|
Kort en goed gezegd bestond de Genie uit vier pijlers: het 1e Regiment Genietroepen (pioniers en spoorwegtroepen), het 2e Regiment (verbindingstroepen), het 3e Regiment (verlichtingstroepen) en het Korps Pontonniers en Torpedisten. Na de mobilisatie werden uit het 1e Regiment gevormd dertien compagnieën Pioniers (voor divisies en brigades). Uit het 2e Regiment werden de operationele verbindingseenheden (m.u.v. de laagste niveaus, die op eenheidsniveau werden opgeleid) en de stafverbindingseenheden gevormd alsmede uit het 3e Regiment de verlichtingseenheden voor veldleger, kustartillerie en luchtverdediging. Het 1e Regiment leverde ook een bataljon Spoorwegtroepen en een bataljon Wegtroepen (formeel ‘Bataljon Wegentroepen’). Daarnaast werden specialistische eenheden geformeerd, zoals eenheden van de Vaartuigendienst, maritieme mijnversperringen, zinkscheepdetachementen, veerdiensten, pontoneenheden en schipbrugeenheden. Dit waren specialisten die allen onder het Korps Pontonniers en Torpedisten vielen als oorspronkelijke geniestam.
Het AHK (sectie V, Genie) hield rechtstreeks onder zich alle spoor- en wegtroepen, de ponton- en schipbrugtreinen en de veerdiensten. Alle overige eenheden werden tactisch of operationeel onder het Veldleger of kantonnementen aangestuurd. Daarnaast bestonden er vijf zelfstandige pontonafdelingen, waarvan vier voor het Veldleger (per legerkorps) en één t.b.v. de staf Veldleger. De grote ponton- en schipbrugtreinen waren dus in een strategisch kader ondergebracht. Dat is duidelijk verbonden met de dispositie van ca. de helft van het Veldleger zuidelijk van één of meer grote rivieren. Zo lang dat het geval was, zou de noodzaak voor het behoud van ponton en schipbrugeenheden op strategisch niveau noodzakelijk blijven. Overigens was daarbij vermoedelijk ingecalculeerd dat terzake verlies van materiaal evident zou zijn.
De opleiding voor brugslag was in één van de forten. Het is me even ontgaan welke, maar een fort nabij Utrecht, op korte afstand van de Kromhout. Iedere pontonnier die werd opgeleid diende in zijn diensttijd tenminste één grote brugslag te hebben meegemaakt. Overigens was onze genie vermoedelijk het best opgeleide onderdeel van ons leger. De technische kennis verhield zich dan ook omgekeerd evenredig met de militaire kennis, die grosso modo bedroevend was. Des te opmerkelijker is het dat juist de genie zich op talloze fronten vaak veel beter te velde manifesteerde dan de krijgsonderdelen waarvan men deze vasthoudendheid mocht verwachten, zoals infanterie en artillerie. Het waren de cavalerie en genie die zich relatief gezien verreweg het beste in de strijd manifesteerden.
Wapenfeiten van de genie waren er vele. Niet in de laatste plaats het taaie verzet in de garnizoensplaatsen Rotterdam en Dordrecht. In Dordrecht zelfs een klinkend resultaat tegen een compagnie parachutisten die geheel eigenhandig door enkele spoorwegtroepen en pontonniers werd vernietigd. In Rotterdam haalden de rekruten van de genie en enkele tientallen mariniers het succes van een snel gecorrigeerde Duitse inbraak op de noordoever van de Nieuwe Maas. Genisten weerden zich dapper en vasthoudend als combattanten. Het verzet van een handvol pontonniers in het haventje van Moerdijk maakte meer indruk op de Duitsers en de duur van de verdediging van het bruggenhoofd dan de 350 infanteristen, die zich in hetzelfde bruggenhoofd haast zonder slag of stoot hadden over gegeven of waren vertrokken. Een lintjesregen viel hen terecht ten deel. In Willemsdorp was een groep pontonniers van de Veer 2C de formatie die het langst van iedereen (behoudens een kazematbezetting) het verzet vol hield. Een groep genisten in Gemert wist met geweren en karabijnen vier uur lang een met licht geschut versterkte verkenningsformatie van de Duitse 256e Infanterie Divisie tegen te houden. Pas toen pantserwagens de aanvallers te hulp kwamen moesten de genisten de wapens strekken. De 2e en 3e Cie Torpedisten manifesteerden zich als taaie vechters in Dordrecht. Beide waren ter versterking naar hun ‘thuisstad’ verplaatst, maar toonden zich vasthoudend en brachten gevoelige offers. Ongetwijfeld ben ik nu een aantal moedige acties vergeten.
Een verklaring voor de opvallende prestaties van genisten in mei 1940 heb ik niet. Ik kan slechts vermoeden dat het ging om een bepaald ‘esprit de corps’. Opvallend veel kaderleden van de genie toonden zich dapper en vasthoudend. Dat, terwijl hun combattante oefening doorgaans matig tot zeer zwak was. Des te curieuzer is het dat de twee officieren in het veld, die deze troepen hadden opgeleid of onder zich hadden, de kolonel Scharroo en de overste Mussert, beide verguisd zijn. De één omdat hij door de Marine op lasterlijke wijze naoorlogs van slecht beleid was beticht – en de ander omdat zijn broer als de foutste Nederlander werd gezien en hijzelf vanaf de eerste minuut in oorlogstijd werd gewantrouwd en tegengewerkt. Beide heren hadden meer aanzien verdiend. De genie als wapen, verdient voor de verrichtingen in mei 1940 niets anders dan een MWO op het vaandel. Dat kreeg echter helaas alleen de ML. Ook in die dagen was “sexy” een onderdeel van het beoordelingsproces. » Deze reactie is geplaatst op 17 juli 2013 12:45 |