(redactie)
Totaal berichten: 849
|
Het beloofde artikel uit Terugblik:
==================
NOG MEER EXECUTIES TIJDENS DE MEIDAGEN VAN 1940 ZEVENTIEN GEVALLEN, WAARIN MILITAIREN EN/OF BURGERS ZONDER VORM VAN PROCES ZIJN DOODGESCHOTEN.
door Mart Nijpes
1. INLEIDING
Met grote interesse heb ik het artikel gelezen van de heer E. van de Pol over de "zaak van sergeant Meyer", een en ander naar aanleiding van een documentaire uitgezonden op 28 december 1997. Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken hierop een aanvulling te geven over een onderwerp, waarover tot nog toeweinig bekend is geworden, n.l. dat in de meidagen van 1940 in totaal 17 gevallen van executie hebben plaats gevonden zonder vorm van proces.
Vastgesteld is, dat in vrijwel alle gevallen, waarin de vermoedelijke dader bekend was, destijds een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld. In een aantal gevallen is ook een veroordeling uitgesproken.
2. BERECHTING VAN MILITAIRE STRAFZAKEN NA MEI 1940
Na de bezetting van ons land heeft de Nederlandse militaire justitie nog enige tijd haar werkzaamheden kunnen voortzetten. Er waren toen krijgsraden voor de Landmacht te 's-Gravenhage en Utrecht, terwijl ook de krijgsraad voor de Zeemacht en het Hoog Militair Gerechtshof functioneerden. Op last van de Duitse bezetter werden deze colleges met ingang van 20 oktober 1940 ontbonden.
Na deze datum is de behandeling van de bij de toenmalige organen van de militaire justitie aanhangige strafzaken - voor zover misdrijven - overgenomen door de arrondissementsrechtbank te Den Haag.
Een groot aantal van de strafzaken (ruim 1300 van de 1800) is toen echter geseponeerd. De militaire strafzaken, die voor de rechtbank in Den Haag verder zijn vervolgd, zijn berecht door een aparte militaire kamer. Toen in de loop van 1941 de zgn. Vrederechtspraak werd ingesteld, heeft ook het Vredegerechtshof te Den Haag, verschillende militaire strafzaken behandeld. Dit laatste was o.a. het geval, wanneer militairen indertijd tegen NSB'ers waren opgetreden en deze of hun familieleden zich hierover hadden beklaagd. Ingevolge opdracht van de Duitse autoriteiten is de berechting van strafzaken tegen Nederlandse militairen na 31 december 1942 gestaakt. Na de bevrijding van ons land was er aanvankelijk geen bevoegde rechter om de militaire strafzaken van het "oude leger" alsnog te berechten. Het in 1940 gegeven ontslag aan de leden van het Hoog Militair Gerechtshof en de krijgsraden bleef echter gehandhaafd, waardoor deze colleges niet konden functioneren. Het Hoog Militair Gerechtshof is pas op 2 november 1946 opnieuw geïnstalleerd.
Het is toen niet meer gekomen tot een verdere vervolging in nog niet afgedane militaire strafzaken uit het begin van de oorlogsjaren. Bovendien was een onderzoek in het archief van het Gerechtshof en dat van de arrondissementsrechtbank te Den Haag na de oorlog niet meer mogelijk, doordat die archieven evenals dat van het Vredegerechtshof, bij het grote bombardement van het Bezuidenhout en het Korte Voorhout op 3 maart 1945 verloren zijn gegaan.
3. OVERZICHT VAN DE 17 GEVALLEN, WAARIN MILITAIREN EN/OF BURGERS ZONDER VORM VAN PROCES ZIJN DOODGESCHOTEN.
3.1. BREDA (12 mei 1940)
Een sergeant-majoor heeft twee in burger geklede militairen op de binnenplaats van het hoofdbureau van politie te Breda door een wachtmeester, aan wie hij daartoe uitdrukkelijk bevel had gegeven, doen fusilleren. De sergeant-majoor had een afschrikwekkend voorbeeld willen stellen, aangezien de beide soldaten door hem als deserteur waren gevat. Uit het onderzoek bleek, dat de identiteit van de wachtmeester, die de schoten had gelost, niet was vast te stellen. De commissie die moest adviseren, was eenstemmig van mening, dat de sereant-majoor toen datgene heeft gedaan, wat men onder de gegeven omstandigheden van een, de verantwoording dragend militair, een flink soldaat en een goed vaderlander, mocht verwachten.
De commissie adviseerde met klem de beklaagde niet te doen terechtstaan.
De sergeant-majoor heeft na de oorlog nog enige jaren gediend. Zijn politieke gezindheid tijdens de oorlogsjaren was goed geweest; voorts had hij voor de "Binnenlandse Strijdkrachten" verdienstelijk werk verricht.
3.2. MOORDRECHT (14 mei 1940)
In de veronderstelling een Duitse parachutist voor zich te hebben, heeft een eerste luitenant een dienstplichtig soldaat doodgeschoten. De luitenant gaf een aantal redenen op voor zijn daad, o.a. dat de soldaat niet in uniform was gekleed maar in een blauwe (militair) overall. De militaire justitie is in juni 1940 met het onderzoek tegen de luitenant begonnen. De verwijzing naar de krijgsraad had op 17 juli 1940 plaats. De luitenant heeft vervolgens op 18 februari 1942 voor de arrondissementsrechtbank in Den Haag terecht gestaan. Daar werd hij wegens doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden. Tegen dit vonnis is door de luitenant hoger beroep ingesteld. Dat schijnt echter niet door het Gerechtshof te zijn behandeld, omdat de luitenant intussen in krijgsgevangenschap was afgevoerd.
Na de oorlog is de behandeling van deze strafzaak niet voortgezet, omdat ook hier het strafdossier bij het bombardement van het Korte Voorhout op 3 maart 1945 is verloren gegaan.
De luitenant is na de oorlog weer in militaire dienst getreden en is later als luitenant-kolonel gepensioneerd.
3.3. VIANEN (15 mei 1940)
In de ochtend van 15 mei 1940 hebben 2 officieren, (een res.-kapitein en een res.-1e luitenant) een vaandrig van een ander legeronderdeel, die in burgerkleren werd aangetroffen, door een vuurpeloton doen fusilleren. Ten tijde van de fusillering was de capitulatie van de Nederlandse strijdkrachten al een feit.
Het nieuws daarvan was echter in de stelling van beide officieren nog niet bekend. Na overleg met de wnd. Secretaris-Generaal van het departement van Justitie, is in juni 1941 besloten, dat een strafvervolging tegen beide officieren beter achterwege kon blijven. De NSB Procureur-Generaal van Genechten meende, dat zij beiden "onder de gegeven omstandigheden gedaan hebben wat zij als goed vaderlander behoorden te doen."
3.4. ZIJPE (15 mei 1940)
Een majoor-machinist van de Koninklijke Marine, opvarende van Hr. Ms. "Hydra", bereikte, nadat dit schip op het Zijpe door vijandelijk artillerievuur buiten gevecht was gesteld, in de duisternis zwemmend de Schouwense wal. Toen de marineman, gekleed in donkerblauwe broek en blauw-wit gestreept baadje aan land was gekomen, werd hij onmiddellijk naar de bevelvoerende officier, een res.-kapitein, van de aan de dijk gelegerde bewakingscompagnie, gebracht.
Deze heeft hem enkele vragen gesteld en vervolgens neergeschoten, hetzij door hem zelf, hetzij door een van zijn ondergeschikten in de veronderstelling met een Duitser of een spion te maken te hebben. Tegen de kapitein is een strafvervolging ingesteld wegens doodslag. De arrondissementsrechtbank in Den Haag sprak hem echter op 7 oktober 1942 vrij. De reserve-kapitein is in 1944 wegens zijn verzetsactiviteiten door de Duitsers gefusilleerd.
3.5. DURGERDAM (13 mei 1940)
Een kapitein der mariniers, die in de waanvoorstelling verkeerde door zijn commandant te worden neergeschoten, wanneer hij hem niet voor was, verwondde deze meerdere levensgevaarlijk met een schot uit zijn dienstpistool.
Vervolgens schoot hij nog twee burgers dood voordat hij kon worden aangehouden en ontwapend. (Zie ook dr. L. de Jong, deel 3, mei 1940).
De rechtbank in Den Haag heeft de aan de kapitein ten laste gelegde feiten bewezen verklaard, maar achtte hem niet strafbaar op grond van de ziekelijke storing van zijn "geestvermogens". (Vonnis van 10 juni 1941).
Het gaat hier om kapt. ter zee N.A. Rost van Tonningen, Commandant Maritiem Middelen Amsterdam (CMMA).
Opm.: Was sinds 1 juli 1936 tevens adjudant in buitengewone dienst van H.M. de Koningin.
3.6. SLIEDRECHT (14 mei 1940)
Een in de oorlogsdagen gegroeid wantrouwen tegen de kantonnementscommandant (it.-kol. J.A. Mussert, geb. 1880) te Dordrecht, leidde er toe dat deze door een reserve-luitenant werd doodgeschoten, toen hij zich verzette tegen zijn arrestatie door die luitenant en een reserve-kapitein. Het Vredegerechtshof heeft op 28 april 1942 de kapitein en de eerste luitenant wegens feitelijke insubordinatie in tijd van oorlog, veroordeeld tot respectievelijk tien en twintig jaar. (zie ook De Jong deel 3, mei 1940).
De eerste luitenant was A.J. Kruithof, geb. 1914.
3.7. GREBBELINIE - RHENEN (12 mei 1940)
Een dienstplichtig soldaat, die met enkele andere soldaten onder leiding van een sergeant, opdracht had vluchtende militairen naar het front terug te sturen, is op zijn post door een onbekende officier doodgeschoten. De militaire autoriteiten hebben de zaak in het najaar van 1940 onderzocht. Dit gebeurde nadat tegen een bepaalde officier door een mede-officier, die zelf van lafheid en het niet opvolgen van een dienstbevel was beschuldigd, beschuldigingen waren ingebracht. De officier in kwestie heeft de tegen hem geuite beschuldigingen ontkend. Het onderzoek schijnt daarna te zijn gestaakt.
3.8. WONSSTELLING-FRIESLAND (11 mei 1940)
Een reserve-kapitein, die bij de Wonsstelling in Makkum dienst deed, liet een sergeant-majoor bij zich komen in verband met klachten over onnodig vuur afgeven. De sergeant-majoor bleek overspannen en oververmoeid te zijn. Hij vertrouwde niemand en iedereen in het terrein beschouwde hij als vijand. Kort daarop schoot hij een burger en een militair neer, terwijl hij tevens op een tweede militair vuurde.
De sergeant-majoor bleek krankzinnig te zijn en moest neergelegd worden, aldus de reserve-kapitein. Het blijkt niet dat in deze zaak een onderzoek is ingesteld.
3.9. SEROOSKERKE (13 mei 1940)
Een adjudant onderofficier-administrateur, die was ingekwartierd bij een inwoner van Serooskerke, is bij deze woning 's nachts doodgeschoten. Een Nederlandse patrouille had de in de woning verblijvende militairen gesommeerd ongewapend naar buiten te komen om zich te legitimeren.
De adjudant zou niet aan dit bevel gevolg hebben gegeven, maar zijn weggelopen, waarna op hem werd geschoten. Zijn lijk werd pas de volgende ochtend op een vijftigtal meter van de woning gevonden.
Op verzoek van de familie is in 1940 naar de toedracht van het gebeurde door de politie een onderzoek ingesteld. De identiteit van de militairen, die aan de patrouille hadden deelgenomen, kon echter niet meer worden vastgesteld. Het onderzoek is daarna gestaakt.
3.10. WALCHEREN (13114 mei 1940)
Tijdens een mars van een Nederlandse miltaire colonne in het nachtelijk duister van Middelburg naar Serooskerke vielen schoten, waarvan aanvankelijk werd verondersteld dat zij waren gelost door Duitse parachutisten. In de daarop ontstane verwarring namen militairen van de colonne elkaar onder vuur en daarbij kwam de kapitein, die de colonne commandeerde, om het leven. Een commissie van onderzoek, die reeds de volgende dag werd ingesteld, kon in deze zaak geen klaarheid brengen. Het blijkt niet dat nog een nader onderzoek is gehouden, hoewel daar in het najaar van 1940 wel door de auditeur-militair om is gevraagd.
Opmerking: Op Walcheren is in die dagen ook een schijnexecutie gehouden.
Een soldaat die op 14 mei in Middelburg op wacht stond, had tegen de orders in een sigaar aangenomen van een burger. Toen dit bij de kapitein werd gerapporteerd, deelde deze mede dat hij daarvoor de kogel verdiende. De kapitein liet vervolgens een vuurpeloton aantreden. De soldaat moest met zijn rug naar het vuurpeloton gaan staan, waarna op last van de kapitein over zijn hoofd werd geschoten.
De kapitein heeft daarna aan het adres van de soldaat, die geheel overstuur was, nog enkele vermanende woorden gericht. Deze schijnexecutie heeft niet tot een strafzaak geleid.
3.11. AMSTERDAM (12 mei 1940)
Bij een transport van geïnterneerde burgers, leden of aanhangers van de NSB, was aan de geïnterneerden medegedeeld, dat zij niet mochten roken, spreken of van hun plaats opstaan. Toen de onverlichte trein, het was al uren donker, het Centraal Station van Amsterdam naderde, ontstond er verwarring, omdat enkele geïnterneerden zich niet aan hun verboden hielden. Daarop hebben enkele dienstplichtige soldaten, die met de bewaking waren belast, gevuurd, waardoor onder de geïnterneerden vier doden vielen. (Zie ook De Jong, deel 3, mei 1940) De officier die de leiding had bij het transport, een res.-kapitein, heeft terecht gestaan voor "dood door schuld" tengevolge van het geven van een onjuiste order en het houden van onvoldoende toezicht. Hij is echter zowel door de arrondissementsrechtbank als door het Vredegerechtshof in Den Haag vrijgesproken.
3.12. DORDRECHT (12 mei 1940)
Een luitenant-kolonel heeft te Dordrecht opdracht gegeven twee burgers (broers van elkaar) te fusilleren, nadat zij bij zijn commandopost waren gebracht, omdat vanuit hun huis op Nederlandse militairen zou zijn geschoten. Op één van de arrestanten was een lidmaatschapskaart van de NSB en een aanstelling tot kringleider aangetroffen. Het bevel tot de executie is zonder nader onderzoek door de luitenant-kolonel gegeven, nadat hij vernomen had dat het NSB'ers waren die uit het huis zijn gehaald waaruit was geschoten. De arrestanten zijn niet door de luitenant-kolonel ondervraagd, alvorens hij aan twee militairen bevel gaf hen neer te schieten. Aan dit bevel is terstond gevolg gegeven. (Zie ook De Jong, deel 3, mei 1940).
Het Vredegerechtshof heeft de luitenant-kolonel op 21 april 1942 tot twaalf jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens doodslag. De twee gefusilleerden waren de gebroeders "Dijk". De luitenant-kolonel was de commandant van het 2e Regiment Wielrijders (it.-kol. Mijsberg geb. 1883).
3.13. DEN HAAG (13 mei 1940)
Nadat een burger gemeld had dat in een woning in de Haagse wijk "Marlot" zich Duitse parachutisten zouden bevinden, besloot een res.-ritmeester ter plaatse een onderzoek in te stellen. Hij liet zich daarbij vergezellen door enkele passerende militairen onder bevel van een dienstplichtig wachtmeester. In het aangewezen perceel werd niets verdachts geconstateerd, waarna een aangrenzende woning werd omsingeld om daar huiszoeking te verrichten.
Nadat was aangebeld, zou de bewoner die open deed, niet snel genoeg aan het bevel de handen omhoog te steken gevolg hebben gegeven, waarna de wachtmeester en vervolgens de ritmeester op hem schoten. Het slachtoffer was een gepensioneerd officier van het KNIL en bezweek de volgende dag aan zijn verwondingen. De Krijgsraad voor de Landmacht te Den Haag heeft de ritmeester op 7 augustus 1940 veroordeeld tot een maand gevangenisstraf ter zake van mishandeling. De wachtmeester werd vrijgesproken.
3.14. KESSEL, gem. Lith (10 mei 1940)
Een op verdenking van spionage ingesloten burger-lid van de NSB werd door een res.-kapitein op het gemeentehuis in Kessel, waar de arrestant zich bevond, neergeschoten. De rechtbank in Den Haag heeft de kapitein op 20 juni 1941 tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens "dood door schuld". Nadien is in deze zaak nog een vonnis gewezen door het Vredegerechtshof, dat de res.-kapitein op 23 december 1941 veroordeelde tot vijf jaar gevangenisstraf wegens doodslag.
3.15. ROTTERDAM (12 mei 1940)
Een res.-eerste luitenant heeft, nadat op de onder zijn bevel staande colonne vrachtauto's werd gevuurd, twee burgers gearresteerd en aan een tweetal agenten overgedragen. Terwijl deze hun arrestanten te voet overbrachten naar een politiebureau, ontstond er een oploop. Eén van de arrestanten haalde daarbij zijn handen van zijn rug en omdat hij reeds eerder was gewaarschuwd dit niet te doen, werd door de agenten op hem geschoten.
Tengevolge hiervan is hij korte tijd later in een ziekenhuis overleden. (Zie ook De Jong, deel 3, mei 1940)
De agent die het dodelijk schot gelost zou hebben, is zowel door de rechtbank in Rotterdam als door het Gerechtshof in Den Haag vrijgesproken van het hem ten laste gelegde "dood door schuld". Eerder genoemde luitenant zou nadien nog door het Vredegerechtshof zijn gedagvaard.
Hoe deze strafzaak is afgelopen kon niet meer uit de archieven worden achterhaald.
3.16. WASSENAAR (13 mei 1940)
Een res.-kapitein was belast om huiszoeking te doen bij NSB'ers te Wassenaar en verdachte personen over te brengen naar het politiebureau. Hij schoot een burger dood die het bevel de handen in de hoogte te houden, onvoldoende zou hebben opgevolgd. (Zie ook De Jong, deel 3, mei 1940). De rechtbank in Den Haag heeft de officier op 29 mei 1941 tot een gevangenisstraf van twee maanden veroordeeld wegens doodslag. Daarna heeft het Vredegerechtshof deze zaak opnieuw berecht en een gevangenisstraf van acht jaar opgelegd.
3.17. ROTTERDAM (11 mei 1940)
Een onderluitenant van het KNIL had opdracht de omgeving van de Stationsweg in Rotterdam te beveiligen tegen eventuele Duitse troepen. Hij had, volgens zijn zeggen, aan de bewoners van dat stadsgedeelte opdracht gegeven zich niet voor de ramen of op straat te vertonen. In een bepaald huis, waarvan de hoofdbewoner een NSB'er was, werd dit bevel niet opgevolgd en zou hij met het geweer van één van zijn ondergeschikten ongericht vuur hebben afgegeven. Daardoor werd een zich in dat huis bevindende jongeman gedood. In de loop van de dag is een andere burger in de deuropening van zijn woning door deze onderluitenant door het been geschoten. Blijkens het in deze zaak strafrechtelijk r ingestelde onderzoek, heeft de broer van het dodelijk getroffen slachtoffer, die bij de schietpartij aanwezig was, verklaard dat noch hij noch zijn broer iets af wist van een waarschuwing zich niet voor de ramen te vertonen. Wegens de grote verwarring, die in die dagen in Rotterdam had geheerst, stelde de familie van het slachtoffer geen prijs op een nader onderzoek. De onderluitenant is na de oorlog onderscheiden wegens zijn moedig gedrag bij Overschie op 13 mei 1940.
SLOTOPMERKING.
Uit het bovenstaande blijkt dat ik slechts in enkele gevallen de namen van de militairen c.q. de slachtoffers heb vermeld. Als één van de lezers aanvullende gegevens heeft, hou ik mij aanbevolen. Geraadpleegde literatuur:
- Diverse delen van de zgn. "Groene serie".
- Naam- en ranglijst der officieren en reserve officieren van het Koninklijke Nederlandse Leger 1940 109e jaargang.
J. Noorduyn en Zoon M.V-1940 Gorinchem (620 blz).
- De Jong, deel 3, mei 1940.
- Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal van de Ministers van Defensie en van Justitie, d.d. 20 november 1970. - Privé archief.
PS.
Voor vonnissen van de rechtbank en het Vredegerechtshof kunt u ook raadplegen:
Het Militair Rechterlijk Tijdschrift: nr. 36 - 1940 blz. 431 tot 440
nr. 37 - 1941/1942 blz. 398 tot 430
nr. 38 - 1942 blz. 27 t/m 51 (geval lt.-kol. Mussert)
================== » Deze reactie is geplaatst op 10 december 2004 18:48 |