Afgelopen zaterdag, 10 mei, heb ik deelgenomen aan de rondwandeling van Stichting De Greb, onder leiding van Hans Brons. Ik vond het geweldig. Ik ben vrij goed 'ingelezen' in de materie, maar Hans wist me uiteraard het één en ander te vertellen dat ik niet wist - én alles tot leven te brengen aan de hand van het landschap. Ik ga de rondwandeling aan iedereen aanraden.
We hebben het, naast elkaar lopend (en dus niet met de rest van de groep), even gehad over de vraag waarom er maar drie bataljons van in totaal ongeveer 2500 man op de Grebbeberg lagen. De Grebbelinie had een stevige bezetting (uit mijn hoofd: twee hele legerkorpsen en nog wat kleinere eenheden; het moet - over de hele linie - om zeker 50.000 militairen zijn gegaan).
Nu waren er voor de Grebbeberg geen inundaties, en daarmee was de 'corridor' via de Grebbeberg en Rhenen één van de meer voor dehand liggende plaatsen waar de de Duitsers hun grote aanval op zouden richten. Waarom zijn daar geen extra troepen geplaatst? Waarom niet een wat dunnere bezetting ter hoogte van de meest geslaagde inundaties, en wat extra mankracht op de zwakke punten?
Hans wees me dat het besluit om het bij 2500 man te laten in lijn ligt met de algehele Nederlandse besluiteloosheid: men durfde niet goed te kiezen/prioriteiten te stellen. Tja, veel meer kun je er waarschijnlijk inderdaad niet van maken. Maar op de weg naar huis vroeg ik me af wie er eigenlijk verantwoordelijk was voor het feit dat er op en voor de Grebbeberg maar 2500 man lagen. Wie was er direct verantwoordelijk voor de spreiding der troepen in de Grebbelinie? Was dat Winkelman zelf? Van Voorst tot Voorst? Of bepaalde Harberts waar hij in de sector van zijn koprs de accenten legde (of liever gezegd: naliet dat te doen)?
Bij voorbaat bedankt voor het meedenken...
- Menno » Dit bericht is geplaatst op 12 mei 2008 23:09 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Ik kan u gerust stellen. Bij de Grebbeberg lagen beduidend meer manschappen dan 2,500 man. Hans zal vermoedelijk (hopelijk ...) aangegeven hebben dat de beide linies [lees: de loopgraven] inclusief voorposten een opnamecapaciteit van circa 2,500 man hadden. De sector tussen Achterberg en de Rijn werd echter door een sterkte van bijna twee regimenten bezet [ca. 5,000 man] ondersteund door ruim 40 stukken geschut [later versterkt] en talrijke ondersteunende onderdelen. Dat waren voornamelijk de beide regimenten 8RI en 19RI. Reserves waren vanuit het legerkorps toegewezen uit 11RI. Later werd dit geheel versterkt met bataljons uit de Betuwe en Brigade B. Uiteindelijk zouden ruim 10,000 man infanterie [13 bataljons] bij de Grebbeberg enige vorm van inzet zien.
Het dilemma ligt hem in de beperkte opname capaciteit van de front- en stoplijn. Met name de laatste had een zeer bescheiden opzet, waardoor het een opnamecapaciteit had van niet veel meer dan een bataljon per 1,000 meter stelling. Dit kwam door het ontbreken van aangesloten loopgraven voor aanvullings- en vervangingsreserve, zoals die in WOI wel gebruikelijk waren. Het was de bedoeling dat de stellingen aangevuld zouden worden vanuit Rhenen en omgeving, en in het bijzonder langs het spoortalud waren hiertoe enkele loopgraven gemaakt [vaak onterecht als een ruglinie aangeduid] die de meest vooruitgeschoven reserve eenheid enige bescherming moesten bieden. Op een signaal vanuit de hoofdweerstand moesten die dan een gekwetste sector aanvullen of vervangen.
Bij de nuancering van de opnamecapaciteit van onze linie, hoort tegelijkertijd het terugbrengen van de Duitse aanvaller binnen proporties. Hoewel de som aan Duitse eenheden tegenover de sector tussen De Klomp en Rhenen ongeveer 25,000 man bedroeg, werden de aanvallen op 11 en 12 mei telkens uitgevoerd met twee of drie bataljons, en dus maximaal zo'n 2,500 man. Op 13 mei, het hoogtepunt van de slag, waren er vier bataljons in voorste lijn tegen de Nederlandse stelling actief. Aan Nederlandse zijde stonden toen echter ook de meeste troepen in het veld tegenover de aanvallers. Dat kwam mede door de ontplooide tegenaanval tussen Achterberg en de Grebbeberg, waarbij twee bataljons naast elkaar aanvielen met nog eens twee daarachter [die niet werkelijk tot de aanval kwamen]. Ondertussen was de strijd rond de stoplijn toen in volle gang, zodat alle Nederlandse eenheden in die verdedigingslinie ook in strijd waren. » Deze reactie is geplaatst op 13 mei 2008 00:04 |
|
|
|
Allert Goossens schreef: "Bij de Grebbeberg lagen beduidend meer manschappen dan 2,500 man. Hans zal vermoedelijk (hopelijk ...) aangegeven hebben dat de beide linies [lees: de loopgraven] inclusief voorposten een opnamecapaciteit van circa 2,500 man hadden."
Ja, zo zei hij het inderdaad. Even later vertelde hij erbij dat die Nederlandse troepen gedurende vrijwel de strijd in stelling hebben gelegen, en in de praktijk amper konden worden afgelost. Daaruit trok ik (ten onrechte) de conclusie dat er dan wel niets 'achter' hen zal hebben gelegen. Maar dat was dus wel zo. Bedankt voor de toelichting! » Deze reactie is geplaatst op 13 mei 2008 08:43 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Nu zou aflossing beslist ideaal zijn geweest, maar daarvoor ontbraken de faciliteiten. Onze loopgraven waren eenvoudig van opzet, hadden vrijwel geen 'verblijfplaatsen' en al helemaal geen verbindingsloopgraven en secundaire systeem achter de hoofdloopgraaf. Zonder verbindingsloopgraven kon men dus geen vervangings- of aanvullingsreserve (gedekt) aanvoeren terwijl men onder vuur was.
Op zich was het niet zo dat (het gebrek aan) de vervanging van de eenheden nu zo'n bizarre zaak was in oorlogstijd. Tijdens de eerste wereldoorlog waren soldaten vaak beduidend langer aan de frontlijn, en niet zelden onder veel erbarmelijker omstandigheden, dan onze militairen in mei 1940 aan de Greb. Desondanks was het treurig dat het juist een besparing was dat de loopgraven zo summier waren ingericht en dat verbindingsloopgraven volkomen ontbraken. Zowel tussen de front- en stoplijn als tussen stoplijn en derde echelon ontbrak het aan verbindingsloopgraven. Zelfs compagnie- en bataljonscommandoposten waren regelmatig slechts bereikbaar via open terrein of half uitgegraven verbindingsloopgraven. Het ontbreken van een secundair systeem - waar de Franse en Britse verdedigers van WOI prat op gingen - beperkte de directe verzorging en de aanwezigheid van tactische reserves vlak aan het front.
Er zijn overigens wel degelijk enkele vervangingspogingen gedaan. Daarbij ging echter vaak van alles mis. De vervangende eenheden kwamen onverhoopt in een ander stellingdeel terecht of ze bleken juist noodzakelijk om gaten in de verdediging te vullen. Uiteindelijk is geen eenheid vervangen. Daarbij zij opgemerkt dat de linies [voorposten, frontlijn, stoplijn] elk slechts een dag in de werkelijke frontzone lagen. De manschappen in de stoplijn hebben wat dat betreft de zwaarste taak gehad; zij waren vanaf 10 mei 0500 uur in de stellingen. » Deze reactie is geplaatst op 13 mei 2008 09:06 |
|
|
|
Allert Goossens schreef: "Bij de Grebbeberg lagen beduidend meer manschappen dan 2,500 man. Hans zal vermoedelijk (hopelijk ...) aangegeven hebben dat de beide linies [lees: de loopgraven] inclusief voorposten een opnamecapaciteit van circa 2,500 man hadden."
Ja, zo zei hij het inderdaad. Even later vertelde hij erbij dat die Nederlandse troepen gedurende vrijwel de strijd in stelling hebben gelegen, en in de praktijk amper konden worden afgelost. Daaruit trok ik (ten onrechte) de conclusie dat er dan wel niets 'achter' hen zal hebben gelegen. Maar dat was dus wel zo. Bedankt voor de toelichting!
Ik stel vast dat ik het nog steeds met mezelf eens ben. Ik heb gezegd: 2500 man de omvang van 8RI. Hans Brons » Deze reactie is geplaatst op 16 mei 2008 16:34 |
|
|
|
Menno Pot heeft het over de "corridor" en waarom er geen herschikking is geweest om deze "zwakke" plek te versterken.
Persoonlijk denk ik dat je dit probleem moet bezien in de tijdgeest van die dagen.
Er was zo wie zo een politieke bezinningperiode van 3 maanden, ingesteld door de volkerenbond. Bij een oorlogsverklaring diende deze periode in acht genomen worden. Onze regering, heel in het bijzonder de toenmalige minister-president, was totaal niet overtuigd van dreiging tegen Nederland. Men was nog met van alles bezig. Bomvrij gemaal om de, nog aan te leggen, innundatie voor de grebbeberg te realiseren was al klaar. De rest moest welliswaar nog gebouwd worden, maar vooralsnog was er geen enkele reden om te herschikken. Ook voor het ruimen van schootsvelden zou, in geval van oorlogsverklaring, nog wel tijd zijn. Al met al was iedereen er toch redelijk van overtuigd dat we alles onder controle hadden en dat er ook nog wel tijd zou zijn om een en ander te realiseren als er vijandigheden zouden ontstaan. » Deze reactie is geplaatst op 22 juni 2008 17:03 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Heer Meppelink, een aantal zaken n.a.v. uw bijdrage:
- Niemand geloofde in de drie maanden periode. Tsjechië, Polen, Noorwegen en Denemarken werden allen aangevallen (dan wel binnengetrokken) zonder ultimatum. Bovendien was de Volkenbond dood, en was Duitsland daar allang uit. Iedereen hield rekening met een strategische overval of een overval die direct of zeer kort volgde op een oorlogsverklaring.
- Het bomvrije gemaal was nog verre van gereed.
- Het ruimen van schootsvelden was niet vooroorlogs gedaan uit pure dwarsheid van de politiek. Het militaire apparaat drong er al op aan sinds de mobilisatie. Dat er in het kabinet nog steeds enkele verdwaasde politici zaten is niets anders dan heden ten dage. De militaire top was, zeker na de inval in de Scandinavische landen, overtuigd van een Duitse aanval.
- Nagelaten aanpassingen van de defensie moet met zien in vooral twee zaken. De eerste was de krappe budgetten en de stroperigheid van de politiek om budgetten vrij te maken alsmede het gehele ambtelijke regelwerk rondom stellingenbouw. De tweede zaak was de opperbevelwissel die het stellingwerk, althans voor verbeteringen en wijzigingen, twee maanden stil legde.
- Een grote mate van onderschatting was er zeker. Dat was overigens bij alle partijen aan onze zijde, alsmede bij de Duitsers het geval. De Duitsers hadden ook nooit op zo'n snel succes in west Europa gerekend. Kortom, de maanden mei en juni brachten voor iedereen veel verrassingen, niet in de laatste plaats vrijwel de gehele Duitse legertop die de aanval Fall Gelb totaal niet had zien zitten, laat staan de Blitz-achtige tankoperaties.
Daarbij blijft overeind staan dat de verdediging bij de Grebbeberg alleen in orde zou zijn geweest als er een inundatie gesteld had kunnen worden. Daarop heeft men gespeculeerd en mis gegokt. » Deze reactie is geplaatst op 22 juni 2008 17:50 |
|
|
|
Geachte heer Goossens,
In uw reactie heeft U het een aantal malen over wat de militairen dachten en wat de politiek geloofde. Wat de militairen dachten, brachten zij als advies in en al dan niet werd daarop beleid gemaakt of bijgesteld. Dat is trouwens nog zo. Dat er een grote kloof zat (en zit) tussen wat de militairen dachten en de politieke waan van die dag is duidelijk.
Natuurlijk wilden militairen schootsveld ruimen, dat willen ze altijd. Het uitstellen van voorbereidingen maakt alles alleen maar onoverzichtelijk. Dat de politiek geen boomgaarden wilde ruimen zal ongetwijfeld gebaseerd zijn op de financiële consequenties
Natuurlijk waren de militairen er nog steeds van overtuigd dat de Duitsers ook Nederland niet ongemoeid zouden laten., ondanks dat er al 24 of 25? maal alarm was geslagen en weer afgeblazen. De politiek zal hierdoor ongetwijfeld wat minder gelovig zijn geworden.
Na 1936 is het defensie budget enorm gestegen. In 1930 waren de defensie-uitgaven 87 miljoen en in 1935 nog maar 76 miljoen. Pas in 1936 werden de defensie-uitgaven verhoogd tot 85 miljoen gulden. In 1938 werd 152 miljoen gulden uitgetrokken en in 1939 262 miljoen. Dat deze centjes niet over de balk gesmeten moesten worden, maar dat hiervoor de broodnodige dure nieuwere wapens/wapensystemen van moesten worden gekocht is ook duidelijk. De Nederlandse koopmansgeest zal er ongetwijfeld aan hebben bijgedragen dat deze centen echt niet gebruikt konden worden voor schadeloosstelling van de fruittelers bij ruimen van de schootsvelden.
Ondanks dat het logisch is het militaire en politieke denken te scheiden, is dat in de praktijk niet mogelijk. Denk maar aan Srebrenica. De militaire top was echt niet verrast en vond ook dat er niets gebeurd was wat zij met de middelen die zij ter beschikking hadden, hadden kunnen voorkomen. Toch wordt daar, -in brede kring, ook in Nederland-, heel anders over gedacht.
De bomvrije sluis in de Greb was klaar. Het bomvrije gemaal nog lang niet. Heb ik verwisseld. » Deze reactie is geplaatst op 22 juni 2008 20:05 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Heer Meppelink, u raakt me nu een beetje kwijt. Uw laatste reactie opent een geheel nieuwe discussie als u het mij vraagt.
Even terug naar de basis. De indeling van de stelling op de Grebbeberg was een zuiver militaire aangelegenheid. Dat wil zeggen, dat de politiek op macro niveau haar fiat had gegeven voor het inrichten van de verdediging in de Valleistelling, net als bij andere stellinggebieden, maar dat de invulling van dat fiat door defensie zelf werd gedaan. In de meeste gevallen was het Bureau Stellingbouw de 'defensieaannemer en directie' voor die werkzaamheden, die door hen (vaak via het CITB) werden aanbesteed. Men deed dit vooral gebaseerd op de VIS-voorschriften, met de aanvullingen die in de jaren dertig ontstaan waren door nieuwe kazematontwerpen. Het merendeel van de mensen op het Bureau was burger. Het Commando Veldleger had een eigen afdeling die kritisch meekeek met de werkzaamheden en vooral militairtechnisch was betrokken. Na de mobilisatie kregen lokale commando's een grotere vinger in de pap, te meer daar veel van de nieuw te bouwen permanente versterkingen nog niet af waren. Interessant is het werkstuk 'Kazematten in het interbellum' in dit licht.
De kazemattenlinies werden betaald uit het Defensiefonds, een fonds dat NAAST de bestaande defensiebegroting bestond. De fortificatiën aan de Afsluitdijk werden uit een Waterstaatfonds [Zuiderzeefonds] betaald overigens. De politiek had geen betrokkenheid bij de besluiten rond deze stellingen. Dat had zij wel bij de strategiebepaling overigens, maar dat terzijde.
Na de mobilisatie was de Staat van Oorlog afgekondigd, maar met een grote mate van matiging t.a.v. militair gezag. Zodoende bleven zaken als schootsveldruimingen binnen het politieke gezag, terwijl ze bij een volledige toepassing van de SvB bij het militaire gezag waren gekomen.
Ten aanzien van de stellinginrichting van de Grebbelinie bij Rhenen, was het Veldleger zelf leidend geweest. Men had een opbouw gekozen waarbij men (kennelijk) was uitgegaan van een staande inundatie voor de Grebbeberg. Daartoe was kunstmatige inundatie noodzakelijk, waarvoor het bomvrije gemaal diende te worden gebouwd. Dit gemaal zou echter telkens op vele bezwaren van civiele aard stuiten. Om te beginnen civielrechterlijke bezwaren maar vooral ook bezwaren in de zin van beschikbaarheid van pompen. De bouw liep zodoende grote vertraging op. Ondertussen was de defensie wel ingericht op een staande inundatie. Als enige aanpassing in de door defensie zelf geplande verdedigingsplannen werden weerstandbiedende voorposten voor de frontlijn geplaatst om het tijdelijke gemis van een inundatie enigszins te compenseren. Het vuurplan werd eveneens aangepast, maar slechts voor semi-permanente versterkingen. De permanente versterkingen [kazematten] werden niet uitgebreid. Zo kon het gebeurend dat het Hoornwerk en de bastions daarnaast een zeer zwak punt bleven in de frontlijn wegens het ontbreken van de inundatie. Net als de rest van de frontlijn was het immers goed benaderbaar door de dijken (waarachter een tegenstander kon schuilen) en de bossen en bomen die voor de stelling lagen.
Het feit dat de politiek bezwaar had gemaakt tegen de schootsveldruimingen kan men bezwaarlijk als budgetkwestie neerzetten, hoewel men dat in de politiek wel deed. Als het gemaal eerder (op tijd) klaar was geweest, had de inundatie direct gezet moeten worden. Er was immers voor de Grebbelinie - in tegenstelling tot de NHW - geen tijd de inundaties pas te stellen na een inval. Was het gemaal gereed geweest dan was de gehele Nude onder water gezet en waren alle landerijen dus 'verloren' gegaan. Daarvoor was al toestemming, maar het gemaal was nog niet gereed. Men mat dus met twee maten.
De defensiebudgetten die Nederland had waren meer dan toereikend in de jaren 38-40. Dat klinkt bizar, maar zo was het. De enorme achterstand in de bewapening was zodanig dat zij niet in de laatste jaren kon worden ingehaald. Sterker, de budgetten voor het herbewapeningsfonds waren steeds te hoog. Men kon de uitgaven niet eens doen. Daarbij speelde zowel militaire als politieke verwijten. De militaire aanschafcommissies stelden vaak onwezenlijke eisen aan het te verwerven materieel, terwijl de politiek vaak draalde als het aankwam op buitenlandse aanschaffen.
Het was beslist niet alleen de politiek verwijtbaar dat bepaalde zaken en middelen niet voorhanden waren. Zo was het de latere minister Dyxhoorn die als majoor op de staf in Den Haag de minister [van Dijk] nog afraadde om tanks te kopen. Dyxhoorn meende dat tanks door de kracht van anti-tankgeschut nauwelijks meer van belang zouden zijn. De minister nam dat advies over, hoewel de chef-staf Reynders toentertijd juist aandrong op die aanschaf. Hetzelfde geldt voor aanbiedingen die de Artillerie Inrichtingen steeds kregen van sur-plus materieel elders. Door de militaire instanties werden die aanbiedingen meestal als onwenselijk terzijde gelegd. Zo bood HIH Siderius een grote hoeveelheid Rheinmetall geschut aan begin jaren dertig. Het had voor weinig geld aangeschaft kunnen worden. Defensie keurde het af omdat het onvoldoende modern zou zijn. In mei 1940 moest echter veel geschut dat ver inferieur was aan die HIH voorraad noodgedwongen worden ingezet. Een zaak die zuiver het militaire apparaat verwijtbaar gemaakt kon worden. Hetzelfde argument gold de legerluchtmacht. Het waren de militairen die telkens allerlei verschillende types vliegtuigen wilden aanschaffen. Een paar voor die taak, een paar voor die taak, etc. Als men in 1936 de gehele jachtvloot gewoon met D-XXI en G-1's had gevuld, was men op 10 mei uitstekend uitgerust geweest. Het mocht niet zo zijn.
Kortom, veel zaken zijn puur militaire aangelegenheden geweest. Dat geldt vanzelfsprekend niet voor de bijna 20 jaar afbraak voor 1936. Echter, met de middelen voorhanden waren het de militairen zelf die hun stellingen bouwden op een wijze die niet anders dan als matig kan worden gearchiveerd. Dat gold dus bijvoorbeeld voor de Grebbelinie ter hoogte van Rhenen. Men had verzuimd deze stelling beduidend sterker te maken en gegokt op het tijdig gereed zijn van het gemaal. En daarmee gokte men verkeerd ...
Over Srebrenica zijn we het niet eens. De slaafse Couzy had zijn pet aan de wilgen moeten hangen toen een stel nitwits uit Den Haag de mission-impossible in Srebrenica politiek inkocht. Couzy deed dat niet, en aanvaarde zelfs dat onze wapensystemen moesten worden 'gedowngrade' om er vooral niet te offensief uit te zien. Onze militaire top had zwakke knieën, omdat carriere prevaleerde boven hun militaire plicht. In het vervolgtraject werden bovendien juist die bevelhebbers in de 'chain-of-command' gestraft die wel militair verstandig waren opgetreden, terwijl de falende bevelhebbers werden gelauwerd met promoties. In mei 1940 hadden wij ook een politiek correcte opperbevelhebber. Tot zijn aanstelling in de winter van 1940 was het leger echter zeer kritisch geweest jegens politiek. Nadien is dat slechts zelden vertoond, hoewel generaal Kruls in 1951 deed wat Couzy had moeten doen toen Srebrenica zijn organisatie in de mik werd geschoven. Kruls nam zijn ontslag. Hij was vermoedelijk de laatste chef-staf [annex opperbevelhebber] die een dergelijke houding had en zijn militaire verantwoordelijkheid stelde boven persoonlijk gewin. » Deze reactie is geplaatst op 23 juni 2008 12:48 |
|
|
|
(Geachte heer Goossens,
Aangezien dit wel heel erg Off-Topic is kan ik me zo voorstellen dat U hetvolgende niet plaatst)
Geachte heer Goossens,
Grappig dat U een zo uitgesproken mening heeft over Srebrenica. Ondanks dat het helemaal Off-topic is dan toch maar.
Ondanks dat ik niks heb met de heer Couzy wil ik daar toch graag op in gaan.
Om het maar in Peppy en Cokky taal samen te vatten was dit ongeveer het mandaat.
1. De strijdende partijen hebben het voornemen de strijd niet meer te hervatten.
2. VN troepen (Nederlandse) hebben hun opstelling tussen de strijdende partijen om confrontatie tegen te gaan en kleine onenigheden te beeindigen.
3. Indien de strijdende partijen onverhoopt toch weer slaags raken hebben de VN troepen daarin geen taak meer en stappen er tussen uit.
De nederlandse politiek is daarmee accoord gegaan. De aangewezen militaire onderdelen wilden natuurlijk met hun organieke uitrusting die kant op. Toen er echter discussie ontstond, onder andere over te aggresieve uitstraling werd voorgesteld zo ligt bewapend als mogelijk is, die kant op te gaan.
Couzy is daarmee accoord gegaan. Mijns inziens kun je met zo'n mandaat ook wel in je blootje die kant op, want als het fout gaat moet je er toch tussen uit en dat is maar goed ook dan, vanwege de minimale troepensterkte en uitrusting.
Toen het echter heel anders fout ging dan ooit iemand zich voor had kunnen stellen, ging het spek stinken. We waren getuige geweest van een massamoord. Hadden er misschien wel aan meegewerkt, door op sommige momenten de-escalerend op te treden en mee te werken aan wat dan ook.
Het durde maar even voordat de politiek begon te schreeuwen dat dit natuurlijk niet kon en dat de nederlandse militair zich anders had moeten gedragen. Was er geen sprake van lotsverbondenheid? Hadden de militairen zich niet dood moeten vechten om dit te voorkomen?
Couzy heeft nog geprobeerd duidelijk te maken dat dit optreden precies was zoals afgesproken cq volgens het mandaat en iets anders helemaal niet gekund had, maar ja, wie wilde hem nu nog horen.
Misschien zijn er zelfs wel parrallelen met de grebeberg of de nederlandse verdediging in het algemeen. Wat mijns inziens niet zo is/niet kan, is de militairen aansprakelijk stellen voor beleid.
Beleid wordt gemaakt door politicie en de politieke top van defensie. Militairen voeren uit. Soms voeren ze ook dingen uit waarvan je achteraf kunt zeggen dat dat helemaal verkeerd was, echter dan zullen de militairen over het algemeen zeggen: Wat moest ik dan? Dit was mijn opdracht, dit waren mijn mogelijkheden. deze keuze heb ik gemaakt. In de opgedragen taak, in de gegeven omstandigheden was dit het beste wat we eruit konden halen. » Deze reactie is geplaatst op 24 juni 2008 23:27 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Heer Meppelink, het uitgebreid beschouwen van het debacle Srebrenica is inderdaad off-topic en daarover moeten we kort blijven. Het is me volstrekt helder dat dit vooral een politiek debacle was en dat de militairen, vooral zij met minder 'brass on their shoulders' de politieke opdrachten mochten materialiseren. Ons land heeft helaas een traditie van een sterk divergerend politiek en militair denken. De perikelen in de Staten Generaal en rondom onze grootste staatsman ooit (van Oldenbarnevelt) en onze meest bekende (land)krijgsheer ooit (Maurits) zijn typerend. Ook in 1672 plukten we de wrange vruchten van een volstrekt verwaarloosd leger, en we zouden nog een aantal maal op herhaling gaan wat dat betreft. Nederland kent wat dat betreft een uiterst curieuze politieke geschiedenis, met weinig hoogtepunten en vele dieptepunten.
U stelde eerder dat het scheiden van politieke en militaire invloed c.q. verantwoordelijkheid niet echt mogelijk is. Dat is in democratische staten inderdaad niet zo, omdat die zaken (in veel opzichten 'gelukkig') verbonden zijn. Desondanks weerhoudt ons dat niet de vrij consequente politieke missers op het vlak van onze krijgshistorie aan de kaak te blijven stellen. Kijkt u eens naar de situatie in België en Frankrijk anno 1940. In België was er weliswaar een kritische politiek, maar die politiek was zich - mede wegens de ellende van WOI - heel duidelijk bewust van haar verantwoordelijkheid in beleid jegens de landsdefensie. In Frankrijk was zo mogelijk een nog duidelijker voorbeeld van hoe de politiek en het militaire apparaat in crisistijd een zeker verbond kunnen sluiten. Hoewel de Fransen gedurende het interbellum een grote machtstrijd zagen in de politiek die hen ook tussen zekere uitersten deed laveren, was het gevoel van een sterk leger een binnen het politieke spectrum gedeelde mores. Men divergeerde slechts in de invulling ervan. De meeste fouten in dat land ontsproten uit de breinen van de militaire top, en zij kregen daartoe vanuit de politiek het podium. In Nederland was de opperbevelhebber een serviliteit van de politiek. Naast hoffelijke betrachting van de etiketten, keek men neer op de opperofficieren. De wijze waarop verstandige analyses en assessments vanuit het leger de politiek werden aangereikt en vervolgens door politici - nota bene regelmatig met militaire achtergrond - actief werden gesaboteerd is onwezenlijk. Het is onbestaanbaar dat een minister van defensie zich actief sturend bemoeid met 's lands defensiestrategie, zelfs op meso niveau. Toch deed Dykxhoorn dit. Daarbij de wellicht nog onwezelijker [slecht Nederlands] wijze waarop het Kabinet meende de Staat van Oorlog te moeten matigen. En niet een beetje matigen, maar heel sterk matigen. In wezen daarmee de grondwet schofferend. Daarmee laadt de politiek een veel grotere verantwoordelijkheid op zich - op het militair bestuurlijke vlak - dan zij zich zou moeten en mogen toeëigenen in crisistijd. Daarvan zien wij tot op de dag van vandaag deja-vu's. Srebrenica was niet het laatste voorbeeld, want in Irak en zeker in Afghanistan zien wij een herhaling.
Het leger in Nederland zal zich vermoedelijk nooit zodanig kunnen losmaken van de intensieve bemoeienis van de politiek, dat zij optimaal militair kan functioneren. Zelfs ons leger is een product van de poldermodelfiguur, waarbij onze kabinetten zowel de dijken als het water willen spelen. dat is vrijwel zeker de reden waarom sinds (en met) het aantreden van Winkelman onze opperbevelhebbers q.q. chefs-staf vooral werden geselecteerd op hun politieke vaardigheden, hun vaardigheden te schakelen tussen politiek en militaire apparaat. Zeer korte tijd na WOII was er nog draagvlak voor een echte militair aan de top, generaal Kruls. In 1949 begon alweer de politieke weerstand tegen de legertop en die kreeg in 1951 zijn hoogtepunt met het gedwongen vertrek van de chef-staf Kruls. De laatste decennia is het nog een paar niveau's opgekrikt, en Couzy was een exponent van die vergroting van het grote politieke alterego die de opperbevelhebber q.q. chef-staf diende te kenmerken. De switch tussen Reynders en Winkelman in 1940 stond - avant la lettre - model voor de latere filosofie omtrent de statuur van de opperbevelhebber van ons leger: een politicus in uniform.
Ik maak vaak juist wel een scheiding tussen de politieke en de militaire verantwoordelijkheden als het mei 1940 en prelude betreft. Die scheiding was in menig opzicht goed te maken. Want naast de tragiek van politiek falen in de periode 1918-1940 was er wel degelijk ook een aanzienlijke dosis verantwoordelijkheid die lag bij ons leger. Ons leger dat in het interbellum een vooral autodidactisch leger was als het aankwam op modern tactisch en strategisch denken. Een leger ook dat onwillekeurig de beperkingen van budgetten en middelen bijzonder weinig deed aan intellectuele ontplooiing binnen puur militaire vakken. Onze militaire technici [genisten, artilleristen, logistiekers] waren autoriteiten op wiens vakkennis verdomd weinig viel af te dingen. Onze genisten verstonden hun vak, onze artilleristen waren uitmuntende rekenmeesters die feilloos hun vuren konden preciseren. Maar de nucleus van militair vernuft is het tactische en strategische spel. Ondanks de enorme revolutie in tactisch en militair denken in met name de jaren dertig, de revolutie in de ontwikkeling van wapens en middelen, stagneerde de kennis van deze materie binnen ons officierskorps op dramatische wijze. Slechts enkele uitverkorenen konden zich elders, in Frankrijk of Duitsland, doen scholen binnen modern denkende gremia als de Ecole de Guerre Superieur in Parijs of de Hohere Kriegsschule in Berlijn. Deze enkelingen - ze waren met recht op twee handen te tellen - waren exact hen die de Militaire Spectator vulden. Het wetenschappelijke militaire orgaan dat tot aan 1940 vooral als een salonblad gold voor carrierevechters, en onder de meeste officieren het niveau van de militaire leesmap bij de onderdeelsbarbier nauwelijks ontsteeg. In de MS ving de geleerde officierselite elkaar vliegen af, toevalligerwijs ongeveer dezelfde elite die in Den Haag aan de HKS docent was. Zij etaleerden in elk geval de theoretische kennis die zij elders op hadden gedaan of per ongeluk in de vrije tijd eigen hadden gemaakt. Want Frankrijk, Duitsland, Engeland, Italië en Oostenrijk etaleerden hun nieuwe kennis en inzichten vrijelijk in de militaire pers. De goede verstaander had de aard en omvang van de Duitse speerpuntformaties van september 1939 en mei 1940 kunnen voorspellen. Had zich zelfs de tactiek eigen kunnen maken, daar de Duitse veldvoorschriften gewoon te koop waren.
We kunnen best een grijs gebied identificeren waarin politiek en militair apparaat beiden hun handen vuil hadden gemaakt aan verslapping en desinteresse. Er is echter eveneens een aanzienlijke portie aansprakelijkheid die vrij methodisch kan worden verdeeld tussen beide zuilen (als ik het even zo mag kwalificeren). Dan kunnen we wijzen op de politieke verwaarlozing van onze krijgsmacht door het onttrekken van middelen en het zwaar ondermaats budgetteren. En we kunnen wijzen op het matige vernuft van de militaire top om met creativiteit en 'kampfgeist' zich, ondanks de ontbrekende middelen, bij de les te houden in een periode die vermoedelijk de snelste en meest dramatische ontwikkeling kenmerkt van het hele militaire metier binnen het conventionele spectrum. Want ik durf de stelling te verdedigen dat nooit in de militaire geschiedenis een era bestond zoals het interbellum - wellicht zelfs te preciseren als de periode 1930-1940 - dat zowel de middelen als de toepassing ervan een vlucht namen met een vergelijkbare acceleratie. Het Duitse 'honderduizendman leger' was juist in staat met gebrek aan middelen en gebrek aan alles een ongehoorde sterke basis te leggen voor vijf jaar explosieve uitbreiding. Creativiteit, inventiviteit, leergierigheid en aperte afkeer van berusting waren de ingredienten voor de Duitse Reichswehr om in de periode 1935-1940 een leger op de been te brengen dat geheel Europa in no time op de knieën kreeg. Dan kunnen wij in ons land niet volhouden dat onze beroepsmilitairen in datzelfde era de veroordeelde slachtoffers waren van de politieke beperkingen die zij kregen opgelegd. Zij hadden zelf een behoorlijke dosis verantwoordelijkheid. In die zin zijn zij beslist - en met recht - aan te spreken als medeverantwoordelijk voor veel zaken die een veelvoud beter hadden kunnen zijn in mei 1940.
Nodeloos af te sluiten met de relativering dat ondanks een dergelijk verwijt, het verschil - ten aanzien van de uiteindelijk onvermijdelijke nederlaag - vooral 'for the record' was geweest. En laat bovendien deze kwalificatie van militaire medeverantwoordelijkheid niet (onterecht) afstralen op de dienstplichtige militairen die daaraan part noch deel hadden. Zij werden geroepen, zij gingen en zij bloedden. Daarbij past louter gepast respect ... » Deze reactie is geplaatst op 25 juni 2008 01:46 |
|
|