Gesneuvelde Nederlandse militairen bij de Maatsteeg in Achterberg - 14 - 17 mei 1940Deze Duitse foto maakt onderdeel uit van een serie foto’s gemaakt op en om de Grebbeberg in mei 1940. Om een foto aan dit strijdtoneel te kunnen verbinden zijn herkenbare aanwijzingen op de foto onontbeerlijk. Op deze foto ontbreken die eenvoudigweg. Michiel Teunisse, de man die eerder het verhaal achter de foto van de gesneuvelde Goof Konings wist te achterhalen (zie gekoppelde afbeelding) heeft bijna een jaar minutieus onderzoek gepleegd naar deze foto. Na vele bezoeken en interviews met (oud)bewoners in het gebied en diepgaande analyses van (gevechts)verslagen en oude (lucht)foto’s kwam Teunisse tot de conclusie dat de foto met aan zekerheid grenzende stelligheid is gemaakt achter de boerderij van Van Kreel aan de Maatsteeg 20 in Achterberg bij Rhenen. Op de foto de lichamen van de 23-jarige sergeant Herman Heck uit Utrecht, de 30-jarige soldaat Sjoert van Straten uit Kimswert en de 28-jarige soldaat Jan van Baekel uit Haarlem. Alle drie behoorden tot de 2e compagnie van het 2e bataljon van het 24e Regiment Infanterie (kortweg 2-II-24 R.I.). Hun lichamen werden op 17 mei 1940 door teruggekeerde boeren overgebracht naar de militaire begraafplaats op de Grebbeberg (hemelsbreed 2,7 kilometer) en aldaar begraven in de graven 14, 15 en 16 in de 4e Nederlandse grafrij. Herman Heck (foto) was verloofd met Frieda Danner en zij zouden op 10 mei 1940 trouwen. In juni 1940 bereikte het bericht van zijn overlijden de familie en konden zijn persoonlijke spullen worden opgehaald. Hierbij zat een kapot horloge en een klein dagboekje dat Herman bijhield. Het horloge stond stil op 13:55 uur en in zijn dagboekje stond deze laatste, bijna niet leesbare zin: “Ben gewond in buik, sterf rustig in Gods hand. Groeten moeder en Frieda”…
Het 24e Regiment Infanterie betrok in de vroege ochtend van 10 mei 1940 haar gevechtsopstellingen bij Druten (Land van Maas en Waal). In de nacht van 10 op 11 mei kreeg het regiment opdracht om af te marcheren naar Amerongen waar het in de namiddag van 12 mei arriveerde. Voor de vroege ochtend van 13 mei 1940 (02:30 uur) stond een grote Nederlandse tegenaanval gepland die de Duitse troepen op en om de Grebbeberg moest terugwerpen tot voorbij het riviertje de Grift. Vier bataljons van het 20e, 24e en 29e Regiment Infanterie moesten deze tegenaanval in alle vroegte onder dekking van de duisternis uitvoeren maar door allerlei vertragingen en ronduit slechte communicatie was het reeds klaarlichte dag toen de troepen op de uitgangspositie aankwamen en de tegenaanval feitelijk pas begon. De Nederlandse artillerie bleef ongewis van deze vertragingen en voerde de inleidende beschietingen uit op het oorspronkelijke tijdstip waardoor de infanterie uren later zonder enige artilleriesteun de aanval moest inzetten. Dit gegeven opgeteld met de dodelijke vermoeid na drie dagen marcheren, totale (!!) onbekendheid met het terrein en het vooruitzicht op de eerste werkelijke vuurdoop zorgden voor een buitengewoon slecht moreel onder deze Nederlandse troepen. Op hetzelfde moment hadden Duitse troepen van het Ie en IIe bataljon van de SS-Standarte “Der Führer” in nauwe samenwerking met Duitse artillerie de aanval ingezet in datzelfde gebied ten noorden van de Grebbeberg. De druk om aan Duitse zijde te presteren was de voorgaande dagen hoog opgelopen en zodoende werd er geen middel geschuwd om het doel te bereiken…
Terug naar 2-II-24 R.I. Commandant van deze compagnie was de 48-jarige kapitein J.C. Buwalda uit Breda. De kapitein sneuvelde tijdens de tegenaanval en zodoende is er van zijn hand geen verslaggeving. Wel is er een gevechtsrapport van de reserve-eerste luitenant F.J.Th. Noorbergen, sectiecommandant onder Buwalda. In dit verslag schrijft de luitenant het volgende over het verloop van de tegenaanval op 13 mei 1940:
---
Kaptitein Buwalda liep ten midden van zijn 4 sectie's. Nog voordat wij bij de Vriesweg [Friesesteeg] waren aangekomen, alwaar wij naar links moesten gaan ombuigen, kwamen ons groote groepen Nederlandsche Militairen tegemoet, die dus vanaf Kruiponder kwamen. Men kon duidelijk zien, dat deze militairen op de vlucht gegaan waren. Ik had, evenals mijn groepscommandanten de grootste moeite mijn menschen naar voren te krijgen en heb dit alleen kunnen bereiken door mijn menschen wijs te maken dat die terugtrekkende groepen afgelost waren door de andere compagnieën van ons Bataljon.Toen wij ombogen bij de Vriesweg kwamen wij meteen onder hevig vijandelijk artillerievuur, alsmede onder mitrailleurvuur. Niettegenstaande dat zijn wij steeds naar voren blijven gaan en hebben de eene boerderij na de andere op den vijand moeten veroveren, waarbij ik steeds het verband met de linker voorsectie en met mijn C.C. [Buwalda] heb weten te onderhouden. Eindelijk slaagden wij erin de zgn. Hoefijzer stelling in te nemen, van waar uit de vijand door ons heviger onder vuur genomen werd. Maar wij werden toen ook door vijandelijke vliegtuigen onder mitrailleurvuur genomen, terwijl zij ook bommen lieten vallen. Toen kwam de kapitein Buwalda naar voren, hij drukte mij de hand met het tot dat moment bereikte succes. Een 40-tal Duitsche militairen kwamen toen naar ons toe met hun handen in de hoogte. Voorop liepen 2 Nederlandsche militairen, een sergeant en een soldaat. Deze Hollanders riepen "Wij geven ons allemaal over". Wij kwamen toen onze stelling uit en plaatsten ons vóór genoemde stelling, echter allen met het geweer in den aanslag. Links van mij stond Kapitein Buwalda, enwel ongeveer 1 meter van mij af. Toen die Duitsche soldaten ongeveer 25 meter van ons af waren gekomen riep de daarvoor loopende Nederlandsche soldaat ineens "Pas op, ze schieten die schooiers" en meteen liep hij bij de Duitschers vandaan en naar ons over. Hij heeft ons heelhuids bereikt. De naast hem loopende Nederlandsche sergeant, dit ziende, probeerde eveneens van de Duitschers weg te loopen maar werd meteen neergeschoten. Achteraf heb ik van dien Hollandsche soldaat vernomen dat achter hun beiden een Duitsche soldaat liep en een revolver in hun rug hield, waarbij zij gedwongen werden de genoemde woorden te roepen, namelijk dat zij zich allemaal wilden overgeven. Dadelijk daarop werden wij door de Duitschers onder vuur genomen. Het eerste slachtoffer was Kapitein Buwalda, vlak daarop sergeant Heck en vervolgens vielen bij ons de eene na de andere.
---
Bij de tegenaanval op 13 mei 1940, die werd uitgevoerd door de vier bataljons, sneuvelden in totaal 56 militairen. 2-II-24 R.I. had met 11 gesneuvelden (waaronder haar commandant) naar verhouding een ongekend hoog aantal verliezen te betreuren. |