Weer veel dank voor de reacties.
Dit is eindelijk eens een website waar men terzake kan discussiëren en waar zinnige informatie wordt gegeven.
Dit in tegenstelling tot zeer veel andere.
Ook de waarschuwende informatie die wordt gegeven over ontvangen reacties vind ik voorbeeldig.
Onderwijl heb ik mijn verhaal over Van Voorst Evekink nog weer gecompleteerd met gegevens uit de PEC-verhoren van genoemde.
Ik plaats het hieronder.
Het is één van de doden uit de lange lijst van 80 moordzaken, verwijningen en 'ongelukken' die ik opmaakte.
En waarbij het Huis van Oranje belang had.
Mijn excuses voor de verschrikkelijke ernst van de feiten.
Maar de werkelijke historie is nu eenmaal verschrikkelijk.
Letterlijk ontzettend - en misdadig.
Ook nu is de typografische bewerking (vetmarkeringen, cursiveringen, en voetnoten) weggevallen. Wie de originele versie wil ontvangen kan die via
kaak@wanadoo.fr ontvangen.
Op 16 maart 1950 sterft te Londen de 59-jarige Generaal-majoor David van Voorst Evekink.
Van 1939 tot en met mei 1940 was hij militair attaché voor Nederland in Brussel en Parijs. In Brussel had hij een appartement voor zijn maîtresse laten inrichten. Volgens een bepaalde bron was Van Voorst Evekink een landverrader. Hij zou zich laf hebben gedragen.
Het blijkt een belangrijke zaak te zijn.
Daarom wordt er hier in detail, dus genuanceerd, op in gegaan.
In juni 1940, na de Franse nederlaag, kwam hij terecht in Délivrande aan de Franse Riviëra. Waar hij op last van minister Dijxhoorn met De Ruyter van Steveninck "een en ander" moest afwikkelen. Van Voorst Evekink maakte deel uit van het gezantschap. Hij gaf Den Beer Poortugaal (met dr. Koch belast met een detachement Marechaus-sees) opdracht naar Londen te gaan. In Cherbourg ontmoette Den Beer toen majoor Sas, op weg van Berlijn naar Engeland (dat kon dus blijkbaar, met Duitse toestemming?). "Ik heb wel gezegd: Zeg aan de Regering, dat wij hier zitten. Toen begreep ik wel, dat het uiteindelijk Engeland moest worden. Oorspronkelijk, toen wij in Nantes waren, was ons doel, ons ter beschikking van de Fransen te stellen."
Hier verschijnt jhr. Dr. John Loudon op het toneel. Hij was topdiplomaat en minister van Buitenlandse Zaken tij-dens de Eerste Wereldoorlog. Zoon van een oud-minister en oud-Gouverneur-Generaal, die een studie over vol-kenrecht met een dissertatie afrondde. Hij bekleedde achtereenvolgens diplomatieke functies in Peking, Londen, Parijs, Tokio en Washington. In 1913 werd hij als partijloze liberaal minister in het kabinet-Cort van der Linden. Zijn behoedzame politiek, die er op gericht was de Nederlandse neutraliteit strikt te handhaven, leidde uiteinde-lijke tot een conflict met de koningin. Het kabinet koos echter zijn zijde. Na WW I werd Loudon gezant in Pa-rijs. Hij wordt omschreven als een 'charmante minister die echter geen krachtige persoonlijkheid was'.
In 1890 werd de 'Royal Dutch'/Shell gesticht door Jean Kessler, Henri Deterding en Hugo Loudon, die van Ko-ningin Wilhelmina een concessie voor de petroleumexploratie kreeg voor de Koninklijke Nederlandsche Petrole-um Maatschappij.
Jhr.Dr. A. Loudon blijkt bovengenoemde John te zijn. Hij is ook degene die voor Koningin Wilhelmina de Duitse SS'er Prins Bernhard opsnorde. Die Wilhelmina vervolgens willens en wetens aan Prinses Juliana koppelde. (Vandaag is jonkheer Aarnout Loudon voorzitter van het Shell 'remuneration committee'.)
"Toen de gezant (Loudon) medio augustus het verzoek uit Londen (Wilhelmina) kreeg ons naar Londen te zenden, zijn wij terstond op reis gegaan. Wij hebben ons afgemeld bij de gezant en zijn naar (Franco-)Spanje gegaan. Daar zijn wij na een dag uitgewezen en toen heeft het even geduurd , voordat wij opnieuw een kans kregen. We konden niet uit Frankrijk komen; wij kregen geen visum. Mijns inziens is de fout gemaakt, dat, toen de gezant jhr. Loudon medio augustus van de Vichy-Regering de mededeling kraag, dat het Nederlandse gezantschap niet meer gewenst was, hij een uitreisvergunning had moeten vragen voor het gehele gezantschap. Jhr. Loudon zal dit over het hoofd hebben gezien., omdat hij er voor zijn persoon niet over dacht Frankrijk te verlaten. Hij was reeds gedurende 25 jaar in Frankrijk en hij is er ook verder gebleven en heeft, wonende in Cannes (A.M.) de gehele occupatie medegemaakt."
In 1941 zou oorspronkelijk Van Voorst Evekink met zijn vriend Bernhard naar Nederlands-Indië gaan. Maar koningin Wilhelmina was daar tegen.
"In september 1941 nam hij het commando over van de Prinses Irene Brigade. Hij was de grote militaire animator achter de plannen de Brigade naar Indië te sturen, waarin Wilhelmina en Bernhard hem steunden. Van Voorst Evekink ging inderdaad, met een compagnie vrijwilligers maar kwam te laat aan. De Ruyter van Steveninck nam ondertussen het commando van de PIB over."
Op 24 december 1941"hoefden noch de koningin, noch haar ministers aan te nemen dat de strijd in Indië kort zou duren. /…/ Ook het feit dat er bij de brigade als geheel weinig enthousiasme heerste om tegen Japan ten strijde te trekken, mocht bij de regering niet de doorslag geven; met volksstemmingen valt geen oorlog te voeren." Loe de Jong en de zijnen kunnen echter de kritiek van de Enquêtecommissie op het besluit van de regering niet delen.
"In juni 1942 keerde Van Voorst Evekink terug naar Engeland en kreeg - voor zover ik weet - een staf functie. De mannen die naar de oost waren gegaan [zo'n 150 man] vormden later de elite eenheid Insulinde in Sri Lan-ka."
Een ander geluid komt van Eric Slot:
"Van Voorst Evekinks verblijf aan de Franse Riviera heeft er toe geleid dat er herhaalde verzoeken uit Londen kwamen om naar Engeland te reizen. Dat heeft Van Voorst Evekink zo lang als maar mogelijk was tegengehou-den. Toen het uiteindelijk niet langer mogelijk was om daar te blijven is hij naar Engeland vertrokken. Daar aan-gekomen heeft Koningin Wilhelmina een onderzoek gelast naar de gedragingen van Van
Voorst Evekink. Dat onderzoek zou geleid worden door de toenmalige Minister van buitenlandse zaken Van Kleffens. Verhinderd door een dienst reis heeft Van Kleffens het onderzoek overgedaan naar Dijxhoorn. (een jaargenoot aan de KMA van Van Voorst Evekink) De uitkomst van dat onderzoek was.......een bevordering tot Kolonel. Een hoogst bedenkelijke uitkomst...... "
Van Voorst Evekink zelf verklaart dat hij zo snel mogelijk naar Engeland is gegaan.
Op 1 december 1942 werd Van Voorst Evekink hoofd van een nieuw bureau van Oorlog; het bureau Organisatie Generale Staf. Luitenant-kolonel Sas kwam uit Canada over om hem te assisteren.
Van Voorst Evekink benadrukt herhaaldelijk zijn vriendschap met Sas.
"Het bureau had als taak een plan voor de wederopbouw van een Nederlands naoorlogs leger op te stellen."
Van Voorts Evekink wilde in toen het Iste bataljon van de Irene-brigade naar Indië overbrengen (het gaat tenslotte om zo'n 80 man). In 1955 is bij de Parlementaire Enquêtecommissie sprake van het "weinig bezonnen optreden van de heer van Voorst Evekink…Nog meer veroordeelt zij de handelwijze van de regering, die op het voorstel van de heer Van Voorst Evekink is ingegaan".
In oktober 1945 werd hij militair attaché te Londen.
Na 1945 werd hij 'recruiter', ronselaar, voor de geheime commando's van Prins Bernhard in Fort Blauwkapel.
Waar voormalige collaborateurs gevangen zaten. En die, evenals bijvoorbeeld de Strafgevangenis te Schevenin-gen, ook al onder de hoede staat van de moord- en begraaforganisatie Canadian Field Security.
Een aantal van de gevangenen in Blauwkapel kon wonderlijk ontsnappen. Zoals bijvoorbeeld generaal Van Hootichem - die later daarvoor zal worden beloond met de functie van Gouverneur van de KMA. En de beruchte Nederlands/Vlaamse SS'er Willem Antonius Maria Sassen (deknamen: W. S. Sluysse, Andre Desmedt) was tij-dens de oorlog 'de stem van de SS voor Nederland en Vlaanderen' op de radio. Hij kreeg 20 jaar gevangenisstraf. Maar Willem ontsnapt herhaalde malen en vindt een warm onthaal in het land van Máxima. Rond 1976 verklaart de officier van Justitie De Beaufort de zaak Willem Sassen verjaard .
Ook Richard Protze, de voorganger van Englandspielleider Hermann Giskes, zat tussen 3 april en 1 mei 1946 in Blauwkapel. Hij hoefde niet te ontsnappen. "In hoeverre zijn debriefing serieus valt te nemen is de vraag. Op 25 juli ('46) schreef hij vanuit zijn woonplaats Schönberg in Sleeswijk Holstein aan één van zijn Nederlandse on-dervragers, de BNV-er Hein Siedenburg, een vriendelijk bedankbriefje voor de voortreffelijke manier waarop hij en zijn vrouw in Nederland waren behandeld en de uitstekende begeleiding bij hun terugkeer naar huis."
Van Voorst Evekink en Sas hebben een minderheidsnota geschreven over "de vorming van een kwaliteitsleger van bepaalde omvang". Generaal Van de Vijver heeft zich daarover beklaagd bij minister van Lidth de Jeude. "De nota is geschreven in een schier vijandigen irriterenden toon en bevat enige bedekte hatelijkheden, zoowel aan het adres van Uwe Excellentie als aan dat van Kolonel Kruls en mij. Ook Luitenant-Kolonel Doorman komt er niet zonder kleerscheuren af."
Van Voorst Evekink verklaart die nota niet te kennen, en dat er geen reden voor die klacht was.
PEC-voorzitter Donker resumeert: "Zou men kunnen zeggen, dat er hier twee bepaalde stromingen tegenover elkaar stonden? Ik zie, dat die minderheidsnota van u en wijlen de heer Sas is, dus twee personen, terwijl de meerderheid wordt uitgemaakt door vier personen, nl. de heren Van der Vijver, Kruls, Doorman en De Broekert. Kan men in het algemeen spreken van een tegenstelling in dit opzicht tussen de leidende figuren van die tijd?"
Van Voorst Evekink beaamt dat ten opzichte van de met betrekking "tot de omvang van het nieuw op te bouwen leger."
Van Voorst Evekink beklaagt zich erover dat minister (van Oorlog) Van Lidth de Jeude "achter mijn rug om aan het ageren is geweest." Hij heeft aan de Ministerraad een "geheel verkeerde weergave" van Van Voorst rapport gegeven. Van Voorst heeft gevraagt dit recht te trekken. Donker praat eroverheen.
Later is Van Voorst Evekink "commandant van de Nederlandse troepen in Engeland geworden." Dat betrof "de opleiding van het kader van de Expeditionaire Macht." Dat werd, "met medewerking van de Engelsen" een "groot succes".
De tegenstelling Van Voorst Evekink – Prins Bernhard
Dan komt de onenigheid, de tegenstelling, tussen Van Voorst Evekink en Prins Bernhard naar boven.
"Ik wijs er voorts op, dat Prins Bernhard benoemd is tot Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten door de Koningin, welk besluit tot stand is gekomen aanvankelijk zonder ministeriële medewerking (Koninklijke Besluit van 3 September 1944, no. 1). Des anderen daags, toen het besluit is aangegeven, is daar bijgevoegd: 'Op de voordracht van de Ministers voor Algemene Oorlogvoering (premier Gerbrandy), van Oorlog (Van Lidth de Jeude – op 4 april 1945 vervangen door de voormalig collaborateur De Quay!) en van Justitie (van Heuven Goedhart)van VIER September 1944'.
Sprekende over het niet meer vrij zijn in het te voeren beleid door de achtereenvolgende ministers van Oorlog, heb ik het geluk gehad om de papieren te vinden van mijn helaas overleden vriend Sas. Ook daarin vind ik aan-wijzingen, dat de achtereenvolgende ministers van Oorlog in Londen niet vrij waren in het te voeren beleid. Als mijn vriend Sas Minister Van Boeyen zijn bezwaren kenbaar maakt in verband met de gekozen oplossing inzake de organisatie van militaire voorbereiding terugkeer naar Nederland en in het bijzonder er bezwaar tegen maakt , dat bedoelde militaire voorbereidingen, welke in hoofdzaak een vraagstuk vormen van de Koninklijke landmacht , zij gesteld onder de algemene leiding van een marine-instantie, i.c. kolonel der mariniers De Bruyne, antwoord Minister van Boeyen hem, dat hij hierin geen verandering kan brengen, omdat de Koningin dit zo wenste."
Met de kolonel der mariniers De Bruyne zijn wij weer op het terrein van het Englandspiel.
Wat in hoofdzaak een berustte op een geheime Brits/Duits/Nederlandse collaboratie.
En de collaboratie tussen de collaborateur Koos Vorrink en de met de Duitse bezetter collaborerende Neder-landse regering in ballingschap.
Die regering bestond voornamelijk uit Koningin Wilhelmina. Die dictatoriaal en ongrondwettelijk regeerde.
Naar de officiële geschiedschrijver Loe de Jong herhaaldelijk benadrukt.
Dat Englandspiel had het oog op de in de tweede helft van 1942 voorziene ontruiming van Holland door de Duit-se troepen in begin 1943.
Naar generaal-majoor der Mariniers Mattheus Reindert De Bruyne onder ede aan de PC heeft verklaard.
De boodschap van Brooke aan de Bruyne; De geheime kern van het nog steeds geheime Brits/Duits/Nederlandse Englandspiel: "In het najaar, in elk geval in de tweede helft van 1942, is van Engelse zijde een grote pressie uit-geoefend. Ik ben nog ontboden geweest bij Allan Brook (sic), de chef-staf van de Imperial Staff, om ons tot spoed aan te zetten, omdat men in begin '43 een grote mogelijkheid zag van een overeenkomst met Duitsland, een terug-trekken althans van de troepen uit Holland."
Zie De Bruyne's eerste verhoor door PEC-voorzitter Donker, op 20 oktober 1948, Deel 4 C I, p. 462, vraagpunt 30399.
Donker reageert op Voorst Evekink's opmerking met: "U hebt in uw brief geschreven, dat het beleid van Minister Van Lidth de Jeude, voor zover u daarmee te maken hebt gehad, zich heeft gekenmerkt door achterbaksheid. Kunt u dat aantonen?"
Van Voorst Evekink geeft drie voorbeelden. Van Lidth heeft Doorman er toe gebracht uit de school van Evekink te klappen, en hem geheimhoudingsplicht op te leggen. Op 31 december 1942 viel echter Doorman bij Van Voorst Evekink "door de mand". Hij zei: 'Ja generaal, wij moeten nog eens een lang gesprek voeren.' Evekink: 'Ik begon er toen de lucht van te krijgen.' Doorman vertelde "met een hoogrode kleur, dat hij bij de minister was ont-boden" en dat die hem geheimhouding had opgelegd. 'Ik vind dit een voorbeeld van achterbaksheid van de Minis-ter, zoals ik nog nooit van mijn leven heb meegemaakt.'
Op 1 december 1942 wordt Van Voorst Evekink hoofd van het Bureau OGS; Organisatie Generale Staf.
Dus een zeer hoge post. Maar waarbij hij in de wielen wordt gereden, waarbij Prins Bernhard actief blijkt te zijn. Dus Koningin Wilhelmina. En waarbij de betrokken Ministers en Ministerraad "niet meer vrij zijn in het te voeren beleid".
Van Voorst Evekink merkt nog op: 'de nota aan de Ministerraad, waarin hij zijn ambtgenoten mededeelt, hoe naar zijn mening de landmacht en de luchtmacht moeten worden georganiseerd, mat een verdraaide weergave van wat het Bureau OGS ter zake had voorgesteld. Wanneer men buiten mijn weten een dergelijke nota stuurt aan de Mi-nisterrad met dergelijk leugens betreffende mijn voorstellen, dan noem ik dat achterbaks.'
Het kan geen vergissing zijn geweest, en de Minister heeft zich ook niet aan Van Voorst Evekink willen verontschuldigen.
Het derde argument is: 'Nadat de Minister mij had belast met het overleg met het War Office voor de vorming van de Expeditionaire Macht en ik het contact had gevormd, stuurde jij achter mijn rug om andere naar het War Office. Terwijl ik aan het overleggen was, ging de Prins, bijgestaan door kolonel Kruls, op verzoek van de Minister en zonder dat ik het wist, daar oer hetzelfde onderwerp praten en overleggen, waardoor ik tegenover de Britse generaals in mijn hemd werd gezet.'
'De Minister heeft de Prins gevraagd daarheen te gaan. Ik heb schriftelijk mijn bezwaren tegen deze procedure aan de Minister kenbaar gemaakt.'
Wat bij Prins Bernhard natuurlijk kwaad (Duitsen) bloed kan hebben gezet.
Uit bovenstaande kan men ook nog concluderen dat de Nederlandse autoriteiten (Oranje) er belang bij hadden (en hebben) om Van Voorst Evekink zo ongunstig mogelijk in de officiële geschiedschrijving te doen verschijnen.
Allert Goossens van de 'Discussiegroep website De Slag om de Grebbeberg' reageert met o.m.:"Van Voorst Eve-kink heeft zijn rol in Frankrijk als militair attache met verve vertolkt, en ik zou hem tot alles behalve
landverrader willen bestempelen. Wel stond hij bekend als een uitgesproken persoonlijkheid, wat ook toen al in Nederland minder werd gepruimd. Ik waag te betwijfelen of hij zijn twee bevorderingen nu daadwerkelijk zou hebben gekregen als hij echt zo omstreden was qua vaderlandsliefde. Ik kan me wel voorstellen dat hij goed de balen had van Nederland."
Het lijkt zeer wel mogelijk dat Koningin Wilhelmina Van Voorst Evekink slechts heeft bevorderd om hem te paai-en en zo zijn zwijgzaamheid te kopen. Dat blijkt dus duidelijk (weer eens) een Koninklijke misrekening te zijn ge-weest.
Verder hierboven, bij de dood van Sas, noteerden wij:
In januari 1943 waren prins Bernhard en Jan Somer in Canada, en toen zei Bernhard, dat Somer "moet oppassen voor Sas, die alleen voor zijn eigen belangen werkte, en tevens voor Van Voorst Evekink. Beiden zijn volgens de Prins op een dood (!) spoor gerangeerd en hebben geen enkele invloed meer. Mevrouw Sas is volgens de Prins een sluwe, gevaarlijke intrigante." Die indruk had Somer zelf "ook in New York gekregen".
Zowel Sas als Van Voorts Evekink zijn dus inderdaad letterlijk op "dood spoor" gerangeerd en "en hebben geen enkele invloed meer."
Het "moeten oppassen" in 1943 van Bernhard en Jan Somer in Canada heeft dus in oktober 1948 en maart 1950, 7 jaar later, met het "dood spoor" van Sas en Van Voorst Evekink zijn volledige bestek gevonden…