsverschil met Nederland 1 uur en 40 minuten werd. In Engeland was al in februari 1940 de zomertijd ingesteld die gedurende de gehele oorlog van kracht bleef en pas in oktober 1945 weer (regulier) naar de GMT werd teruggebracht. Nederland zou de zomertijd per 15 mei 1940 laten ingaan, maar door de inval geschiedde dit niet (en werd door de Duitsers alsnog op 16 mei gedaan).

Dat vertaalt zich dus in de volgende verhoudingen op 10 mei: NL 12:00, D 13:40, UK 12:40.

Frankrijk hanteerde ook de MET en ook daar was de zomertijd van kracht. Duitsland en Frankrijk hadden daardoor dezelfde tijd, namelijk 13:40 uur als het in Nederland 12:00 uur was.

Saillant in dit licht is de overigens in grote animositeit verlopen verhoorvergadering van de Parlementaire Enquete Commissie, die op 12 augustus 1948 de voormalig militair attache in Parijs verhoorde over de perikelen voor en tijdens de meidagen in het Parijse. Vanaf vraag 23811 tot en met 23850 speelt onder meer een kwestie waarbij de vm attache te Parijs [overste van Voorst Evekink] tijden betwist die de chef operatiën op de staf in Den Haag [overste Wilson] had genoteerd ten aanzien van twee telefoongesprekken op 10 mei 1940 tussen beide functionarissen. Hoewel één commissielid de optie oppert dat de discrepantie tussen de beide tijdsnotities wel eens aan de verschillende tijdstandaarden kan hebben gelegen, blijft de heer van Voorst Evekink volhouden dat de heer Wilson zijn tijden niet correct had. In feite hadden beide heren de tijden correct, maar was de heer van Voorst Evekink - net als in andere zaken - te overtuigd van zijn eigen beweringen om in het oog te houden dat het puur om verschillende tijdstandaards draaide ...

462