Goedemorgen, ik heb laatst het boek "Tot de laatste man en de laatste patroon van Harmen Hoogenboom gelezen. Het boek gaat over de strijd over de voorposten op 11 mei en biedt denk ik wel een aantal verrassende kijk en conclusies over deze strijd. Zijn er meer mensen die het gelezen hebben? Ik ben ook wel benieuwd of bestuursleden van de Stichting het hebben gelezen en wat zij er van vinden. » Dit bericht is geplaatst op 26 juli 2021 10:09 |
|
|
|
Het boekje net aangeschaft, nadere reactie volgt na lezing. Is er iets bekend over de achtergrond van de auteur (wie is hij, welke deskundigheid heeft hij op militair-historisch gebied) ?
Wat me al meteen opvalt is dat hij stukjes van mijn website "Geschut op de Wageningse Berg" verwerkt heeft. Maar die bron dan toch zeer selectief gebruikt heeft en me ten onrechte "historicus" noemt. Ook toch weer op pag. 228 "het Duitse artillerieoverwicht", waarbij zeker de eerste gevechtsdag (juist in de strijd om de voorposten) er nog geen sprake was van Duits artillerieoverwicht. Nog niet alle Duitse eenheden waren ter plaatse en in staat vuur op het doelgebied uit te brengen.
De aanbeveling van Prof. dr. Wim Klinkert in het voorwoord zal ondanks dit (voor mij) opvallend minpuntje toch niet voor niets zijn. Het boekje lijkt me zeer het lezen waard. Definitief (persoonlijk en dus altijd ook subjectief) oordeel volgt na grondig lezen. » Deze reactie is geplaatst op 11 augustus 2021 16:42 |
|
|
|
Nee, wat mij betreft valt dit boek met de 706 voetnoten zwaar tegen.
De verwijzingen naar mijn werk mag de heer Hoogendoorn schrappen. Mijn inzichten zijn op belangrijke punten anders, wat ook zal blijken na zorgvuldig nalezen van de aangehaalde teksten.
De Duitse artillerie werd niet efficiënt (pag. 198, bedoelt hij kundig en effektief ?) ingezet. Ook had de Nederlandse artillerie helaas alleen op papier overwicht omdat die in lijn met de voorschriften en bevelen van toen in de gevechten bij de Grebbeberg maar spaarzaam werd ingezet. Er werden weinig "lonende" (voldoend grote of op andere manier belangrijke) Duitse doelen waargenomen, de artillerie mocht bovendien alleen na verkregen toestemming van DAC of LKAC op "gelegenheidsdoelen" (andere doelen dan de knooppunten van wegen of belangrijke gebouwen waarop vuren al waren voorbereid) vuren. Onze zeker op 11 mei veel grotere vuurkracht werd daarmee evenmin effektief gebruikt. Het is moeilijk af te wegen welke partij daarvan het meest profiteerde.
En even nog iets heel ander anders. Steenbakkerij "De Blauwe steen" (pag. 225) zal waarschijnlijk toch wel "De Blauwe Kamer" moeten zijn. » Deze reactie is geplaatst op 13 augustus 2021 07:09 |
|
|
|
Wat ik vooral mis is zijn nieuwe gegevens uit een combinatie van (ook later door anderen dan Nierstrasz c.s. aangeboorde) bronnen. Ook en vooral het bredere perspectief van het gevechtsverloop, een vergelijking met de (ja zeker wel schaarse) Duitse gegevens die er toch wel degelijk zijn. Op dat punt biedt deze website veel bijzonder interessant materiaal dat nog lang niet altijd aan elkaar gekoppeld werd. Onder andere de kaart spionage (typ in beeldmateriaal "kaart spionage" in) met nummers die overeenkomen met een verslagje op pag. 42 van O. Weidinger, "Kameraden bis zum Ende". Hierin wordt verteld dat steunpunt 45 al snel veroverd werd, terwijl steunpunten 41, 42, 44, en 49 veel moeite gaven. Steunpunt 45 is mogelijk dat van 4e sectie 1-III-8 RI (typ in beeldmateriaal “stelling voorposten”), ook volledig scherfvrij uitgevoerd, zo te zien volledig vergelijkbaar met de opstelling van mijn oom bij Weltevreden west van de Grift.
Het zou tenslotte ook bijzonder interessant zijn geweest de kaartjes 81, 90, en 204 (de laatste is een uitsnede van de kaart spionage) eens ov er elkaar te leggen om wat meer te kunnen zeggen over de kwaliteit van de Duitse verkenningen resp. over de schootsvelden van de Nederlandse verdedigers. » Deze reactie is geplaatst op 13 augustus 2021 12:04 |
|
|
|
Ik heb het boek een aantal dagen terug gelezen en was eigenlijk ook benieuwd naar reacties.
Het was best een stevige pil, maar wat ik goed vond was de menselijke kant ervan. De schrijver keert telkens weer terug bij de twee commandanten Tack en Blom. Dat gaf het een menselijke noot die je niet zo vaak ziet in onderzoeken naar gevechten. Ik vond het ook wel overtuigend dat Tack militair gezien minder goed was uitgerust om het gevecht te doorgronden.
Wat verder goed was vond ik de beschrijving van de omgang met de meidagen na de tweede wereldoorlog. De strijd werd wel echt geframed: enerzijds lafheid en anderzijds heldenmoed. Apart ook hoe vaak de term 'Tot de Laatste man en de laatste patroon' terugkomt in alle boeken en onderzoeken. Blijkt maar weer: Mei 1940 nog altijd relevant
Minder vond ik toch dat de menselijke aandeel in de strijd zo werd uitgespannen. De gevechten in de voorpostenstrook waren zo onoverzichttelijk dat het wel begrijpelijk is dat men wegvluchtte, of de handen in de lucht stak als ze plots door de SS werden overvallen. Het is die jongens ook niet kwalijk te nemen eigenlijk, net zoals Kapitein Gelderman dat niet deed na de oorlog.
Ook minder was dat bij sommige delen van het boek meer kaarten hadden mogen zitten. Er zitten er een aantal in, ook een hele mooie luchtfoto/kaart, maar telkens terugbladeren is lastig.
Zoals ik het overigens begreep zegt de auteur hetzelfde over de artillerie: Nederlanders hadden meer, zeker in het begin van de slag. Dit kon alleen niet goed gebruikt worden, door alle problemen aan Nederlandse kant. » Deze reactie is geplaatst op 16 augustus 2021 20:27 |
|
|
|
De auteur zegt inderdaad op veel plaatsen wel dat de Nederlandse artillerie (in het begin en in elk geval op papier) overmachtig was. Die ene uitspraak op pag. 228 zou ik daarom wel aanpassen in een volgende editie.
De op papier aanwezige Nederlandse overmacht aan artillerie mocht trouwens volgens de gegeven bevelen (zie het Algemeen verdedigingsbevel voor II LK) eigenlijk niet meteen en volledig gebruikt worden. Er waren genoeg belemmerende factoren naast veel moed, doortastendheid, en gemotiveerdheid om door te vechten. Andere voorbeelden naast die van smi Blom genoeg.
De persoonlijke invalshoek spreekt me ook wel aan. Dat was ook een sterk punt van de boeken van Lkol Brongers, naast zijn bereidheid een mening te herzien op grond van nieuwe info. Voor mij blijft hij daarmee een ivoorbeeld hoe wetenschappelijk te werken. Gelukkig daarin ook geen uitzondering. » Deze reactie is geplaatst op 21 augustus 2021 06:22 |
|
|
|
Na het lezen blijft toch de vraag spelen: hoe zat het met de "gevechtsbereidheid" in de meidagen? De schrijver stelt dat de vooroorlogse opleiding niet al te veel om het lijf had omtrent leiding-geven op het slagveld. Hij laat met de twee sectiecommandanten bovendien een sterk contrast zien: Blom die doorvecht tot de laatste patroon (hoewel hij ook op een gegeven moment inzag dat de strijd voortzetten nutteloos was geworden), en Jannes Tack die vroeg al wegtrekt. Hoe moeten we het gedrag van de troepen in de slag op de Grebbeberg nu beschouwen? Daar ben ik benieuwd naar. » Deze reactie is geplaatst op 24 augustus 2021 20:32 |
|
|
|
Wat mij betreft staat als een paal boven water dat het overgrote deel van de militairen in de Grebbelinie (en ook daarbuiten) hebben gedaan wat menselijkerwijs gesproken mogelijk was. Vaak meer dan gegeven de omstandigheden verwacht mocht worden.
"De" gevechtsbereidheid van een militair waar en wanneer dan ook is niet simpel met een paar scores in kaart te brengen. Een plus voor de ene partij is ook niet automatisch een min voor de tegenpartij. Dat verklaart misschien veel tegenstrijdigheden in de gevechtsverslagen van beide partijen. Ook aan Duitse zijde werd geklaagd (volgens de mij bekende feiten waarschijnlijk heel terecht) over het moeilijke terrein in het voorpostengebied en het gebrek aan goede verkenningsmogelijkheden. Dat zegt mij genoeg. » Deze reactie is geplaatst op 26 augustus 2021 12:46 |
|
|
|
Als ik me goed herinner was het Vaandrig Tack waar Generaal Harberts het oog op had om hem voor de krijgsraad te velde te dagen wegens "lafheid in het aangezicht van de vijand". Dat is bij gebrek aan bewijs niet doorgegaan en toen werd het Chris Meijer. Het is wel duidelijk dat leiderschaps kwaliteiten nou niet echt een selectie eis was voor kader leden. In elk leger komt moed en lafheid voor. Maar het is aan kader leden om mensen te motiveren. Daar was helemaal niet aan gedacht in de opleiding van de jaren dertig. Sommige soldaten hadden meer leiderschaps kwalititen dan sergeanten. Ik denk ook dat de militairen hebben gedaan wat mogelijk was onder de omstandigheden, maar ze waren dan ook totaal niet voorbereid op elke vorm van oorlogvoeren. Dat kan natuurlijk ook niet met 5 maanden dienstplicht. » Deze reactie is geplaatst op 26 augustus 2021 14:21 |
|
|
|
@CJR. Eppo als man die van zijn standpunt afkomt? Bijzondere ervaringen heb jij. Ik en vrijwel ieder ander weet wel beter. Ik had hem hoog, zoals voor frequenten op dit medium wel bekend, om zijn pioniersrol van het thuisbrengen van de meidagen. Als historicus was Eppo echter teveel een kruisvaarder met een missie. Hij heeft zelf veel mythes geschapen of in stand gehouden. Overigens, zijn verdiensten zijn een veelvoud groter en hij blijft in veel opzichten een goeroe voor amateur-historici. Overigens Cees, is de titel historicus net zo vrij als die van jurist. Je hoeft geen rechten-WO te hebben afgerond om jezelf 'jurist' te (mogen) noemen noch geschiedenis te hebben gestudeerd om jezelf 'historicus' te mogen noemen. Ik ken jou als de grootste autoriteit op gebied van artilleriezaken rondom de Grebbelinie 1940 en als iemand je dan aanduidt als 'historicus' komt die titel je met recht toe. Je daartegen verzetten kan ook als ijdel worden geduid, dus doe dat niet. Je bent op dat terrein de best geïnformeerde. Hoef je niet bescheiden over te zijn.
@Eric.Dat laatste is echt verklaarde onzin. In alle maten. Ten eerste stuurt de VS al sinds jaar en dag haar infanteristen met zes maanden vooroefening naar Irak en Afghanistan dus in zes maanden kun je genoeg leren, zeker wat je toen als zandhaas of artillerist moest weten. Ten tweede heeft ca. 80% van de Duitse landmacht in september 1939 slechts drie maanden (sic) vooroefening gekregen voordat de mobilisatie in augustus aan de orde was. Alleen kregen ze in die drie maanden een strakke africhting waar in Nederland in twee jaar nog niet toe gekomen werd. Het was simpelweg een enorm verschil van inzicht tussen de Duitse filosofie (Auftragstaktik) en de Frans/Belgisch/Nederlandse (Befehlstaktik). In het eerste geval was je (wat SOF tegenwoordig ook zo krachtig stellen) 'operator', in het tweede geval was je 'uitvoerder'. Het eerste verlangde goede tactische inzichten, skills. Het tweede verlangde slechts enkele basisvaardigheden. Daar ligt ook de kern voor het Duitse succes van de periode 1939-1942.
Daarnaast, Eric, was het gros dat in augustus 1939 opkwam in mei 1940 dus al weer negen in dienst. De ca. 50.000 van de april 1939 mobilisatie dus 13 maanden. Alle tijd om bij te oefenen. Dat gebeurde niet.
Over leiderschapkwaliteiten zijn we het eens. Nederland sorteerde met haar standenleger en autoritaire generale staf op verstand en gedienstigheid. In de zuidelijkere bondgenootschappelijke staten was dit niet anders. In Duitsland was dit overigens voor een belangrijk deel in de republiek van Weimar nog net zo. De SS rekende hier rabiaat mee af. Je hoefde daar geen Arbitur / Gymnasium te hebben om voor de SS-Führerschule en hoogste officiersrangen in aanmerking te komen. In tegendeel, als je politiek en fysiek maar in staat was leider te zijn en de troepen voor te gaan. Het Führerprinzip gold daar. In das Heer kwam de grote verandering dat echte leiders zich te velde bewijzen ook pas gedurende de oorlog, maar er was in Duitsland na 1935 inderdaad al meer mogelijkheid om tijdens vooroefening ontluikend leiderschap in de laagste functies tot aan de eerste rang van Unteroffizier te belonen. Voor de portepee rangen (Feldwebel en hoger) was nog een opleiding noodzakelijk en die was in beginsel nog steeds voor de beter geschoolden. » Deze reactie is geplaatst op 28 augustus 2021 11:42 |
|
|
|
Nog een paar regels, van mijn kant tot slot, dan heb ik wel genoeg gezegd over dit onderwerp. Dat hoeft anderen niet de mond te snoeren. Dat is mijn bedoeling niet, integendeel.
Tot de laatste man ?
Het boek ontwijkt naar mijn mening de kernvraag: moet je (als je in het leger daartoe opdracht krijgt) standhouden tot de laatste man en de laatste patroon ?
Het “de laatste patroon” is niet zo’n punt, wel het tot “de laatste man”. Dat betekent dat je je dood moet vechten, ook als je inschat dat de zaak hier en nu verloren is. Het is dan verstandiger om terug te trekken en op een andere plaat en een andere tijd opnieuw weerstand te bieden, als dat tenminste meer kans op succes belooft. Dat is wat veel militairen van 8 RA (en van 1-II-19 RA, als ik dat uit mijn hoofd goed heb, de stelling van Elt De Haas) hebben gedaan. Dan het hele regiment van “lafheid” betichten is geen teken van wat we nu “goed” leiderschap noemen. Maar in mijn jonge jaren lag dat ook nog wat anders. Als man, zeker als militair, moest je flink zijn, volhouden, je team altijd steunen en de leiding eigenlijk altijd blindelings volgen (commando’s zonder discussie opvolgen). Misschien (ik ben geen militair, ook tot mijn spijt nooit geweest) is dat nog wel zo. Zie dus altijd alles in de eigen tijd. Als je lessen wilt trekken moet je wel de nieuwe situatie, en de nieuwste ervaringen, in het plaatje meenemen. Je eigen voorkeuren mogen daarin niet meewegen, anders sluit je bij voorbaat al wat opties uit. » Deze reactie is geplaatst op 28 augustus 2021 12:16 |
|
|
|
P.S. Sorry voor de typfoutjes weer, minstens twee. Perfectie blijft moeilijk haalbaar ;) » Deze reactie is geplaatst op 28 augustus 2021 12:21 |
|
|
|
De RA's hierboven moeten natuurlijk RI's zijn. De sectie van Elt De Haas was natuurlijk 1e sectie 3-II-19 RI, ingedeeld bij III-8 RI op de noordoostflank » Deze reactie is geplaatst op 29 augustus 2021 14:56 |
|
|
|
Als ik zo uw antwoorden samenvat:
1) Militairen hebben gedaan wat menselijkerwijs mogelijk was.
2) Geen selectie op leiderschapskwaliteiten noch was het kader in staat de troepen te motiveren.
3) Geen "strakke" opleiding in Nederlandse zijde ongeacht het langere tijdsbestek.
4) De "Befehlstaktik": het idee van dekken, dienen, hulzen-rapen. Hogeraf bepaalt wat jij moet doen op het slagveld, je was slechts uitvoerder. Dat is bijna bij voorbaat dus een stroperig proces, terwijl de Duitsers kansen zagen en pakten.
5) Niet geoefend, wel gegraven.
6) standenleger, hoger (dikwijls oude-adel) wist het (zogenaamd) beter.
7) Met name voor de voorposten: De SS'ers werden wel als leiders geselecteerd.
8) Men verkoos terug te trekken, in plaats van stand te houden tot de laatste patroon. Dus een rationele afweging.
Zoals ik het heb begrepen komt de auteur met nog enkele andere punten:
1) overschatting van het mensenmateriaal door de legerleiding (en dus ook over-ambitieuze plannen waaronder de tegenaanval op 13 mei).
2) De directieve aard van de commandovoering, die eigen initiatief beperkte.
3)Aangezien de bewapening grofweg gelijk was (qua kkw etc. afgezien van machinegeweren en -pistolen), was er sprake van te weinig zelfvertrouwen aan Nederlandse zijde?
4) Hoe kan er leiding uitgaan van mensen op het slagveld? Met name in deze omstandigheden, de officieren en onderofficieren wisten eigenlijk ook niet veel meer dan de gewone soldaat (alleen hadden ze een langere opleiding gehad).
5) Men was niet goed op de hoogte wat er van hem verlangd werd, noch op de hoogte van de rest van de verdediging (geen inzicht).
6) Slechte schootsvelden
7) verbroken informatiestroom, van commandant naar soldaat (en visa versa).
8) Een minder sterke "gevechts"-ideologie aan Nederlandse zijde.
9) Het sterke vertrouwen in de goede afloop van de neutraliteit (ook dit keer)
10) Een slechte representatie van het echte slagveld in de opleiding. Men kon hoogstens met kkw schieten.
11) Een "Militair-cognitief Referentiekader" dat minder goed het slagveld doorzag. Wat ik hier van begreep: bepaalde militairen zijn mentaal en "cognitief" beter in staat het slagveld te "lezen", worden minder geraakt door stress dan een ander. Deze verschillen zijn vooral sterk tussen de vaandrig Tack en Blom die in het boek worden besproken.
12) De Duitse schendingen en oorlogsmisdaden die de Nederlandse gevechtsbereidheid ondermijnden.
13) Nederlandse onbekendheid met het oorlogsgeweld (althans de gewone soldaat).
Hoewel controversieel is er wat voor Harberts te zeggen. Hij wordt geciteerd als dat hij zegt: een militair moet niet gaan redeneren, want dan is hij verloren. [vertrouwen dus in de militaire leiding]. Ondanks dat de strijd op verschillende tactische niveaus (van groep tot bataljon, tot regiment, divisie en legerkorps) in zekere zin niet goed, kundig of adequaat geleid werd, zijn er toch ook tal van militairen gevlucht. En zo lijkt het: niet omdat zij altijd een even doordachte redenering aanhingen. De vaandrig Tack is hiervan een voorbeeld. Maar er zijn best grote aantallen troepen als het boek correct is die de voorposten verlaten (moeilijk te zeggen of die eerst 'hardnekkig' hadden gevochten: wegkomen onder vijandelijk vuur - dus de stelling verlaten, waarbij je terugtrekt onder eigen dekkingsvuur - is een lastige opgave. Dit kan er misschien op wijzen dat verscheidenen toch gevlucht zijn voor dat het er echt om spande (als in: er was geen mogelijkheid meer om weg te komen).
Die militairen hadden een taak opgelegd gekregen, maar kozen/werden gedwongen toch te vluchten. Volgens het boek is hier toch sprake van een verminderde "gevechtsbereidheid" [een ietwat lastige term, die niet echt wordt uitgediept naar mijn mening]. Men trok te snel terug (zelfs met inachtneming van de slechte algehele staat van de Nederlandse verdediging).
Nu zijn mijn vragen:
1) klopt dit laatste; vluchtten/trokken diverse Nederlandse militairen te snel weg, of gaven deze zich te snel over?
2) Bent u het eens met de factoren die de gevechtsbereidheid bepaalden/ondermijnden?
3) Gaat het beeld van de voorposten en de Grebbeberg ook op voor de rest van Nederland. Zo weet ik dat bij Kornwerderzand wel echt verwoed verweer is geboden en ook bij de vliegvelden natuurlijk. Ik ben benieuwd wat u kunt meedelen » Deze reactie is geplaatst op 30 augustus 2021 20:03 |
|
|
|
Als je met "uw" mij bedoelt, dan kloppen je conclusies niet. Lees nog maar eens na. » Deze reactie is geplaatst op 31 augustus 2021 13:09 |
|
|
|
Mijn excuses voor de korte reactie hierboven, maar ik vond mijn mening al voldoende uitgeschreven hierboven. Om die nog even kort samen te vatten (met nog een enkele aanvulling uit andere posts van me hier, om te verduidelijken wat ik bedoelde):
1. "De" gevechtsbereidheid van wie waar dan ook bestaat niet
2. Je kunt die gevechtsbereidheid niet bepalen uit een tabel met plussen en minnen, bovendien is een plus voor de één niet meteen een min voor de ander
3. Naar mijn mening heeft 8 RI overwegend goed en dapper gevochten
4. Hier en daar zijn zeker mensen in paniek gevlucht, maar een deel van de vluchters trok zich terug om op een andere plaats en een andere tijd door te kunnen vechten
5. De Grebbelinie stortte pas op 13.5.40 in, toen pas trokken Nederlandse troepen zich massaal terug
6. Vlucht in paniek is een verschijnsel dat zich ook op andere slagvelden heeft voorgedaan, in welke mate hier is moeilijk nog hier en nu vast te stellen
7. Naar mijn mening heeft de Duitse legerleiding de te verwachten weerstand hier sterk onderschat » Deze reactie is geplaatst op 31 augustus 2021 14:21 |
|
|
|
@CJR: Excuses, met "uw" bedoelde ik niet alleen uw standpunt en argumenten maar ook van de andere deelnemers aan deze discussie.
Hoewel u vermoedelijk uw laatste woord hierover hebt gezegd, wil ik toch nog even op uw argumenten/inzichten ingaan.
Ik ben het met u eens dat "De" gevechtsbereidheid niet bestaat. Ik krijg ook altijd kriebels van zinnen als "het moreel was hoog". Dat is weinig concreet en zegt niks.
Bovendien ben ik van mening dat 8 R.I. logischerwijs heeft gepresteerd als zij deed: er waren tal van facetten waardoor de Grebbeberg onder Duitse druk uiteindelijk viel.
Toch vraag ik mij af: was het "moreel" geen belangrijke factor in de strijd?
Dat is iig wat Harberts (met zijn zeer-beperkte kijk op de zaken) concludeerden, maar eigenlijk ook diverse militairen en historici na de oorlog (eigenlijk tot Brongers). De militaire top concludeerde in ieder geval dat dit een belangrijke factor (if not de belangrijkste) was voor de snelle ineenstorting.
De Grebbeberg viel inderdaad op 13 mei, er was in die zin geen massapaniek. Toch lijkt het wel dat sommige groepen/stellingen de strijd erg vroeg staakten, als de druk echt werd opgevoerd.
Een aantal cijfers: Nederlandse dodental lag aanzienlijk hoger dan het Duitse (niet ongewoon, maar toch enigszins opmerkelijk zeker in zo'n lang voorbereide verdedigingsstelling). [Uit mijn hoofd 400/200]. Uit de voorposten - en dit haal ik uit het boek - trokken/vluchtten zo'n 250 man weg. Zonder dat zij daar ooit een bevel voor hadden gekregen (iig niet van iets hoger dan een sectiecommandant).
Ik kan het niet eens zijn met uw punt dat soldaten kozen de strijd elders voort te zetten.
Het is toch niet te verwachten dat een groep soldaten, verstoken van informatie, een correcte afweging kan maken dat vluchten nu de juiste optie is, op dat moment? Om zo de strijd later, in een betere positie voort te zetten. Al die weinig samenhangende vluchtelingen kwamen bovenop de verdedigers in stellingen achter hun, en droegen eigenlijk alleen maar bij aan de chaos en verwarring (je ziet je eigen maten terugtrekken), lijkt mij.
Als we de vergelijking ook breder trekken. Diverse (de meeste?) Nederlandse aanvallen in Mei 1940 bij de vliegvelden, in Dordrecht etc. stokten vrij snel (zeker zonder goede steun van zware wapens). Natuurlijk is dit deels te wijten aan tactisch optreden dat slecht beoefend is, en slechte afstemming onderling. Maar ik vind er tegelijkertijd iets voor te zeggen dat de gevechtsmotivatie niet altijd hoog was. Als dat zo was, waar kwam dat dan door? » Deze reactie is geplaatst op 31 augustus 2021 20:04 |
|
|
|
Nog een kleine toegift.
Mijn vader en mijn oom (allebei sergeant in mei 1940) zijn niet weggelopen uit hun stellingen. Mijn grootvader van moeders kant werd ook nog op zijn leeftijd, hij was toen een jaar of zestig,opgeroepen. Van hem heb ik een foto in uniform. Op de achterkant daarvan staat “ze zullen het niet krijgen”. Hij haatte de Moffen, had al kennis met ze gemaakt met ze in WO I. Wat ik gedaan zou hebben is moeilijk te zeggen. Waarschijnlijk toch wel tot het uiterste gevochten. » Deze reactie is geplaatst op 1 september 2021 03:55 |
|
|
|
Wat Cees (CJR) in zijn zeven punten zegt onderschrijf ik. Ik heb nog wat eigen nuances daaraan toe te voegen.
Een militair die kan vertrouwen op zijn vorming en (voor)oefening heeft meer reden tot zelfvertrouwen dan hij die zich uitsluitend gevormd weet in corvee, graven en marcheren. De Nederlandse Generale Staf was de grote veroorzaker van het echec van mei 1940 - en niemand anders. Het had in haar ongekende zelfgenoegzaamheid niet alleen de opleiding van de vakmatige onderofficier (=instructeurkorps binnen zowel beroeps- als militieleger) geminimaliseerd, maar ook de opleidingen van de reservisten tot ver beneden het noodzakelijk minimum afgeschaald. Een reserve onderofficier of officier werd vooral administratie en orde gevormd maar nauwelijks als tacticus en leiderschap.
In alles was de Generale Staf zelf schuldig aan de ongeoefendheid en slechte voorbereiding van onze krijgsmacht in mei 1940, behoudens de (ontbrekende) fondsen voor grote manoeuvres, voor meer moderne wapens en meer materieel. Alle andere verwijten, die men vaak aan de adressen van politici en bestuurders ziet, falen. Het gebroken geweertje was grotendeels een hoax, het was meer excuus dan oorzaak. De Duitse krijgsmacht van de republiek van Weimar mocht onder het traktaat van Versailles niets, had niets maar kon alles. Nood brak daar wet in plaats van het geweer wat puur een mentaliteitsvoorsprong van onze oosterburen op ons was. Een groep van vier Duitse cavaleristen die begin jaren dertig met een door hunzelf vastgehouden houten omkisting door het veld, over zandduinen en over veldhindernissen moest manoeuvreren, deed dit doodserieus en werd keihard afgerekend op de samenwerking die de vier man 'aan boord' vertoonden. Doel was om in toekomstige pantserwagens en vechtwagens (tanks) als bemanning goed samen te werken en de uitdagingen van het terrein en communicatie te leren kennen. Ofwel, zonder middelen toch vormen. In Nederland werd de soldaat op de fiets met een vlag in de hand, die een verkennende vijandelijke vechtwagen imiteerde, door kader en soldaten besmuikt. Geen mens nam dat serieus, laat staan dat er werd geleerd hoe te handelen. Het grote verschil tussen het Duitse 100,000 leger dat ieder potent middel (binnen Duitsland althans - in de Sovjet Unie vond men meer kans en middelen ter heimelijke vorming) ontbeerde en het Hollandse leger was de instelling. In Duitsland was de Grote Staf, zoals het nog heette tot Hitler aan de macht kwam, oorlogservaren én Pruisisch serieus. Men had een enorm hoge lat voor officieren en onderofficieren. In Nederland was de Generale Staf niet alleen zo blue als maar kan, maar vooral pompeus en zelfingenomen. Onderofficieren en subalternen moesten vooral gehoorzamen. Nederlandse kapiteintjes der generale staf waren nota bene goeroes voor complete Wapens en Dienstvakken! Wie zoals ik de strategische en tactische verhandelingen bestudeert tijdens het interbellum, de rokerige salonbijeenkomsten van de Hogere Krijgsschool in Den Haag op verhandelingen analyseert en de vorming van de landsstrategieën in de jaren dertig beoordeelt, ziet het echec van mei 1940 van verre aankomen. Daar kon Jan Soldaat niets aan veranderen, maar grotere budgetten hadden ook weinig veranderd. Wij hadden simpelweg een beroepskern die totaal ontaard was, in eigen dynamiek en zelfgenoegzaamheid verkeerde en dacht het wiel te hebben uitgevonden. Technische dienstvakken waren nog goed te noemen, maar tactische dienstvakken hadden geen benul van de moderne manoeuvre, laat staan de oorlog in drie dimensies in een hoog tempo.
Wat erg(er) is, is dat de analogie met onze huidige krijgsmacht stuitend groot is. Helaas. Onze krijgsmacht van nu is ook al meermaals door een dwalende legerleiding verschraald, met onnozele besluiten als afschaffing van maritieme patrouillevliegtuigen, MBT's (tanks), grondgebonden vuursteun en het onzalige speelconcept van een luchtmobiele brigade die in 25 jaar nooit meer dan een bataljon met een wankele luchtbrug in het veld kon brengen. Nederland voerde haar oorlogen ter land traditioneel met buitenlandse huurlingen, want eigen troepen ontbeerden de juiste mentaliteit, behoudens ter zee. We zijn een natie die 'ad bellum' (naar een oorlog toe) altijd faalt, maar 'in bello'(tijdens een oorlog) vaak uitstekende militairen voortbrengt. We hebben een volksaard die ons op andere terreinen succesvol laat zijn, maar krijgsvolk zijn we niet, waren we niet en zullen we mogelijk nooit worden, hoewel met de horizontale instroom van de laatste 50 jaar onze volksaard vermoedelijk zal veranderen. Of we rouwig moeten zijn dat we geen krijgsvolk zijn is een debatonderwerp waar mijn mening er niet toe doet.
Terug naar toen. Een krijgsmacht te velde functioneert goed onder juist leiderschap (en alles wat dat meebrengt) en een sterke stelling. Mei 1940 toonde de falende militair, maar ook de geslaagde. Het verschil was bijna altijd de leiding die een enkeling of een kern bood wat de groep motiveerde. Geen militair was beter gevormd dan de ander want SOF (special operations forces) kenden we pas na WO2 en de rest was langs de eenvoudige syllabi van de depots 'afgericht'. Het was een vlakke vooropleiding, uiteraard hier en daar in details wel eens beter of grondiger op met name het mentale vlak (politietroepen, mariniers). In mei 1940 bleken bepaalde commandanten heel veel uit hun compagnie of sectie te kunnen halen, terwijl elders hele bataljons na lichte weerstand benen maakten. Een majoor Ravelli - nota bene tot aan zijn kapiteinsloopbaan bij de mariniers gevormd - die door ongeloofwaardig zwak tactisch beleid zijn bataljon verkwanselde bij Dordrecht. Tegelijkertijd de kapitein Boers van 11.GB die zijn compagnie bij Neerbosch en later in Rhenen op een wijze liet opereren die 'Duits goed' was. Het waren geen andere soldaten in die uniformen, maar ze hadden een leider - of juist niet.
Kornwerderzand is een drogvoorbeeld, dat helaas dankzij Eppo vaak wordt aangehaald. Het is volkomen uit zijn verband getrokken. Een zeer moderne sperfortificatie op een smalle dijk van een paar meter breed, waar een compagnie militairen voorzien van antitankgeschut en mitrailleurs in dik beton zit verpakt en een Duitse verkennersgroep op een open dijk de weg verspert. Er vielen drie Duitse doden. Dat was het. Dat was geen kunst en met de juiste brisantmunitie voor de kanonnen van 5 waren dat er een paar meer geweest. Het toonde wel aan dat sterke defensieve posities ook binnen een zwak leger in die dagen potentie boden. Mentaliteit en leiderschap zijn echter veel belangrijker. Dat toonden bijvoorbeeld de Finnen in hun oorlog tegen de Russen, of de Joegoslaven onder Tito. Levend in een hardvochtig klimaat, een zelfredzaamheid die groot was en een Viking mentaliteit maakten de Finnen indrukwekkende tegenstanders. Het was goed voor extreme resultaten tegen een vele malen overmachtige tegenstander, die overigens tactisch en strategisch beroerd te velde kwam. Zoals Cees echter terecht zei in een eerdere post, een simpel schema met plussen en minnen dat resulteert in een kwaliteitsbeoordeling bestaat niet. En dat lijkt me de beste conclusie. » Deze reactie is geplaatst op 1 september 2021 10:15 |
|
|
|
Mijn conclusie nu:
Er waren inderdaad belangrijke “voor- en nadelen” per partij. Die zijn al grotendeels bekend uit het werk van Nierstrasz (een infanterist).. Die bekende omstandigheden gaven niet de doorslag. Wèl de vrijwel onmogelijkheid om flexibel te reageren aan Nederlandse zijde. Die had het Duitse leger in ruime mate, onder meer door een gedeeltelijk betere opleiding en uitrusting. Maar waarschijnlijk vooral door de “Auftragstaktik”. Daar legt Allert dus steeds naar mijn mening terecht het accent.
Wèl moet ook het beeld van Nierstrasz flink worden aangepast en zeker genuanceerd. De Duitsers waren niet op bijna alle punten superieur. Het zat “ons” niet allemaal tegen, “we” liepen zelfs in het voorpostengebied niet “massaal” weg. Ook daar werd in elk geval op de meeste , zo niet alle, plaatsen dapper gestreden tegen een tegenstander die in de rug en flanken kwam en daar vaak ook schendingen van het krijgsrecht niet schuwde. Met inzet van geschut als factor om “shock and awe” te veroorzaken (net als met de sirenes van Stuka’s), gebruik van witte vlaggen, gebruik van krijgsgevangenen, neerschieten zelfs in dolle woede of uit overtuiging de Übermensch te zijn. » Deze reactie is geplaatst op 3 september 2021 06:50 |
|
|
|
Wat dat laatste betreft. De Duitse luchtlandingsoperatie had volkomen moeten mislukken. Rond Den Haag was dat al het geval, maar dat het bij Rotterdam en Dordrecht wel slaagde had met 'mensen en materieel' niets te maken. De Generale Staf wist nog geen begin van leiding te geven. De 'oplossing' met een gemankeerde bevelhebber Vesting Holland in het verre Den Haag, die in al zijn wijsheid (quod non) begin 1940 het Commando Zuidfront had opgeheven, alle operaties binnen de Vesting te Leiden was even onzalig als dom. De man had nauwelijks een staf, er waren slechte verbindingen en het Zuidfront had niet eens een eigen 3e echelons logistiek station en munitieopslag. Bovendien slaagden zij er niet in met een ongelofelijke overmacht aan mensen, artillerie en zelfs de Lichte Divisie ter beschikking om ook maar enig tactisch succes te bereiken op het Zuidfront. De enige die dat wel deed was de verguisde broer van Anton Mussert, overste Mussert. Vermoord na door voornamelijk de leiding van de Lichte Divisie gedurende hun echec te Dordrecht te zijn verketterd als landverrader. Terwijl deze overste Mussert zijn kantonnement uitermate goed wist te verdedigen en zijn technische troepen (net als elders overigens) buitengewoon goed vochten. De enige opmerkelijke directe successen tegen para's werden in Dordrecht behaald door de Spoorwegtroepen bij het station en later de pontonniers in Krispijn. Zij wisten een complete Duitse compagnie uit te schakelen. De stad werd afgegrendeld en kwam pas op 14 mei werkelijk in Duitse handen. De basis die Mussert legde, die de Lichte Divisie de kans gaf op 12 mei een tegenaanval in te zetten, werd door dezelfde trots van de Generale Staf totaal verspeeld door panische leiding, tactisch onbenul en gebrek aan kwaliteiten bij de divisie- en regimentsleiding. Allemaal beroepsmilitairen en naar verluidt het neusje van de zalm. Student had op 10 mei 40, toen opnieuw technische troepen hem de poot dwars zetten, die keer in Rotterdam (niet de mariniers maar de genie en het stadsbataljon maakten daar het verschil op 10 mei - over mythes gesproken), het 3e Bataljon van 16.IR (Choltitz) de instructie gegeven dat als zij het niet konden houden een terugtrekking op Zwijndrecht diende te worden gemaakt met een nieuw front achter het Waaltje (door Heerjansdam). Student bereidde zich voor zijn corridor te verkorten van Moerdijk tot Zwijndrecht. De Nederlanders, die ook bij Pernis een open verbinding met IJsselmonde behielden tot nota bene 13 mei - maar deze nooit benutten, maakten echter geen enkele aanstalten om te ageren in Rotterdam. Dat gebeurde alleen maar bij de Noord. Zodoende kon Student met zijn weinige troepen schuiven (wat men 'manoeuvreren op de binnenlinie noemde'). Lichte troepen moeten echter z.s.m. concentrisch worden aangepakt, ofwel vanaf meer zijden tegelijkertijd worden gebonden en vernietigd. Nederland deed alles behalve dat. Hierdoor kreeg Student de tijd meer troepen in te vliegen, zijn posities te versterken en zelf nota bene de aanval te kiezen. Zijn overwinning was dik verdiend, vanwege wat Student tot stand bracht. Maar hij had militair gezien nooit mogen slagen. Met de mensen en middelen die onze landmacht had, had op 11 mei het einde van de Duitse corridor kwantitatief met gemak bereikt moeten zijn. We weten hoe de werkelijkheid was. » Deze reactie is geplaatst op 6 september 2021 20:11 |
|
|
|
Hr Goossens, ik ben het helemaal met u eens en zeker is dat de politiek niets heeft geleerd van het verleden!
Ik ben een dienstplichtig militair lichting 63-6 een koude oorlog militair en gelukkig als zodanig opgeleid door zowel vetraanen Prinsses Irene Brigade, Nederlands Indie en Korea en mijn diensttijd nog para Commando’s bij het KCT.
Daar kon je veel van leren en in die tijd veel en vaak oefeningen toch! Boek ook gelezen en daar is al genoeg over geschreven.
Vr.gr Albert » Deze reactie is geplaatst op 7 september 2021 19:06 |
|
|
|
Kleine rectificatie. In mijn inzending en dienst tijd schreef en bedoelde ik met para-Commando’s met hun rode baretten dat deze gediend hadden bij toenmalig KST (Korps Speciale Troepen) , in mijn tijd was er 104 en opleiding tot para 107 bij de Commando troepen.
Vr.gr Albert. » Deze reactie is geplaatst op 9 september 2021 12:10 |
|
|
|
Ik vond het een goed boek. Met name de "mentale component" werd uitgebreid voor het voetlicht gehouden. Helden, lafaards en alles daar tussen in. Gewoon mensen lijkt me. Die plotseling het land moesten verdedigen. Ja, ga er maar aan staan. » Deze reactie is geplaatst op 22 september 2021 09:49 |
|
|
|
Helden, lafaards. Ik schrijf er ook vaak over in mijn boeken als doorgaans vrij kunstmatige labels die ik vermijd in de beschrijvingen, op een heel enkel geval na.
Het vertrekpunt voor vermoedelijk 98% van de militairen is angst. Degene die blokkeert, en degene die excelleert; ze komen vanuit dezelfde basisemotie. Een enkeling kent geen gevoelde angst. Ze bestaan. En groter aantal kan nooit presteren onder druk. Die bestaan ook, zijn meestal al afgekeurd, maar zeker in die dagen was de psychologische keuring nog niet ontwikkeld omdat het vakgebied nauwelijks bestond.
De titulatuur held of lafaard is echter ook weer niet totaal non-valide, zoals ook wel eens wordt beweerd. Wanneer iemand in min of meer nuchtere omstandigheden, kennende de risico's, overweegt om een buitengewoon gevaarlijke missie te aanvaarden of te initiëren, dan is diegene gewoon te kwalificeren als een held. Zoals diegene die weloverwogen zich onttrekt aan de strijd, ook gewoon een echte lafaard kan zijn.
Het kruispunt van 'laf, taaktrouw, held' is voor de meeste militairen onder vuur een kruispunt dat wordt bereikt als men vol adrenaline zit, als het ware onder invloed is, gedrogeerd. Juist daarom is leiderschap zo vaak bepalend voor prestaties van troepen te velde. Daar blijkt, ook in mei 1940, de basale opleiding van de militairen niet het sleutelpunt, ook niet de uitrusting of stelling. Wel leiderschap en vertrouwen. Met die zaken in beeld maakt diezelfde militair op dat voornoemde kruispunt aantoonbaar vaak 'positievere' afwegingen dan de gelijke militair die geen leider noch vertrouwen om zich heen ervaart. Het Duitse 'Auftragstaktik' beginsel was exact daarop gebaseerd en leidde ertoe dat de Duitse krijgsmacht gedurende de gehele oorlog betere ratio-scores behaalde op de waarde van individuele militairen en eenheden.
Leiderschap is in de wereld van groot belang. Dezer dagen ondergaat Nederland weer hoe ontbreken van leiding, ontbreken van stevig management leidt tot onrust en oproer. Leiderschap is daarom van belang. Liefst positief leiderschap natuurlijk ... ;) » Deze reactie is geplaatst op 22 september 2021 12:27 |
|
|