Hierna het tweede deel van de toegezegde aanvullingen en opmerkingen.
BELANG NEDERLANDS OPERATIETONEEL
Amersfoort schrijft dat het optreden van het luchtlandingskorps en van SS eenheden geen aanwijzing zijn voor het bijzonder belang van het Nederlandse operatietoneel. De heer Goossens gaat daar min of meer in mee. De bewering is echter in strijd met wat in de meest gezaghebbende, na-oorlogse Duitse bronnen wordt vermeld. Daaruit blijkt ernstige bezorgdheid voor een mogelijke bedreiging vanuit Holland van de noordelijke flank van de tegen België en Frankrijk optredende Duitse strijdkrachten.
In het omvangrijke, door het Militärgeschichtlichen Forschungsamt te Freiburg uitgegeven werk ‘Das deutsche Reich und der Zweite Weltkrieg’leest men in Band 2: ‘Die Errichtung der Hegemonie auf dem europäischen Kontinent’ (pag 255):
“In ’t bijzonder had de Legergroep B tot taak, Holland binnen de kortst mogelijke tijd te bezetten en een samengaan te verhinderen van Hollandse afdelingen met Belgische, Franse en Engelse strijdkrachten. Om dat te bereiken moest het 18e Leger door snel op te rukken verijdelen, dat de tegenstander zich op de Hollandse kust vastzet; voorts door een doorbraak aan beide zijden van de Waal de achterwaartse verbinding van het Hollandse leger onderbreken en hun versterking door Britten en Fransen verhinderen.”
In ‘De Slag om de Residentie’ noemde ik reeds de Duitse kolonel van de Generale Staf H. Langmann die reeds in 1955 schreef;
“Voor de aanval van het Duitse leger in mei 1940 op Frankrijk was de uitschakeling van een bedreiging op de noordflank, die door een landing van Engelse troepen in Holland mogelijk zou worden, van beslissende betekenis.”
Nog een citaat, ditmaal van de bekende generaal Wilhelm Speidel (uit Teil 3, Band 1 van ‘Die Luftlandeunternehmungen im Fall Gelb, deel uitmakend van ‘Der Westfeldzug 1939/1940:
“Deze aanval op de Vesting Holland was een integrerend deel van het totale plan en had een directe wisselwerking met het operatiedoel: doorbraak via het centrum naar Het Kanaal”.
Geen bijzonder belang van het Nederlandse operatietoneel? Opvallend is dat Herman Amersfoort aan bovengenoemde en andere gezaghebbende uitspraken voorbijgaat. Hij laadt daarmee de verdenking op zich, een wellicht gevreesd prestigeverlies zwaarder te laten wegen dan het corrigeren van zijn fouten, zoals tal van andere zaken eveneens doen vermoeden.
KWALITEIT PARACHUTISTEN EN LUCHTLANDINGSTROEPEN
In het commentaar lees ik dat Amersfoort juist oordeelt over de kwaliteit van deze troepen. De parachutisten worden bijzonder geoefende troepen genoemd, maar dat zou voor de luchtlandingstroepen niet opgaan. Hij noemt die “gewone infanterie met een speciaal vervoermiddel”.
Het onzinnige van die laatste bewering toont opnieuw Amersfoorts negativisme en die wederom in strijd is met alle hieromtrent verschenen Duitse documentatie. Ik heb dat reeds in mijn eerste Memorandum gedocumenteerd aangetoond, maar Herman Amersfoort verkiest dit te negeren (vrees voor prestigeverlies?) Een kleine greep:
- Albert Merglen noemt de luchtlandingstroepen in zijn boek “Geschichte und Zukunft der Luftlandetruppen” (Militär geschichtlichen Forschungsamt te Freiburg) “meesters in deze nieuwe vorm van oorlogvoeren”
- Werner Pissin spreekt in “Der Einsatz der Luftlandetruppen im Westen 1940” zijn ongenoegen uit over de inzet van de 22e Luchtlandingsdivisie bij Den Haag en beklaagt zich over “De inzet van een zo kostbare divisie, de enige luchtlandingsdivisie van de Duitse Wehrmacht”.
- Generaal Wilhelm Speidel noemt de 22e Luftlandedivision in “Der Westfeldzug 1939/1940 (Teil 3, Band 1): “een bijzonder hoogwaardige divisie”
VERLIEZEN
Omtrent verliezen vindt men vaak de meest uiteenlopende opgaven. Soms schrijft men doden, als men slachtoffers bedoeld (=doden + gewonden). Het getal van 40.000-45.000 doden aan Duitse zijde voor de veldtocht in het westen (Goossens) is eveneens niet correct. Een juiste en nauwkeurige opgave vindt men in het bovengenoemde werk van het Militärgeschichtlichen Forschungsamt uit Freiburg (pag 307). Deze zijn aanzienlijk lager, hoewel ze de verliezen zelfs een langere periode omvatten en wel van en met 10 mei t/m 31 augustus 1940. Daarbij zijn dan inbegrepen de strijd in Noorwegen van 10 mei tot en met 10 juni 1940 en die van de luchtslag om Engeland over de periode 13 t/m 31 augustus 1940.
De Duitse landmacht verloor in de genoemde strijdtonelen aan doden in totaal 26.972 man, de luchtmacht 2668 man. De marine verloor 453 man (voornamelijk bij Noorwegen).
De verliezen in Nederland waren naar verhouding buitengewoon hoog en behoorden – naar tijd gemeten – tot een van de zwaarste uit de 2e Wereldoorlog. Dat geldt ook voor de Nederlandse verliezen: 2341 man. Ter vergelijking: bij de verliesrijke invasie in Normandië in 1944 verloren in de eerste 16 dagen Engelsen en Canadezen tezamen 2006 man aan gesneuvelden; bij de Amerikanen was dit 3012 man (Montgomery: Memoires; Chapter XIV).
OMVATTING PEEL-RAAM?
Jammer is dat in het algemeen kwalitatief goede commentaar van de heer Goossens wordt gesteld dat een zuidelijke omvatting van de Peel-Raamstelling heeft plaatsgevonden. Dat is reeds lang geleden onderzocht en onjuist gebleken. Hieromtrent bestaat voldoende documentatie, zoals het Kriegstagebuch van de in dit gebied optredende 30e Infanteriedivisie en het werk “Die Geschichte der 30.Infanterie Division 1939-1945”van Hans Breithaupt. Luitenant-generaal Wilson schreef hieromtrent in zijn bekende werk “Vijf oorlogsdagen” :
“De meidagen van 1940 hebben aangetoond dat de Nederlandse generale staf terzake juist had gezien: de zuidvleugel is NIET omvat door de Duitsers. Wel zijn enkele Duitse pantserwagens op 11 mei over Budel naar Maarheze gereden, een zuivere verkenningsrit, maar het is flagrant onjuist dat –zoals minister Dyxhoorn in zijn verweer tegen generaal Reynders brochure schrijft- Duitse pantsertroepen over Belgisch gebied een omvattende manoeuvre hebben uitgevoerd en in de late avond van 11 mei Leende in de rug van de Peel-Raamstelling hadden bereikt (…) Persoonlijk heb ik na de capitulatie uit mededelingen , van burgemeesters, politie en geestelijken de marsweg van de te Leende aangekomen Duitsers van dorp tot dorp kunnen reconstrueren: zij waren op 10 mei te Grubbenvorst, ten noorden van Venlo, over de Maas gekomen en waren op 11 mei – na de ontruiming van de Peel-Raamstelling in de nacht van 10 op 11 mei over Deurne naar Leende gemarcheerd”.
Dit is geheel correct en in overeenstemming met de Duitse gegevens. Leende werd bezet door IR 192 van de 56e Divisie die bij Meijel door de ontruimde Peellinie was getrokken. De verkennende pantserwagens waren van Aufklärungs Abteilung 30, leden verliezen bij Maarheze en zijn teruggetrokken op de 30e Divisie in België. » Dit bericht is geplaatst op 27 augustus 2005 13:26 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 1.340
|
Het aanvullend commentaar van overste Brongers wordt zeer gewaardeerd, en ik constateer dat wij het meer eens zijn dan zijn bijdrage nu wellicht doet vermoeden. Ik wil enkele zaken [uit mijn brochure] toelichten die de heer Brongers wellicht anders interpreteerde dan ze bedoeld waren.
BELANG NOORDFRONT
Ik begrijp wat de heer Brongers aanvoert ten aanzien van het strategische belang van het noordfront en de inzet van parachutisten. Ik denk alleen dat we op detailniveau van gedachten verschillen.
De heer Brongers betrekt de inzet van parachutisten en luchtlandingstroepen in de discussie of het noordfront wel of niet van essentieel belang was voor de Duitsers. Daarover verschillen we niet van mening. De heer Brongers vergeet dat de parachutisten een middel waren om een doel te bereiken, en dat hun inzet niet primair verbonden is aan de mate van importantie van het noordfront voor de Duitsers. Dat noordfront was belangrijk. Dat Amersfoort daar anders over denkt is alleen maar te betreuren.
De parachutisten en luchtlandingstroepen waren logische [vanuit het uitgangspunt van beschikbaarheid] tactische onderdelen voor een aanval op Vesting Holland. Niets meer en niets minder. Zoals we de gehele oorlog zouden zien werden parachutisten telkens ingezet als er strategische punten van belang voor de oprukkende landeenheden moesten worden genomen, met uitzondering van Kreta waar ze autonoom moesten opereren. Nederland – met zijn Vesting achter de rivieren en zijn relatieve statische en zwakke leger – bood een excellent operatiegebied voor parachutisten. De inzet is dan ook tactisch gezien van een uitstekende keuze geweest. De strategische waarde moet echter niet worden overschat [in groter verband] naar mijn mening; zeker niet de landing rond Den Haag.
De strategische waarde blijft wat mij betreft beperkt tot het Nederlandse oorlogstheater, en heeft m.i. geen enkele waarde gehad om de Fransen te overtuigen hoe belangrijk ons front wel niet was en dat ze maar zo veel mogelijk troepen moesten sturen [zoals Amersfoort beweert]. Dat vind ik pure speculatie. Alsof de twee complete Duitse legergroepen in België niet veel meer aandacht zouden vragen als die 10.000 parachutisten in het voor de Geallieerden onbelangrijke Nederland!? Voor de Fransen speelden vooral twee zaken. De Duitsers opvangen in België – ver van Frankrijk – en de bescherming van de strategische zeehaven Antwerpen. Geen Fransman die zich om de parachutisten druk heeft gemaakt!
STATUS LUCHTLANDINGSTROEPEN
De 22ste luchtlandingsdivisie was een goed getrainde Duitse eenheid, zoals veel Duitse eenheden die in de eerste Wellen opkwamen – en dus vaak jarenlang voor hun taken werden getraind – uitstekende eenheden waren. Desondanks is er mij geen enkele bron bekend die aangeeft dat deze divisie bij uitstek bijzonder getraind was in haar taak. Tot de transformatie tot luchtlandingstroepen in 1938 was zij een reguliere eenheid. Ik vind niet dat we een divisie die een speciale techniek gebruikt voor aflevering op het slagveld per definitie kwalitatief boven reguliere divisies moeten stellen. Men werd in principe getraind in het specifieke vak van luchtlanding en het gevecht waarbij men minder gebruik kon maken van de gecombineerde wapenen. Dat de divisie vanwege de doelgerichte training binnen hun dienstvak een opleiding had genoten die afweek van hun [figuurlijk]”minder verheven” broeders maakt hen geen elite noch excellent. Het waren – zo kunnen we wel concluderen – desondanks uitstekende troepen.
DUITSE DODEN
De Duitsers verloren naast 27.000 man aan gesneuvelden ook nog 15.000 man aan vermisten. Dit rekenen zij zelf tot de verliezen van de Westfeldzug, en dat is terecht omdat die troepen [merendeels weggevoerde krijgsgevangenen] voor hen uitgeschakeld waren. Zoals u kunt zien in mijn brochure bepaalde ik hun verlies – dat nooit exact is vastgesteld – in Nederland ook op basis van gesneuvelden en weggevoerde krijgsgevangenen. Als we dan de 27.000 gesneuvelden en 15.000 vermisten optellen zitten we exact in de range die ik aangaf: 40-45.000 manschappen verloren, waarvan hier 2.500 gesneuvelden in NL en 1.250 krijgsgevangenen wat ik vertaalde naar “nog geen 10% van het geheel”. Mijn getallen komen dus met die van Brongers overeen.
OMVATTING PEEL-RAAM
Ik ben erg verbaasd over de reactie van Brongers inzake de omvatting van de Peel-Raamstelling. Hij is het met me eens dat in de morgen van 11 mei door de Duitsers wordt ontdekt dat de Belgische stroom van de Zuid-Willemsvaart niet werd verdedigd en dat het nieuws van de verkenningsgroep als een blijde boodschap werd ervaren in de vroege middag van 11 mei bij de Duitse divisiestaf. Dat men op dat moment niet opteerde om een grootscheepse omvatting in gang te zetten heeft alles te maken met de dan al alleszins deplorabele status van de Peel-Raamstelling; men stuurde wel twee volledige regimenten [het 6e en 46e van de 30.ID] naar de brug bij Loozen [België]! De finale doorbraak van de Peel-Raamstelling bij Mill was de enige reden waarom deze omvatting verder zonder gevolgen bleef. Bovendien was om 1400 uur het Nederlandse vak Weert ontruimd op bevel van Schmidt. Was de weerstand in de Peel-Raamstelling intact gebleven dan was de omvatting door de 30.ID volgens de bevelen van deze divisie uitgevoerd.
Ik geloof niet dat we nu een discussie moeten gaan voeren of de omvatting nu technische wel of niet is uitgevoerd. Dat is spijkers op laag water zoeken. Verifieerbaar feit is – op basis van de gegeven bevelen van de staf 30.ID – dat de omvatting in gang was gezet [13.55 uur] en dat deze alleen door de ontwikkelingen werd ingehaald. Ik kan me niet voorstellen dat de heer Brongers en ik daarover van mening verschillen. » Deze reactie is geplaatst op 27 augustus 2005 16:07 |
|
|
|
Ik vind dit bijzonder spannende stof, kan men in dit verband aannemen dat het "Schwerpunkt" zoals Clausewitz het beschrijft, de duitse operaties bij Rotterdam en Dordt waren en de aanval op de Grebbeberg de afleidingsoperatie? » Deze reactie is geplaatst op 27 augustus 2005 21:10 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 1.340
|
Dat is beslist het geval. De acties van het 18.Leger ten zuiden van de grote rivieren waren het zwaartepunt van de Duitse invasie. De acties van X.Korps tegen de grebbelinie waren subsidiair. Wel is het zo dat indien de acties van de luchtlandingstroepen hadden gefaald en de Moerdijkbruggen waren opgeblazen, dat het zwaartepunt naar het centrum had kunnen worden verlegd. Dat was dan ook de bedoeling geweest. » Deze reactie is geplaatst op 27 augustus 2005 21:34 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.294
|
Afleidingsmanoeuve sec drukt drukt het dus onvoldoende uit.
Subsidiair of aanvullend lijkt me beter als omschijving wat betreft de aanval op de Valleistelling. » Deze reactie is geplaatst op 28 augustus 2005 12:20 |
|
|
|
N.a.v. enig nagekomen commentaar:
- M.b.t. het Nederlandse operatietoneel: uiteraard waren de luchtlandingen een middel om het doel te bereiken, zoals elke inzet van een onderdeel bij een operatie. Dat geldt ook voor een snelle opmars van het 26e Legerkorps met de 9e Pantserdivisie en het optreden van de Luftwaffe. Het door mij gestelde – gegrond op de genoemde bronnen - blijft ongewijzigd van kracht.
- Dat geldt eveneens voor de door Speidel en vele anderen geroemde hoge kwaliteiten van de luchtlandingstroepen. Als verdere toelichting: het was in het verleden een gewone infanteriedivisie geweest, die echter - en daarenboven - nog eens een gespecialiseerde en extra zware opleiding kreeg. De 22e Luchtlandingsdivisie had Hitlers speciale belangstelling en werd opgeleid onder de hoogste verantwoordelijkheid van de bekende generaal Günther von Kluge (zelfmoord 19.8.1944). Deze in tegenstelling tot alle hieromtrent verschenen Duitse documentatie ‘een gewone infanteriedivisie’ noemen mag een van de unieke vondsten van Herman Amersfoort heten.
- M.b.t. de Duitse verliezen: als die in het commentaar niet alleen betrekking hebben op de gesneuvelden, kunnen ook de vermisten en gewonden daarbij gerekend worden.
Hier volgen weer de cijfers van het Militär Gechichtlichen Forschungsamt te Freiburg, die als het hoogst betrouwbaar gelden. Het Duitse leger had 13.307 vermisten en 113.152 gewonden. Voor de luchtmacht waren de getallen: 2.923 (vermist) en 4.191 (gewond).
Let wel: die hebben betrekking op de periode v/m 10 mei t/m 31 augustus 1940. Dus naast die van de Westfeldzug (10 mei-25 juni), ook op de strijd in Noorwegen in de periode 10 mei t/m 10 juni en die tijdens de Slag om Engeland vanaf Adlertag op 13 augustus tot het einde van die maand.
- M.b.t. de Peel-Raamstelling : deze is zoals gesteld niet omvat. Men heeft ook voor en na het nemen van de brug bij het Belgische Lozen nimmer geopteerd de omvatting op gang te zetten. Dat zou ook in strijd zijn geweest met de Blitzkriegtactiek en behalve een geweldige vertraging een gat of onverantwoorde verzwakking in het vooruitstotende Duitse front in België hebben betekend. Bij een penetratie werd gewoonlijk slechts getracht om links en rechts daarvan het geslagen gat wat te vergroten. Bij Weert is dat overigens geen onverdeeld succes geworden (zie o.m. Opmars, deel 2) Een voorgenomen “omvatting door de 30.ID volgens de bevelen van deze divisie” mist elke grond. Noch de voornemens, noch de gesuggereerde bevelen hiertoe hebben ooit bestaan. Het betreffende Kriegstagebuch en de divisiegeschiedschrijver Hans Breithaupt (met wie ik persoonlijke contact heb gehad) laten aan duidelijkheid niets te wensen over. De 30e Divisie diende na ‘Lozen’met de meest spoed verder België in te trekken. Van een doorbraak bij het 18e (neven) Leger bij Mill was bij de divisie en het Duitse IX A.K. op 11 mei niets bekend. Daar bemoeide men zich niet mee; men was gefixeerd op de eigen opdracht (Breithaupt). Het sprookje van de omvatting is overigens reeds tientallen jaren geleden onderzocht en uit de wereld geholpen. » Deze reactie is geplaatst op 29 augustus 2005 13:44 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 1.340
|
Dank u voor de nadere aanvulling heer Brongers. Ik kan alleen maar constateren dat we vrijwel op een lijn zitten.
Over het Nederlands strijdtoneel - en de importantie ervan - waren we het al eens. In mijn brochure bestreed ik vooral de bewering van Amersfoort als zou de luchtlanding in VH de Fransen moeten overtuigen van de importantie van dit noordfront. Dat vind ik een zeer discutabele suggestie, die ik bestreed. Vandaar dat ik verviel in voor u [Brongers] uiteraard bekende materie dat parachutisten als tactische wapen zijn ingezet, en dat de orde van grote van de operatie pas naoorlogs bekend werd. De Fransen maalden er totaal niet om. Mijn repliek was dus niet op u [Brongers] gericht maar ter nadere duiding van mijn kritiek op Amersfoort.
Over de Duitse verliezen hadden we mekaar ook al gevonden. Dat behoeft geen nader commentaar van mij.
Over het geval Peel-Raam valt me op dat we telkens min of meer hetzelfde zeggen, maar dat u zaken wellicht anders ziet dan ik. Ik denk dat het door de Duitsers zuidelijk omtrekken van de Peel-Raamstelling te allen tijde het einde van de linie had betekend. Dat de troepen door het gat in Belgie werden gestuurd om 13.55 uur op 11 mei heeft mijns inziens alles te maken met het feit dat de linie toen al beslissend doorbroken was. Als dat niet het geval was geweest, blijft u dan de mening toegedaan dat de 30.ID zijn beide regimenten ook dan niet noordwaarts had gestuurd na oversteken van de Zuid-Willemsvaart? Het zou me hoogstens verbazen!
Zuiver technisch gesproken heeft uiteindelijk geen omvatting plaats gevonden omdat de noodzaak er niet was. De beweging van de twee regimenten van de 30.ID mag men echter wel zien als de aanzet tot een omvatting, omdat hierdoor de zuidgrens onder het vak Weert vanuit het zuiden ernstig zou zijn bedreigd. Als we mekaar kunnen vinden door mijn woord "omvatting" terug te nemen en te stellen dat de beide regimenten bij Loozen van de 30.ID een fatale dreiging voor de linie hadden betekend, dan neem ik het woordgebruik van "omvatting" gaarne terug. » Deze reactie is geplaatst op 29 augustus 2005 13:59 |
|
|
|
Wederom een verduidelijking en een antwoord op de vraag van de heer Goossens:
Ik herhaal dat noch het 9e Legerkorps (9.AK) noch de daartoe behorende 30e Div op 11 mei geïnformeerd waren over een doorbraak bij Mill (op 11 mei 1025 uur Duitse tijd definitief). Maar zelfs als men dat wel had geweten – dan kon er van een oprollen in noordelijke richting geen sprake zijn, om de logische redenen die ik reeds uiteenzette. Ook was men hier de gehele 11e mei nog overtuigd van een geheel strijdvaardige Peel-Raamstelling.
Zo meldt de afdeling Ic (Inlichtingen) van de 30e Div in de middag van 11 mei o.m.”Sterkere vijandelijke bezetting in uitgebreide stelling aan de Zuid-Willemsvaart; zware mitrailleurs en antitankgeschut waargenomen” (Daarmee wordt bedoeld het zuidelijk einde van de Peel-Raam langs de ZW vaart tussen Dorplein en Nederweert, op de noordelijke flank van de divisie; met de later bevolen Nederlandse terugtocht uit het vak Weert werd gewacht op de duisternis). De noordelijk aangeleunde 56e Divisie had geen kans gezien in de sector Meijel door te breken, bleef achter en deelde in de morgen van de 12e mei(!) mee, dat men pas in de middag weer kon aanvallen (de linie was toen al ontruimd, wat nog niet was ontdekt).
Dat de troepen over de brug bij Lozen werden gestuurd had slechts tot doel verder België in te trekken. Besloten werd dat IR46 het bruggenhoofd Lozen zou beschermen. IR6 diende in noord-noordwestelijke richting naar het Belgische Hamont te trekken om vervolgens met als linkerflank het Maas-Scheldekanaal in westelijke richting verder op te rukken. Door vertragingen werd dit later omgedraaid: IR 46 ging richting Hamont en IR 6 moest naar Lozen.
Men had kennelijk nog ontzag voor de troepen in het vak Weert, want bij de mars naar Hamont werd bevolen om bij Sint-Huibrechts-Lille troepen achter te laten voor “afscherming tegen de vijand uit Weert”! (Melding 9.AK Ia/op van 11 mei 2200 uur). (Voor de gevechten in vak Weert: zie Opmars, deel 2 pags 230-241) Met de genoemde manoeuvre zou tevens de aansluiting met de 56e Divisie worden hersteld. Vanuit Lozen werd op 12 mei door IR6 in zuidelijke richting naar Belgische Bocholt opgerukt en vervolgens naar Kleine Brogel en Eksel. IR 46 zou later via Neerpelt naar Lommel oprukken; IR 6 naar Grote en Kleine Brogel en Eksel. De divisie als geheel diende naar Gheel te gaan.
Resumerend: vanuit Lozen zijn geen twee regimenten in noordelijke richting gestuurd. Uitwaaiering vanaf de brug bij Lozen vond zowel naar noord als zuid plaats, in beide richtingen door één versterkt regiment; het derde volgde en bleef in reserve van de divisie. Vervolgens werd het offensief in westelijke / zuidwestelijke richting voortgezet. Het bovenstaande is uiteraard zeer beknopt. Het zeer uitgebreide oorlogsdagboek geeft de bevindingen /meldingen / bewegingen gemiddeld om de 10 minuten weer. Ze vormen – samen met de meldingen van 9.AK – een voor onderzoek waardevol document. » Deze reactie is geplaatst op 30 augustus 2005 14:43 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 1.340
|
Een mooie aanvulling! » Deze reactie is geplaatst op 30 augustus 2005 15:43 |
|
|