Heeft Leo Vroman daadwerkelijk gevochten op de Grebbeberg?
Biografie: Vroman, Leo geboren : 10/04/1915 te Gouda.
Nederlands grootste levende dichter woont al meer dan vijftig jaar elders - in de Verenigde Staten. Zijn naam: Leo Vroman. Gevlucht tijdens de oorlog, daarna als moleculair bioloog groot geworden in Amerika. De enige banden met zijn vroegere vaderland zijn zijn vrouw Tineke en de taal die hij via zijn gedichten weer liet weerklinken. "Ik denk waarschijnlijk in beide talen tegelijk, of een van de twee, of in een voortaal die gedachten gebruikt maar zo snel is als bladeren in een woordenboek en toch even zwaar aanvoelt."
Leo Vroman werd op 10 april 1915 in Gouda geboren. Zijn ouders waren joods. Na de middelbare school studeerde Vroman biologie in Utrecht. Daar kwam hij terecht in een groep creatieve, cultureel begaafde studenten als A. Alberts, Anton Koolhaas en Kees Stip. Ook leerde hij Tineke Sanders kennen, met wie hij zich in 1938 verloofde. In 1940 wordt hij onder de wapens geroepen en is hij als soldaat-wielrijder op de Grebbeberg gelegerd. Vlak daarna weet hij te ontvluchten door met een zeilboot naar Engeland te varen. Vandaaruit gaat hij verder naar Nederlands-Indië, waar hij al snel zijn studie oppakt en alsnog afstudeert. Ook hier kan Vroman de oorlog echter niet ontvluchten: de Japanners maakten hem krijgsgevangene en van 1942-1945 wordt hij in verschillende kampen vastgezet.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam Vroman in New York terecht. Daar specialiseerde hij zich als wetenschappelijk onderzoeker op het gebied van bloedstolling (hematologie). Hij maakte naam met een onderzoek naar een hematologisch verschijnsel, dat sinds als 'het Vroman-effect' door het leven gaat. In september 1947 trouwde Vroman eindelijk met Tineke, die hij tijdens zijn omzwervingen in de oorlog enige tijd kwijt was. Pas na de oorlog begrepen ze dat ze die allebei overleefd hadden. Het echtpaar kreeg twee dochters: Geraldine en Peggy Ann. In 1951 werd Vroman officieel Amerikaans staatsburger. In 1958 promoveerde hij in Utrecht op bloedonderzoek. Uit deze dissertatie ontstond onder andere het essay Bloed uit 1968.
Vroman debuteerde in 1948 met de poëziebundel Gedichten. De bundel zou de eerste bijdrage vormen aan een groot oeuvre worden dat op dit moment een kleine veertig titels telt. Vromans poëzie werd vanaf het begin gezien als zeer bijzonder, vanwege de persoonlijke toon. Het is typische 'ik-poëzie' waarin het lijkt alsof de dichter tegen iemand praat. Vaak spreekt hij de lezer rechtstreeks aan. "Kom, leg Uw hand op dit papier: mijn huid" luidt een van de archetypische regels uit zijn debuut. "De vlakbijste dichter" van Nederland, noemde Kees Fens hem al eens. Die persoonlijke toon van Vromans poëzie wordt versterkt doordat hij zijn vrouw Tineke en (later) zijn beide dochters veelvuldig in zijn gedichten opvoert. Z'n tweede boek heette dan ook Tineke (1949). Door deze persoonlijke aanpak is Vroman nauwelijks bij stromingen of generaties onder te brengen, hoewel hij ruwweg van dezelfde leeftijd is als de Vijftigers Lucebert en Kouwenaar.
In bundels als Inleiding tot een leegte (1955), De ontvachting (1960), God en Godin (1967) en de verzamelbundel 262 gedichten 1974 vermengt Vroman poëtische en persoonlijke gedachten met ervaringen uit de biologie. "Als alle mensen eensklaps bloemen waren / zouden zij grote bloemen zijn met lange snorren / Vermagerde vliegen, dode torren / zouden blijven haken in hun haren" dichtte hij in 'Bloemen'. Vroman zelf vond het verschil tussen wetenschap en poëzie niet zo groot: beide waren immers uit op het aanbrengen en beschrijven van nieuwe verbanden tussen levende wezens. Zoals hij in een interview met De Groene zegt: "Ik heb een heftige ruzie met Tineke over het idee... We zijn het er wel over eens dat de hersens werken met eiwitten. Eiwitten zijn lange, krullende moleculen met een hele serie aminozuren. Het zijn woorden en de aminozuren letters. Vandaar dat mensen zo dol zijn op woorden, dat willen de hersens. Hersens werken als woorden op papier. Alles wat we denken is het product van die woordachtige moleculen. Eiwitten praten ook graag over zichzelf." Aan deze definitie is al te zien dat Vroman geen religieuze poëzie ambieert, hoewel zijn Psalmen uit 1994 wel van een zeer grote Bijbelse eruditie getuigen. Voor de laatste bundel kreeg hij overigens de VSB Poëzieprijs. De angst voor de dood en de daarbij horende omarming van het leven spelen een grote rol in zijn dichtwerk. Vroman: "Ik stel me wel de dag voor dat ik helemaal stik, maar niet dat ik daarbij alles gezegd heb wat ik te zeggen heb, tenzij met het woordje 'blijkbaar' daar ergens tussen."
De VSB Poëzieprijs was de laatste in een rij van prijzen die Vroman in zijn leven kreeg. In 1956 ontving hij al van de gemeente Amsterdam de Poëzieprijs voor Uit slaapwandelen, vijf jaar later gevolgd door een tweede Amsterdamse prijs Voor Jan Greshoff en voor een meisje zonder hoofd. Daarna kreeg hij in 1962 de Boekenmarkt-prijs voor Twee gedichten en in 1964 de Prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 voor zijn poëtisch oeuvre. In datzelfde jaar ontving hij de grootste trofee, de P.C. Hooft-prijs voor zijn gehele poëtische oeuvre.
Kenmerkend voor Vromans poëzie is niet alleen de spontane, pratende toon, maar ook de humor - vrijwel altijd relativeert hij grote gedachten, en gebruikt hij ironie om een tegenwicht te vormen tegen te zware gevoelens en deze tegelijkertijd te versterken. Ondanks deze ironie is zijn werk zeer menselijk en betrokken, zoals blijkt uit het overbekende 'Vrede': "Kom vanavond met verhalen / hoe de oorlog is verdwenen, / en herhaal ze honderd malen: / alle malen zal ik wenen." Vroman is dan ook als geen ander in staat om op festivals als Poetry International op droge toon serieuze onderwerpen aan te snijden en toch de zaal muisstil te krijgen. Maar er is ook een andere kant. In sommige gedichten is Vroman veel surrealistischer en geeft hij zijn fantasie de vrije teugel. Dat wordt nog eens versterkt door zelfverzonnen woorden als 'hersenkistje' en 'pootjesdier', die volgens Kees Fens zo makkelijk ontstaan omdat Vroman zijn moedertaal kwijt is geraakt. Zoals Vroman zelf in een interview vertelde: "De Nederlandse gedachten hangen het meest samen met ons verleden en heden, de Engelse met het heden en de toekomst. (...) Ik onderhoud of voed, mijn Nederlands magertjes. We amuseren ons wel met rare Hollandse woorden, vooral als ze expressief zijn, maar nemen ze blijkbaar nooit over, omdat ze meestal binnen een jaar weer zijn verdwenen, en we eten geen sneeuw."
Ook is Vroman laag-bij-de-gronds genoeg om af en toe volslagen onzin te verkopen. Wat dat betreft is Vromans werk, zoals Rob Schouten in Vrij Nederland al eens aangaf, een perfecte spiegeling van het heelal "met al zijn wijsheden, onzinnigheden, systematische verbanden en geïmproviseerde stoplappen. Het is waarheid en kletskoek ineen, misschien maakt het daardoor wel zo'n vreemd superieure indruk: het trekt zich werkelijk van normen en regels geen fluit aan."
http://www.leovromanproject.nl/biografie