Begrippen en verklaringen

Op deze pagina worden verklarende teksten opgenomen voor militairtechnische termen en begrippen [vakjargon]. Zodoende wordt een beknopte uitleg gegeven bij vaktechnische termen en begrippen die veel voorkomen in de teksten op de site en in andere publicaties. Nadrukkelijk wordt erbij gemeld dat daar waar de tijdgeest een rol speelt bij de uitleg, de contemporaine uitleg is gebruikt.

Categorie Militaire Ethymologie

Adjudant
Het begrip 'adjudant' heeft twee militaire betekenissen. Bekendste is wellicht de rangtitel 'adjudant' of 'adjudant onderofficier', de hoogste onderofficier rang. Het eerste was de aanspreektitel, maar de officiële aanduiding 'adjudant onderofficier' [in mei 1940 vrijwel altijd 'Adjudant Onder Officier Instructeur', of AOOI] duidt op het feit dat men nadere duiding wenst te geven ter voorkoming van verwarring. De titel 'adjudant' was immers ook in gebruik voor de functie van eerste of persoonlijk assistent van een hogere leidinggevende. Vaak werd het dan gecombineerd met de rang van de eerste assistent, zoals 'luitenant-adjudant' of 'kapitein-adjudant'.

De betekenis van de rang- en functietitel is terug te voeren op de samenstelling van term vanuit latijnse woorden: 'ad' en 'iuvare'', en functionaris vorm 'adiutantis' . Het woord 'ad' betekent 'toe' of 'naar'. Het werkwoord 'iuvare' betekent 'helpen'. In het Frans werd de adjudant als functionaris [dus niet als militaire rang] "aide de camp" genoemd.

Artillerie
De betekenis van het woord staat niet met zekerheid vast. Algemeen wordt aangenomen dat het eerste woordeel afgeleid is van het latijnse 'ars' of 'artis', wat beiden staat voor 'kunst'. Een combinatie met het latijnse 'artillum' , wat 'uitrusting' betekent is goed mogelijk. Evenals een verbinding met het oud Italiaanse 'tirare', wat trekken betekent. Ook verband met het woord 'tollere', dat 'opwerpen' betekent, wordt gezocht.

Het ontstaan van het begrip artillerie is lastig in de tijd te plaatsen, maar vrij zeker is dat het laat Middeleeuws is.

Bajonet
Het begrip stamt rechtstreeks vanuit het Frans, waar in de 17de eeuw in het plaatsje Bayonne voor het eerst een dergelijk steekwapen gemaakt werd. Bayonne - in Zuid-Frankrijk - was toentertijd een stadje met veel wapensmeden. Midden 17de eeuw werd de bajonet door Lodewijk XIV algemeen ingevoerd in het Franse leger.

De eerste bajonetten werden in de loop van een vuurwapen gestopt, zogenaamde stop(sel)- of plugbajonetten. De traagvurende musketten lieten de voorste linies kansloos als een vijand vlak na een afgevuurd salvo chargeerde. Deze weerloosheid kon worden verbeterd door de bajonet op de musket te plaatsen. Nadeel was echter dat het vuurwapen niet langer kon worden gebruikt als vuurwapen. Eind 17de eeuw kwam daarom de kokerbajonet die om de loop kon worden geschoven.

Bataljon
Het begrip 'bataljon' als benaming voor een militaire eenheid stamt uit de 16e eeuw. In zowel het Franse, [verzamelde] Italiaanse en Spaanse leger, toen zeer machtige en belangrijke legers in Europa, komt het begrip terug. In alle gevallen voor vergelijkbare eenheden. De sterkte en grootte van de eenheid fluctueerde sterk. In WOII was de sterkte in Nederland circa 700 - 750 man.

De oorsprong ligt in de benaming van 'een groep krijgslieden', met een duidelijke verwijzing naar de betekenis van 'battaglione' [It., afgeleid van 'battaglia' voor gevecht] en 'bataillon' [Fr., van 'bataille' voor gevecht].

Cavalerie
De term 'cavalerie' is evident verbonden met het latijnse 'cavallus' voor 'paard', dat in het Frans 'cheval' werd. In de 16e eeuw ontstond de benaming 'cavalerie' voor de ruiterafdelingen in het leger. Daarvoor was een 'chevallier' - het Franse woord voor 'ridder' - een tradtioneel op een paard gezeten en vechtende edelman.

In alle talen wordt gerelateerd aan de oorsprong van het woord voor paard. De cavalerie was dan ook een van de eerste zware wapens, nog ruim voordat andere slagveld hulpmiddelen legers macht en kracht gaven. Tegenwoordig is evident geen sprake meer van cavalerie eenheden te paard. Hier werd tijdens WOII afscheid van genomen. Inmiddels zitten de paardenkrachten verzameld in krachtige motoren die de tanks voortstuwen die vandaag de dag het wapen en het vervoer van de cavalerie vormen.

Compagnie
Zoals zoveel van onze hedendaagse legerbegrippen stamt ook deze term uit het Frans. In oorsprong is het woord afgeleid van het begrip 'compangie', wat 'gezelschap' betekent. In het Franse leger werd in de 16e eeuw de eenheid 'compagnie' ingevoerd.

Het woord en zijn oorsponkelijke betekenis is ook nadrukkelijk terug te vinden in bekende historische begrippen als "de Vereenigde Oostindische Compagnie", "de Westindische Compagnie" of het Angelsaksische "company" als aanduiding van een bedrijf.

Deboucheren
Het begrip deboucheren was tot en met WOII nog in zwang bij het Nederlandse leger. Het was een aanduiding uit het Frans voor uit de stellingen of uit de dekking komen ter verplaatsing. Het woord 'deboucher' betekent in het Frans letterlijk 'open maken'. In Nederlandse verslagen kan het woord worden tegengekomen, en men bedoelde daarmee dat een eenheid in (op)mars was.

De ethymologische oorsprong zit in het oud Frankische woord 'busk' wat betekent 'bosjes' of 'bos'. In dit verband dus 'uit de bossen komen', wat in de oudheid een geijkte schuilplaats voor legers was voor de strijd.

Divisie
Het militaire begrip 'divisie' stamt uit het Napoleontische Frankrijk, hoewel de term ook al in de 12de eeuw werd gebezigd voor aanduiding van een 'afdeling'. Napoleon duidde er echter een sterkte mee aan die in grootte kwam na het Korps.

De betekenis van het woord stamt rechtstreeks af van het latijn, 'divisio' voor 'deel' of 'portie'.

Eskadron
Een eskadron was in de 16e eeuw al de benaming voor een ruiterafdeling, en stamt in feite uit het Spaans. In Spanje werd een afdeling van de cavalerie 'esquadron' genoemd, wat bij de Fransen 'escadron' werd. Het is in het Spaans de overtreffende trap van "sqaudra", wat een troepenafdeling was. De begrippen 'eskadron' en 'eskader' [als begrip voor een vlootverband of groep vliegtuigen] zijn ethymologisch sterk verweven.

Eskader ontstond in het Spaans uit het 'escuadra' [vierkant], wat in het Franse leger 'carre' werd genoemd. Dit was een verschijning waarbij de individuën in een eenheid zich in het vierkant opstelden. Later werd dit een bekende opstelling als verweer tegen cavalerie aanvallen. Het begrip was afgeleid van het latijn waar 'ex' en 'quadrare' samen de betekenis van 'vierkant vormen' droegen. Het ook bekende militaire begrip "squadron" heeft een gelijk oorsprong.

Flanken en zijden
Het militaire jargon maakt vaak gebruik van de identificerende bepalingen als 'linker flank' of 'rechter batterij'. De vraag kan dan gesteld worden wat links of rechts is. Antwoord daarop is dat altijd vanuit de schootsrichting wordt gerekend. Als een afdeling artillerie met haar batterijen schootsrichting zuid staat opgesteld, dan bevindt zich de rechter batterij westelijk van de middelste batterij. Als in een bruggenhoofd met front oost geduid wordt op de rechter sector, dan bedoelt men binnen dat bruggenhoofd de zuidelijke sector. Als een tegenaanval vanuit een positie met schootsrichting oost over de noordelijke flank van de vijand wordt ingezet, dan wordt die tegenaanval over de eigen linker vleugel gelanceerd.

De rechterzijde van de vijand is daarentegen de linkerzijde van de eigen troepen als partijen tegenover elkaar liggen. Kortom ook vanuit de vijandelijke opstelling wordt in de schootsrichting gedacht bij bepaling van links en rechts.

Generaal
Als legerrang is het pas laat 16e eeuw in zwang gekomen. Een 'generael' was een hoofd van een orde, en in het Frans ontstond de rang als afkorting van 'capitaine-general' wat 'algemeen hoofd' betekende. Generaal zelf betekende 'algemeen'.

Geweer
In de Dietse talen [o.a. Duits, Nederlands, Belgisch] is het begrip 'geweer' verbonden aan het 'afweren' van een tegenstander. Voor de invoering van het geweer [na o.a. de musketten, haakbussen en roeren] was het in de Middeleeuwen een term ['gewere'] voor een versterking, een wering.

In andere talen, zoals Angelsaksische talen, is het ontstaan veel meer gerelateerd aan het introductiemoment van het wapen. Zo duidt het Angelsaksische begrip 'rifle' op de trekken in de loop. En die werden pas populair in de 19e eeuw, hoewel ze daarvoor al bestonden. In de Franse taal echter bleef het woord 'fusil' in gebruik. Dit wijst naar de oude silex-wapens, waarbij door middel van vuurslag afgevuurd werd. Een fuselier was dan ook een soldaat uitgerust met een vuurslaggeweer, en later een gewone infanterist [rifle-man in het Engels].

De in Nederland bekende begrippen 'fuselier' en 'fusilleren' zijn daarmee ook verklaard.

Grenadier
De Grenadier was oorspronkelijk - zoals het begrip al duidelijk maakt - een soldaat die granaten wierp. Hoewel zij vaak automatisch aan de Jagers worden gekoppeld - onder meer door de gelijktijdige bevestiging van de Korpstraditie in 1829 - is de grenadier als legerfunctionaris veel ouder. Gedurende de Tachtig Jarige Oorlog [1568-1648] waren er al granaatwerpende specialisten in de dienst.

De grenadier werd een elitaire soldaat omdat hij bepaalde fysieke kwaliteiten diende te hebben. Meestal waren zij bijzonder sterk of lenig, omdat ze de zware granaten ver moesten kunnen wegslingeren. Ze werden beschermd door infanterie, en vrijwel altijd rechts in de opstelling van een eenheid gepositioneerd. Zij wierpen holle ijzeren of bronzen projectielen met buskruit gevuld, waarin een aangestoken lont hing. Het was de oorsprong van zowel de brisantgranaat als de handgranaat.

De Grenadiers werden net als de Jagers na verloop van tijd een keurkorps, en naar aanleiding van hun optreden in 1815 en daarna in 1829 door de Koning bevestigd in hun traditie en verbintenis met het Koninklijk Huis. De naam Garderegiment mocht vanaf dat moment worden gevoerd. De Grenadiers werden voor het laatst bevestigd in hun traditie van gezagsgetrouwheid toon zij een voorname rol speelden in het neerslaan van de opstanden aan de hand van de Troelstra revolutie eind 1918.

Net als het Regiment Jagers, waren de Grenadiers alleen in naam nog speciaal aan de vooravond van WOII. Zij vormden het Regiment Grenadiers en het oudere reservisten onderdeel 23RI, alsmede een Grensbataljon Grenadiers.

Houwitser
Het woord is in het Nederlands een vertaling vanuit het Duits. Het Duitse woord voor houwitser is 'haubitze'. Dit is een directe afgeleide van het oorspronkelijke woord, dat in het Tsjechisch wordt geschreven als 'houfnice'. Dat wordt betekent letterlijk 'katapult', wat merkwaardig genoeg vaak een vlak schietend wapen was. Echter, het woorddeel 'houf' betekent 'massa', wat eerder duidt op de benaming voor een 'blijde', een wapen dat een massa schroot of steen met een kromme boog afschoot. Ofwel, een van de bekende 'tormenta' uit de Romeinse tijd. Daar zal de oorsprong voor de betiteling van 'houwitser' liggen.

Het is heel waarschijnlijk dat de oorsprong van het woord in feite in Hongarije ligt. Hier maakte immers de Europeanen voor het eerste kennis met het buskruit, en wel middels de brisante lading die werd afgeschoten door de katapulten van de Mongolen. In 1241 viel Ogedei Khan - zoon van de bekende Genghis Kahn - het toenmalige Magyar aan en maakte gebruik van buskruit. Vermoedelijk is uit deze belevenis de term 'houfnice' of 'houfniz' ontstaan.

Infanterie
Het ethomologisch karakter van dit woord is in de aard aandoenlijk. Het meest gewone voetvolk dat de zwaarste taak had in het oorspronkelijke gevecht werd vernoemd naar zijn meestal bijzondere jeugdige leeftijd. Het woord 'infant' verwijst heel duidelijk naar 'kind', en in de oudheid was het inderdaad bepaald niet ongewoon met 'kindsoldaten' in eerste lijn te vechten. Desondanks was het gros der infanteristen ouder dan wat men een kind placht te noemen, maar het begrip verwijst onweerlegbaar naar de gemiddeld lage leeftijd van het gewone krijgsvolk.

In Nederland werd het lange tijd de 'infanterije' genoemd, wat later naar het Franse 'infanterie' werd omgedoopt. Het feit dat naar de jonge leeftijd werd verwezen is een duidelijke verwijzing naar het feit dat het fitste volk - in de regel het jongste weerbare deel - de meest voorname vechtlinies vormde.

Intendance
De (meeste) verzorgdende eenheden van het leger werden aangeduid onder de verzamelnaam 'intendance'. Het begrip is afgeleid van het Frans, en vindt evident zijn oorsprong in het latijnse 'intendense' of het werkwoord 'intendere' wat 'zich inspannen' betekent.

Jager
De Jagers waren samen met de Grenadiers de infanteristisch specialisten in het 18e en 19e eeuwse leger.

De Jager ontstond in het Oostenrijkse leger uit de onverbonden vrijwilligers in de Oostenrijkse vrijkorpsen, eind 18e eeuw. Zij kleden zich traditioneel in het groen en droegen jachthoorns. Beide tradities zijn vandaag de dag in het wapen van de Jagers nog steeds terug te vinden. De Jagers waren specialisten. Zij deden verkenningen, waren scherpschutters - en daarmee als eerste met geweren met getrokken lopen uitgerust - en werden vaak belast met speciale missies zoals hinderlagen of wat we heden ten dage 'special operations' opdrachten zouden noemen.

De Jagers werden in het Nederlandse leger ingezet als individualisten [scherpschutters] en vielen niet onder de salvo-tactiek van de rest van de infanterie. Ze werden een elitair korps. In 1829 werd het korps [samen met dat van de Grenadiers] door de Koning bevestigd.

Aan de vooravond van WOII was de traditie nog steeds in het vaandel van het regiment Jagers, maar was de eenheid een reguliere landmacht eenheid zonder dat zij beter of specialistisch geoefend was. In mei 1940 waren er twee regimenten Jagers [Het regiment Jagers en de oudere reservisten in 24RI] alsmede een grensbataljon Jagers.

Kanon
Het woord 'kanon' is een directe afgeleide van 'canna', wat latijn is voor 'riet' of 'buis'.

Oorspronkelijk werd voor het verschieten van een lading gebruik gemaakt van houten of bamboe buizen. Daar zal de oorsprong van de term vrijwel zeker gezocht moeten worden.

Kapitein
Het begrip 'kapitein' had - voordat het in de 16e eeuw een vaste militaire rangtitel werd - al lang de betekenis van iemand in een hogere gezagvoerende functie. In het latijn was een 'capitaneus' een functionaris of burger met hoog aanzien en een hogere rang. De leidinggevende component is herleid van het latijnse woord 'capitanis', een uitgang voor 'hoofd'.

Kolonel
De oorsprong van deze rangtitel is terug te voeren op een tactische opstelling [tercio] waarbij legereenheden in colonnes werden opgesteld. De bevelhebber van zo'n colonne - ook wel colunellas genoemd naar de Spaanse tactische benaming - werd een colonello genoemd. Een colunella bestond [in de 16de eeuw] uit zo'n 750-1,000 manschappen.

Korporaal
De oorsprong van dit woord ligt bij de woorden 'corpus' en 'capo'. Het is een samentrekking ontstaan in de Franse taal. Een 'capo' was een hoofd van een groep soldaten.

In het Duits komt de term niet voor, en dat was in het oud Nederlands [Diets] ook niet het geval. Toen was de laagste legerrang na soldaat [of milicien] namelijk 'gefreytene' - in het Duits 'gefreiter'. De oorsprong daarvan was ontstaan in de 16e eeuw toen ervaren soldaten deze titel mochten dragen en vrijgesteld werden van de laagste diensten. In het leger heetten zij 'gefreytene knechten'.

Korps
Oorspronkelijk als 'corps' gebruikt, en als legerterm ingevoerd door Napolen. Napoleon introduceerde tactische eenheden als [van klein naar groot] divisie, corps en leger. Een corps bestond uit een aantal divisies, een leger uit een aantal corpsen]. Deze eenheden moesten zelfstandig opmarcheren naar het doelgebied om daar verenigd te worden ingezet. Het waren zowel qua bevelvoering als qua logistiek nieuwe vondsten die van Napoleon werden overgenomen door vrijwel alle legers.

De oorsprong van het woord ligt in het latijnse 'corpus', dat staat voor 'lichaam'. Nadien werd het in het Frans gebruikt voor aanduiding van een 'vereniging' [in het Nederlands nog te vinden in de studentencultuur] of als aanduiding van de mensen binnen een gemeente.

Leger [krijgsmacht]
Een Nederlands begrip dat reeds in de 13de eeuw is ontstaan uit het begrip dat men gebruikte voor 'liggen' [dit verklaart ook het begrip 'leger' als slaapplaats]. In de 16de eeuw werd het begrip gebruikt voor een krijgsmacht, hetgeen verklaarbaar was uit het feit dat het gros van de militaire conflicten niet op een slagveld werd gestreden maar door middel van beleggen of belegeringen.

Luitenant
De rangtitel luitenant is ontstaan vanuit het Frans. Het was in oorsprong een [algemene] betiteling voor een plaatsvervanger van een hoge officier. Dat ziet men terug in het eerste deel van het woord wat is afgeleid van het Franse 'lieu' - wat betekent 'plaats'. Het tweede deel 'tenant' betekent 'houden', ofwel de samentrekking betekent 'plaats houden'.

In de 15de eeuw werd een 'lieutenant' een plaatsvervanger van de kapitein. Hierdoor kwam de rang later direct onder de kapitein in de rangen hiërachie. De luitenant-kolonel was de plaatsvervanger van de kolonel, en de generaal-luitenant [of luitenant-generaal] de plaatsvervanger van de hoogste bevelhebber.

Majoor
De rangtitel is vermoedelijk in Nederland in zwang geraakt door de 16e eeuwse Spaanse militaire rang 'mayor', wat ook terug te vinden is in de betiteling van 'burgemeesters' in Spanje, Frankrijk en Angelsaksische landen. In het Nederlandse leger werd de rang voor het eerst gevoerd in 1624.

Mayor is een overtreffende trap [groter] van 'magnum', wat 'groot' betekent in het latijn.

Mitrailleur
De benaming bestond al [18e eeuw] voor de invoering van het machinegeweer, dat algemeen bekend werd als 'mitrailleur'. De oorspronkelijke betekenis verwees naar kleine stukken snelvurend geschut die schroot verschoten, zoals men dat bij de artillerie kartetsen noemden. De betekenis van 'mitraille' is oud ijzer, schroot of kleingeld. Overigens is de oorsprong van die term weer terug te voeren op de 'mite', wat het kleinste koperen muntstukje was. De 'mitrailleur' was dus de machine die schroot verschiet. Overigens werd de veellopige voorloper van de enkellopige mitrailleur 'mitrailleuse' genoemd, wat een verwijzing is naar de mechanische beweging die noodzakelijk was voor de afvuring van het wapen.

Het alternatieve begrip voor 'mitrailleur' is het bekende begrip 'machinegeweer'. De oorsprong hiervan ligt voor de hand. De voorloper van het eenlopige snelvuurvuurwapen 'mitrailleur' was immers een 'meerlopig' werktuig ['mitrailleuse' en 'Gatling gun'] dat bijzonder snel een hagel van patronen kon afvuren door de lopen machinaal te laten roteren langs een enkelvoudige afvuurinstallatie. De 'mitrailleuse' was een in 1850 in België [Capitaine Fafschamps] ontwikkelde roterende veellopige machine die snelvuursalvo's kon afgeven. De diverse Belgische en Franse varianten [1850-1865] waren uitgerust met minimaal vier en maximaal 37 (!) lopen. In eerste instantie heetten de wapens 'Canon a Balles'. Tijdens de Frans-Pruisische oorlog [1870-1871] werd de Reffye mitraillieuse het meest bekend, en maakte dit wapen grote indruk. Desondanks ontstonden zo vaak problemen met de wapens dat ze bijna uit de bewapening werden genomen. Aan de andere kant van de oceaan werd het idee van de 'mitrailleuse' ook opgepakt [door Richard Gatling], en zo kon de in 1861 ontwikkelde 'Gatling gun' zijn introductie meemaken tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. De Gatling gun was mechanisch veel beter uitgewerkt dan de Europese wapens, en was daardoor snel bijzonder populair, vooral bij de Geconfedereerde eenheden. Bovendien vuurde het wapen veel sneller, en was de effectiviteit daardoor groot.

Uit de veellopige snelvuurwapens ontstond de enkellopige mitrailleur. Het algemeen erkende eerste ontwerp was de watergekoelde Maxim. Hieruit ontstonden de alom bekende mitrailleurs van Spandau, Schwarzlose, Vickers, etc. Later werden luchtgekoelde mitrailleurs ontwikkeld uit de zware wapens die de eerste mitrailleurs waren. Deze slanke wapens worden vandaag de dag nog steeds als eerste ondersteunende wapen van de infanterie gezien. Overigens kreeg de Gatling gun ook een renaissance. Met nieuwe technieken zijn veellopige mitrailleurs wederom in gebruik gekomen na WOII, en worden ontzagwekkende vuursnelheden vanuit een enkelvoudig wapen bereikt.

Mortier
Het Nederlandse woord 'mortier' is een afgeleide van het Franse woord 'mortier', wat zoiets was als een 'vijzel'. In het Duits is het woord 'mörser' eveneens een afgeleide van 'mortier', en betekent eveneens vijzel.

De mortier was een wapen met een extreem korte loop, met een extreme elevatie. Het verschoot grote massa's over relatief korte afstand. Het wapen zag er in oorsprong uit als een vijzel, een ijzeren of koperen pot.

Munitie
Het begrip is ouder dan de betekenis die er vandaag de dag mee wordt bedoeld. In het Romeinse leger werd met de latijnse term 'munitio' [stam 'munitionem'] de versterking van wallen en muren bedoeld. Dit was een afleiding van het werkwoord 'munire', wat 'optrekken' betekende, en het zelfstandig naamwoord 'moenia' wat 'muur' of 'vesting' betekende. Later werd het begrip in het Frans gebruikt voor 'schietbenodigdheden'.

Het ook bekende begrip 'ammunitie' - in het Angelsaksisch verbasterd tot 'ammunition' - kent zijn oorsprong in een foutieve vertaling van 'la munition'.

Neutraliteit
Het stamt direct af van het Latijn; 'neutralis' betekent onzijdig.

Peloton
Een Frans begrip dat letterlijk betekent 'kluwe' of 'zwerm'. Het is een verkleinwoord van het Franse 'pelote' wat 'bal', 'speldenkussen' of 'grote kluwe' betekent. In militaire zin werd het de benaming voor een kleine eenheid, aan het eind van de 17e eeuw.

Het begrip peloton werd lange tijd alleen geintroduceerd bij de Nederlandse krijgsmacht binnen het dienstvak van de cavalerie. Pas na WOII werden de eenheden binnen een compagnie aangeduid als pelotons. Tot en met WOII werden deze eenheden 'secties' genoemd.

Sappeur
Het begrip werd sterk gerelateerd aan de [latere] genie, technische dienstvakken. Een sappeur was degene die loopgraven of stellingen aanlegde. In de oudheid in de zin van ondergravingen [van vijandelijke bolwerken] verrichten, artillerieschansen aanleggen en hinderlagen voorbereiden. Later ook de genist die mijnenvelden aanlegde [ook wel mineur genoemd]. Hoewel het begrip in feite volkomen verouderd was in de 20ste eeuw, werd het nog steeds gebruikt.

De oorsprong van het woord ziet men terug in de gereedschappen van de sappeur, want 'sappe' staat voor een 'houweel'.

Sergeant
Het gebruik van de rangtitel in Nederland komt vanuit het Frans, waar de oorspronkelijke 'serjant' in de 13e eeuw een assistent was van een ridder of edelman. In de 16de eeuw werd het een militaire rang.

Het begrip 'serjent' of 'sergent' is afgeleid van het latijnse 'servientem' wat 'serveren' of 'dienen' betekent.

Soldaat
Van het Franse 'soldat', hetgeen is afgeleid van het Italiaanse 'soldato'. Een soldatus was een lijfwacht van Constantijn de Grote die met solidi werd betaald. Dat was een speciale munteenheid, genaamd solidus. Dit stond voor de keiharde koers van deze munteenheid die speciaal voor het keurkorps in het leven werd geroepen. Afgeleide hiervan is 'soldij'.

Staf
Staf als begrip voor een leidinggevend orgaan in een legereenheid of leger verwijst naar de status die aan de 'staf' als attribuut van status werd gegeven. In de Middeleeuwen was de staf bijvoorbeeld het hoogste zinnebeeld van rechtsmacht. Ook in de verbinding van maarschalkstaf - in het Nederlandse leger van 1940 gekoppeld aan de vier sterren van generaal als teken van de opperbevelhebber - is de status van de staf te zien. De maarschalk was al in de late Middeleeuwen in sommige legers de bevelhebber van de legertros.

Ethymologisch is het onzeker hoe de naam ontstond, maar het is goed mogelijk dat precies de maarschalkstaf aanleiding was zijn directe ondersteunende officieren tot zijn 'stafofficieren' te duiden, en dat hierdoor het begrip 'staf' voor de leidinggevende officierenverzameling in zwang is gekomen. Het eerste bekende verband met een leidinggevende officierenselectie met de aanduiding 'staf' is terug te vinden in het jaar 1767.

Tirailleur / tirailleren
Oorspronkelijk is het begrip 'tirrailleur' de aanduiding van een geweerschutter. Het is een rechtstreeks afgeleide van het Franse werkwoord voor trekken 'tir'. Dat laatste was uiteraard verbonden - in de militaire hoedanigheid - met het aftrekken van het wapen wat ontstond bij de introductie van de vuursteenwapens.

In latere tijden werd het begrip ook veel gebruikt voor het in los verband afvuren, en nog later, in de 20ste eeuw, voor het verplaatsen van lichte infanterie eenheden [geweergroepen]. Als in de verslagen van WOII over 'tirailleren' wordt gesproken, bedoelt men de krijgshaftige verplaatsing van geweergroepen bij de infanterie, waarbij oorlogstechnieken worden toegepast [gedekte verplaatsing, tijgeren, etc.].

455