(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Mooie bijdrage Rutger!
Van Loon was een van de vele bevelvoerders die geslachtofferd werd. Opvallend is namelijk dat veldcommandanten - daar waar "goed gevochten" was - massaal (en van hoog tot laag) gedecoreerd werden, maar daar waar de uitkomst van de strijd niet gunstig was voor het algeheel verloop [defensie strategie] zien we gebrek aan respect en waardering. Naast van Loon is bijvoorbeeld Scharroo zo'n voorbeeld. Een officier die heel goed gepresteerd heeft maar nog geen kruis van verdienste ontving!
Van Loon was ongetwijfeld een uitstekende manager. Dat is wel gebleken uit de steun die hij ontving van zijn stafofficieren. Of Van Loon een geschikte divisiecommandant is durf ik sterk te betwijfelen. Het gaat er alleen om in welke mate hem dat verwijtbaar gemaakt kan worden. Het was de landmacht zelf die hem bevorderde, maar tevens gaat het er om of hij verwijtbaar gehandeld heeft. Dat laatste is hem - zo bleek uit het onderzoek - niet ten laste te leggen. En daarmee verviel de noodzaak van een krijgsraad.
Van Loon was een vredessoldaat en een officier die een product was van onze armzalige officiersopleiding. Een divisiecommandant die zelf wapens gaat halen voor een ontwapend bataljon, die regelmatig buiten bereik van zijn staf gaat terwijl de strijd op zijn hoogtepunt is, die zich amper tot niet bemoeid met de (slechte) artillerie tactiek van zijn DAC en een divisiecommandant die zuiver reactief leiding geeft. Het leiding geven aan een divisie, zoals de huidige officier beslist een veelvoud beter zou doen, was deze interbellum officieren simpelweg niet bijgebracht. Op geen enkel moment tijdens hun actieve (vredes)loopbaan hadden ze daadwerkelijk een veldeenheid onder zich ter grootte van meer dan een bataljon. Oefeningen in het leiden van grotere verbanden kwamen niet voor. Bij hoge uitzondering werden iets grotere verbanden bij elkaar gebracht, maar oefeningen met een groot realiteitsgehalte waren om reden van kosten ondenkbaar. Het bleef beperkt tot krijgsspellen en papieren maneouvres.
En dan nog; ons veldleger was - raar genoeg [als men de capaciteiten weegt] - vooral geoefend in de bewegingsoorlog. Stellingenoorlog was nu juist hetgeen waarvoor de hogere regimenten waren bedoeld. Het veldleger was het "actieve" deel van het leger en bedoeld op een dynamische wijze de strijd in het vrije veld te voeren. Van Loon en zijn collegae waren totaal niet getraind of onderricht in de strijd die hen in mei 1940 te wachten stond.
Het gebrek aan oefening en gebrek aan opleiding in het leiden van een divisie [ook in een stellingenoorlog] wordt qua tekortkoming nog eens versterkt door het vrijwel totale gebrek aan twee zaken: de theorie van "combined arms" en de zeer gebrekkige verbindingen.
Hoewel Van Loon slechts drie kilomter achter het front zat - in de huidige westrand van Rhenen - had de man op geen enkel moment een juist beeld van de verhoudingen op het slagveld en de status van zijn divisie. Van Loon kon daar in principe weinig aan doen, maar heeft zelf geen enkele poging gedaan om bijvoorbeeld zelf de berg op te gaan en de status te meten. Iets wat Harberts - veel meer een geboren militair en leider - wel deed.
Als we Harberts en Van Loon naast elkaar zetten zien we opvallende divergerende verschillen. Harberts was geen inspirator door positieve energie te delen, maar door brusk optreden. Zijn moed en onverschrokkenheid moest afstralen op zijn mannen. Een hoog Patton gehalte zeg maar. Van Loon was - zo begrijpen we uit alle verslagen - wel een man van positieve energie. Hij was een echte manager op de staf, een echte oudste. Daar waar Harberts constateert dat hij niet voldoende op de hoogte wordt gehouden, daar vertrekt hij ogenblikkelijk naar het front. Hij brengt bezoeken aan de CP's van zowel de divisie als de regimentscommandant. Hij gaat zelf de kruitdamp proeven. Zijn afwezigheid op zijn staf is altijd met een "agressieve" reden. Hij trekt voorwaarts. Van Loon doet precies het tegengestelde. Daar waar Van Loon bij zijn staf afwezig is, is hij achterwaarts te vinden. Hij gaat zelf wapens halen, gaat zelf leiding geven aan het verkeer maar altijd in de achterhoede. Totaal niet in lijn met zijn taakstelling. En nooit met een (gezonde) aggressieve intentie.
Even opvallend is de rol van Hennink. Direct rapporterend aan Van Loon. We zien Hennink als de getalenteerde hogere veldcommandant. Bij zijn troepen en met een duidelijke intentie het lot van zijn troepen te delen. De bevelen aan zijn troepen zijn zijn bevelen. Net als bij Landzaat. Des te opmerkelijker is de rol die Harberts speelt als hij zijn woede over de voorposten vooral tegen Hennink uit, juist de officier die hem na aan het hart zou moeten hebben gelegen [maar wat wist Harberts daarvan op dat moment]. Zowel Hennink als Harberts zijn leiders met een nauwe interpretatie van hun taak, met een oprechte militaire inslag. Even opvallend is dat juist Barbas - die zich een bekwaam divisiecommandant toonde - in ongenade was bij Harberts. Juist de mensen die Harberts zou moeten hebben ervaren als "uit het juiste militaire hout gesneden" viel hij aan!
Van Loon zal beslist geen onwelwillende of laffe commandant zijn geweest, zoals wel werd gesuggereerd uit de vragen die hij - vooral in eerste instantie - voor de voeten geworpen kreeg. Wel is Van Loon een zeer beperkte commandant gebleken die bepaald niet heeft geëxcelleerd als divisiecommandant. Toch kan hij niet van plichtsverzuim worden beticht en daarom is eervol ontslag (desondanks) zijn deel.
Het is überhaupt opvallend hoe slecht de staf van de 4e Divisie in veel zaken heeft gefunctioneerd. De logistieke planning in het vak was weerzinwekkend slecht, er lijken totaal geen voorbereidingen te zijn getroffen om reserve eenheden op een verstandige tactische wijze te ontplooien achter het front, de fourage was beroerd, de artillerie werd heel slecht geleid, de luchtafweer werd beroerd gepositioneerd, etc., etc. Ook de DAC [Divisie Artillerie Commandant] is onderwerp van nauwgezet onderzoek geweest [net als de LKAC], en terecht. Als men de artillerie prestaties bekijkt in het vak van 2.Div dan ziet men dat een zeer effectieve artilleriesteun is verleend. Een uitstekende samenwerking tussen artillerie en infanterie. Daar komt bij dat de verbindingen beter bleven, maar ook dat was onderdeel van de divisieverantwoordelijkheid [het verschil tussen de verbindingslijnen - de wijze van beschermen en ingraven - was grotesk]. Er waren effectievere vuren voorbereid, de batterijen stonden klaar in de juiste kaarthoek zodat direct vuursteun kon worden gegeven en er werd door de infanterie zeer snel, goed en effectief vuursteun gevraagd. Bij 4.Div werd drie dagen lang op angstige en zeer conservatieve wijze leiding gegeven aan de artillerie. Kennelijk ook zonder ingrijpen van Van Loon. Ieder cruciaal moment in de slag om de Grebbeberg moest de infanterie enige artilleriesteun ontberen. De artillerie heeft veel te weinig gevuurd en vooral vrij zinloze vuren in de vijand zijn tweede en derde echelon afgegeven. Daarnaast waren de terugtocht bevelen [en logistiek] zo slecht dat vrijwel iedere batterij volmaakt onnodig zijn schaarse stukken vernietigde. Dat alles was bepaald niet alleen de schuld van een voor zijn taak ongeschikte DAC, maar zeker ook van een ongeschikte divisiecommandant.
En wat betreft de spookverhalen over geallieerde steun. Dat is niet zo moeilijk te beantwoorden. Die verhalen kwamen van de staf van het Veldleger. Daar had Van Loon part noch deel aan. Ik deel beslist je mening [Rutger] dat de onderzoekscommissie zich veel meer had moeten verdiepen in de hogere commando's, met name ook het Veldleger. Maar ja, alle commissieleden en onderzoeksleden kwamen bijkant uit de staf Veldleger. En jezelf onderzoeken ... die moed hebben weinigen. » Deze reactie is geplaatst op 23 september 2006 12:08 |