Het bombardement van Rotterdam in de vroege middag van mei 1940 is en blijft een heet hangijzer in de vaderlandse historische literatuur. Piet Kamphuis heeft in hoofdstuk 10 [“Geen brug te ver”] in de laatste editie van “Mei 1940 – De strijd op Nederlands grondgebied” een aardige analyse van dit bombardement gegeven.
Ik zeg aardig, en niet zeer sterke analyse, omdat ik het met zijn eindoordeel en een deel van zijn argumenten weliswaar eens ben, maar ik een aantal argumenten in de kantlijn onjuist of onzorgvuldig vind. Ik zal dit uiteraard motiveren.
Ik wil echter – alvorens tot een bespreking te komen van mijn negatieve kritieken – aangeven dat ik het roerend eens ben met Kamphuis als hij concludeert dat het bombardement van Rotterdam geen absolute kwalificatie “terreurbombardement” verdient. Hij beargumenteert dat wat mij betreft ook volkomen juist. Rotterdam was geen open maar een verdedigde stad, er zijn herkenbare en bewezen pogingen gedaan om middels een ultimatum de verdedigers duidelijk te maken dat een grote offensieve actie aanstaande was en er was een militaire noodzaak om de hardnekkig verdedigde stad met grovere middelen aan te pakken. Daarnaast hebben de Nederlanders zelf in vijf dagen tijd amper burgers opgeroepen te evacueren. Een titel “terreurbombardement” hoort ook mijns inziens niet te worden geplakt op een bombardement zoals dat op Rotterdam plaats vond, hoe treurig en triest ook de gevolgen voor de bevolking en de stad uiteindelijk waren. Anderzijds - maar ook dat stelt Kamphuis in feite vast - was het in vergelijking tot het oorlogsrecht ook niet volkomen comme-il-faut.
Kamphuis schetst [in dit beperkte verband] vrij uitputtend de omstandigheden die vermoedelijk aanleiding gaven tot het bombardement zoals het werd uitgevoerd. Hij probeert naar mijn mening zo eerlijk mogelijk alle invalshoeken en invloeden [het waren er veel] voor het voetlicht te werpen. Hem valt ook wat dat betreft niets te verwijten [als we in dit geval al van verwijten moeten praten – het is vooral een kwestie van andere inzichten].
Zijn argumenten gaan echter qua feitenweergave en qua analyse mank in een aantal gevallen:
1. [Feitelijke onjuistheid]: Het Kampfgeschwader [KG] 4 beschikte NIET over Stuka’s. Ook in een ander hoofdstuk van het boek wordt deze fout gemaakt. Ik ben zeer benieuwd naar de nieuwe bron die het NIMH heeft voor deze hardnekkige vermelding.
Zoals eerder op het forum aangehaald was KG 4 samengesteld uit twee Gruppen He-111, en een extra grote derde Gruppe met He-111 en Ju-88. Beide types waren oppervlakte bommenwerpers, en de enige aanleiding voor deze mix was dat de Ju-88 de He-111 als eerste oppervlakte bommenwerper aan het vervangen was. De achterstand in productie maakte het noodzakelijk dat een aantal eenheden gefaseerd over gingen op de Junkers. Normaliter streefde de Luftwaffe naar homogeniteit binnen haar eenheden. De Luftwaffe organisatie was zodanig dat – met uitzondering van enkele Lehrgeschwaders [opleiding- en testeenheden] – tactische en strategische bommenwerpers NOOIT werden gemixt. De Stuka’s waar Kamphuis naar refereert, waren niet ingedeeld bij KG.4. Het betreft – zo melden bronnen [o.a. Dr. Weiss] – de Stuka’s van StG.77 waarnaar Kamphuis verwijst, en deze waren simpelweg tijdelijk [vanaf avond 12 mei] ter beschikking gesteld van de speciale luchtmachteenheid van Putzier. Er kan hoogstens sprake zijn geweest van tijdelijk onderbrengen van de twee Gruppen [I/StG77 en II/StG77] onder de staf van KG4. Maar daarmee was het niet één onderdeel onder één noemer geworden, zoals de SS Standarte Der Führer niet opeens onderdeel werd van 207.ID tijdens de meidagen!
2. [Foutieve analyse]: Stuka’s en oppervlakte bommenwerpers zijn substantieel onderscheidenlijke wapens. De Stuka’s werden – als tactische precisiebommenwerpers – louter ingezet als vliegende cavalerie. Zijn dienden direct ondersteunend te opereren, en ze werden nooit als strategisch wapen ingezet. De keren dat dit wel gebeurde [eerste weken Battle of Britain – en toen ging het ook nog om precisie aanvallen] bleek dit ook niet succesvol. We zien dit ook bij de inzet in Nederland. Zij opereerden in de Alblasserwaard, Ysselmonde, Zevenbergschenhoek, Kornwerderzand, Grebbeberg, binnenstad Rotterdam en Mill louter als ondersteuning voor het directe front. Massale ondersteuning zou en kon van hen niet gevraagd worden, tenzij in een kleine sector.
3. [Foutieve analyse]: De verbinding die Kamphuis – en Amersfoort in diens verlengde – maakt tussen het feit dat “geen Stuka’s voorhanden waren” en “daarom He-111’s werden ingezet” is er eenvoudigweg niet. Er waren wel degelijk Stuka’s voorhanden [StG.77 en IV/LG1 – samen 90 toestellen] maar men vond dat het vereiste bombardement van Rotterdam – zoals Kamphuis ook citeert in een andere context – “mit allen Mitteln zu brechen [werden musste], nötigenfalls ist Vernichtung der Stadt zu bedrohen und durch zu führen.[General von Küchler]”. Ofwel, er werd een aanzienlijke vernietigende kracht verlangd die voldoende indruk zou maken.
Simpele rekensom leert ons dat de inzet van 90 He-111 [ieder toen in staat tot het transporteren van 1.500 kg bommen] een equivalent van 135 Stuka’s [ieder toen in staat tot het transporteren van 1.000 kg bommen] zou vereisen. Een dergelijke massale inzet van Stuka’s is nooit tijdens de oorlog op een enkelvoudig doel overwogen of uitgevoerd. Stuka’s – als tactische wapens – opereerden meestal in Staffel [12], soms in Gruppe [36] verband. In die zin heeft Kamphuis dus gelijk als hij zegt dat “de Stuka’s niet voorhanden waren”, maar hij bedoelde dit duidelijk als een verwijzing naar het feit dat de inzet van He-111 een alternatief was. Dat is apert onlogisch en daarvoor ontbreekt hem – zo ben ik overtuigd – ook maar een enkele bron. Het is zijn eigen analyse en die is met inzicht eenvoudig te ontkrachten. Hij maakt simpelweg de fout de wensen van het leger [tactisch bombardement] en die van het ObdL [strategisch bombardement] door elkaar te mixen en er een compromis uit te halen. Dat is echter wetenschappelijk bepaald niet verantwoord.
4. [Foutieve suggestie]: Amersfoort beweert in het [zeer storend tendentieuze] hoofdstuk 11 [“Proef op de som”], dat de Weisung 11 van Hitler [waarin deze in een van de punten stelt dat de weerstand in Nederland snel gebroken dient te worden] geen rol kan hebben gespeeld in de besluitvorming rond het bombardement van Rotterdam, omdat deze Weisung pas uitkwam toen de bommenwerpers al onderweg waren.
Met dit soort statements – die Amersfoort zoals gewoonlijk als de absolute waarheid poneert – maakt de man zich telkens een ongeloofwaardig militair-historisch analyticus. Deze suggestie van hem snijdt immers geen hout – wat Kamphuis impliciet in zijn hoofdstuk over het bombardement erkent. De Weisung 11 werd namelijk al op 13 mei voorbereid, en een van de voortvloeiselen van die aanwijzing van Hitler [die dus op 14 mei uitkwam] was het feit dat KG.54 [die het bombardement zou uitvoeren] van de steungroep voor het 6e Leger naar die van die van het 18e Leger werd verplaatst. Dat bevel was al op 13 mei gegeven. De uitgave van Weisung 11 was in de orders die van het opperbevel eerder uitgingen allang verwerkt op 14 mei!
5. [Foutieve conclusie]: Kamphuis stelt dat door het ontbreken van de onderbouwende papieren [door vernietiging] niet kan worden vastgesteld of nu het tactische bombardement dat het leger wilde, of het strategische bombardement dat Göring wilde werd uitgevoerd. Dat is wel erg bescheiden geconcludeerd. De aard en omvang van het bombardement laten in feite geen ruimte voor twijfel toe. Er is geen aanleiding te denken dat het feitelijke bombardement – dat in de praktijk door maar 57 van de 90 bommenwerpers werd uitgevoerd – een tactisch bombardement was. Nee, het was wel degelijk een oppervlakte bombardement [wat uit die aard zelden tot een tactische actie mag worden gerekend] met de non-discriminatoire intentie het gehele centrum van Rotterdam te verwoesten. Dat was geen directe baat voor de landstrijdkrachten [au contraire] – en dus lijkt de conclusie verantwoord, dat er sprake was van een strategisch bombardement [dat de capitulatie van de stad moest afdwingen]. Naar mijn mening voegt Kamphuis er overigens wel terecht aan toe dat er in elk geval geen sprake is van een regelrecht terreurbombardement. Maar dat gaf ik al aan.
Met de 5 punten van kritiek in het achterhoofd concludeer ik dus dat de inleiding [aanleiding tot het bombardement, invloeden en overwegingen] en de conclusie ten aanzien al dan een terreurbombardement – zoals ze door Kamphuis zijn verwoord – naar mijn idee juist zijn. Het middenstuk [analyse van aard bombardement en vooral Luftwaffe technische zaken] vind ik echter sterk voor verbetering vatbaar. Naast de feitelijke onjuistheid van de vermeende samenstelling van KG 4, zien we vooral technisch mank gaande analyses en conclusies. Dat stelt teleur omdat de informatie voor handen lijkt te zijn om een analyse te presenteren die wel lijkt te zijn gedekt door vele aannemelijke aanwijzingen en feiten. » Dit bericht is geplaatst op 17 augustus 2005 19:29 |