Rapport van Kapitein L.W. Pijl


44e REGIMENT INFANTERIE.
1e BATALJON. 3e COMPAGNIE.
Rapport


Op Dinsdag 7 Mei werden de alarmkwartieren betrokken en de maatregelen genomen, die voorgeschreven waren in de "graden van strijdvaardigheid." Woensdag en Donderdag werden nog besteed aan werkzaamheden aan de stelling. Toen Donderdagavond om 23.30 uur ongunstige berichten kwamen over den politieken toestand, werden bij alle automatische vuurwapenen piketten geplaatst en werd tevens een wacht uitgezet bij de Westelijke uitgang van Dodewaard en een dubbelpost met lichte mitrailleur op den strekdam van het pontveer naar Druten. Vrijdagochtend werden alle beschikbare mitrailleurs aangewezen voor luchtdoelbestrijding. In den nacht van Vrijdag op Zaterdag trokken langs den Bandijk terug 8 G.B., 3 IV 43 R.I. en 1 6 R.H., wat aan meerdere soldaten en onderofficieren uit de voorste lijn reden was om ook terug te trekken. Waarom zouden wij moeten blijven, als al die wel terug mogen trekken, gaven zij als reden op, toen ik hen weer naar hun plaatsen terugbracht.

In verband met het feit, dat zich geen eigen troepen meer voor ons bevonden, werd overgegaan tot een verscherpte bewaking van de inundatie. Zaterdagmiddag trok de wacht terug op de nadering van een Duitsche patrouille en verlieten wederom eenige manschappen hun post. Gewaarschuwd door den sectiecommandant, slaagde ik er in ze weer terug te brengen, en stelde den Regimentscommandant van het gebeurde op de hoogte. Deze besloot tot verbetering van het moreel het door de artillerie voorbereide afsluitingsvuur te doen afgeven. Later op den middag verscheen een Duitsche wielrijderspatrouille op den Bandijk, vergezeld door een vrachtauto. Deze werd door de pag. afdoend beschoten, terwijl ook de zware mitrailleur in de kazemat het vuur opende. Bovendien werd het afgesproken vuurwerksein voor het afsluitingsvuur der artillerie afgegeven, waarop de artillerie, die ook reeds gewaarschuwd was door den artilleriewaarnemingspost, het vuur opende.

Doordat geconstateerd werd, dat Druten niet meer door Hollandsche troepen bezet was en het leek alsof getracht zou worden de Waal over te steken, werd de waakzaamheid langs de Waal opgevoerd, hoewel de dienst hierdoor zeer verzwaard werd. Bovendien werden eenige te Druten liggende schepen door het marinegeschut op den dijk onder vuur genomen en beschadigd. De nacht van Zaterdag op Zondag verliep kalm. Wel werd er voortdurend geschoten, maar van de aanwezigheid van den vijand is niets gebleken. Daar het schieten de soldaten eenigszins scheen te kalmeeren, heb ik er alleen maar voor gezorgd, dat niet te veel munitie verspild word. Zondagochtend een Duitsch stuk pag., dat bij de Westelijke uitgang van Dodewaard in stelling kwam doeltreffend onder vuur genomen met de zware mitrailleur in de kazemat aan den dijk. Eenige tijd later berichtte een uitgezonden patrouille, dat bij de Westelijke uitgang van Dodewaard geen vijand aanwezig was, zoodat het ons gelukte een 25 tal Duitsche rijwielen, het stuk pag. met bijbehoorende munitie en de reeds eerder gemelde vrachtauto binnen de stelling te brengen. Verder werden nog op eenige doelen, die buiten het bereik van onze wapenen lagen artillerievuur, aangevraagd.

Zondagavond, terwijl ik mij in voorste lijn bevond, kwam bericht van de commandopost, dat op last van den Regimentscommandant deze onmiddellijk verplaatst moest worden achter de 2e opstelling. Ik gaf den sergeant-toegevoegd orders voor deze verplaatsing, liet 3 man achter op de oude commandopost en stelde de Sectiecommandanten in de boomgaarden, de Commandanten der zware mitrailleurs, pag. en 6 Veld van deze verplaatsing persoonlijk op de hoogte en voegde er zeer nadrukkelijk aan toe dat deze verplaatsing in geen geval een terugtrekken beteekende. Terwijl ik hiermee bezig was, werd ik verzocht bij de nieuwe commandopost te komen, omdat men de telefoonlijn niet vinden kon. Op weg daar naar toe kwam bericht van den Sectiecommandant aan de Waal, dat hij geloofde dat de Duitschers de Waal overstaken. Onmiddellijk daarna kwam bericht van een groep aan de buitenzijde van den dijk, dat er Duitschers in de uiterwaarden waren. Ik liet alle beschikbare krachten stelling nemen achter den dijk, zoodat vuur in de uiterwaarden uitgebracht kon worden, stelde een gedeelte der commandogroep op als rugbeveiliging van de commandopost, vroeg artillerievuur in de uiterwaarden aan en verzocht te willen bewerkstelligen, dat het groote zoeklicht in Ochten ook de uiterwaarden zou beschijnen. Onder deze bedrijven door had ik een ordonnans naar de Sectiecommandanten in de uiterwaarden gezonden, met het bericht van de verplaatsing der commandopost en van de genomen maatregelen. Bovendien deelde ik mee, dat ik met lichtkogels zooveel mogelijk de uiterwaarden zou verlichten, teneinde te kunnen waarnemen. Daarna begaf ik mij naar buiten om de genomen maatregelen te controleeren en nader aanwijzingen te geven. Terwijl ik hiermee bezig was kwam de ordonnans terug met het bericht, dat hij in de uiterwaarden niemand meer had kunnen vinden. Ik gaf de zware mitrailleur aan den dijk opdracht om de uiterwaarden in de breedte en de diepte te bevuren. Op weg naar de telefoon besprak ik nog een en ander met de soldaten der commandogroep, die langs den dijk lagen, toen we onder mitrailleurvuur kwamen, waarvan de richting niet vast te stellen was.

Toen dit afgeloopen was, begaf ik mij naar de telefoon om den Regimentscommandant van een en ander op de hoogte te stellen. De telefoon bleek evenwel weer niet te werken, zoodat ik een postduivenbericht schreef en weer naar buiten ging om dit te laten verzenden. Ik zag toen een deel der commandogroep zich in de richting Ochten verwijderen (het begon net licht te worden), liep ze achterna en vernam dat men terug ging, uit vrees dat de Duitschers ons in den rug zaten. Aan mijn order om terug te keeren werd niet voldaan. Ik begaf mij toen weer in de richting van onze voorste lijn en kwam nog 2 soldaten tegen, die ik als ordonnans en wacht achtergelaten had bij de telefoon. Deze vertelden mij dat zij waarschijnlijk de laatst achtergeblevenen waren en dat ze ook met de anderen naar Ochten gingen. Aan mijn opdracht om bij mij te blijven werd niet voldaan. Ik vervolgde mijn tocht teneinde mij weer bij de 2 secties die ik nog in de boomgaarden dacht, te voegen, maar bij de 2e opstelling aangekomen, bevond ik mij eensklaps te midden van Duitsche patrouilles, die mij gevangen namen. Van geen enkele sectiecommandant of commandant van toegevoegde wapens heb ik eenig bericht ontvangen, dat ze tegen de gegeven bevelen in teruggetrokken waren.

De Reserve Kapitein,
(get.) L.W. Pijl.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 1.59 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 439.85 KB)