Verklaring van kolonel P.J.A. Bartels

Verklaring afgelegd door den Kolonel P.J.A. BARTELS, Legerkorps Artilleriecommandant IIe Legerkorps,
in de vergadering van de Commissie Militaire Onderscheidingen, van 31 Maart 1947:
--------------------

    Overste de Kruijff was Divisie Artilleriecommandant (D.A.C.).
    U deelt mij mede dat het soms een uur geduurd heeft voor de verbinding van den Divisie Artilleriecommandant met mij was tot stand gekomen. Ik hoor deze klacht voor het eerst; ik had een afzonderlijke verbinding (groene lijn) met den Divisie Artilleriecommandant. Van mijn kant heb ik dit bezwaar niet ondervonden. Ik heb overigens - voor zoover ik mij herinner - weinig contact met den Divisie Artilleriecommandant gehad, meer met den Chef Staf Divisiecommandant (Kapitein Lefevre de Montigny). Ik weet niet of de Divisie Artillerie te weinig afsluitingsvuren heeft afgegeven.
    Ik heb vijandelijke artillerie, welke zichtbaar was, door eigen Divisie Artillerie laten bestrijden, zonder dat te vragen aan Commandant IIe Legerkorps. Met Generaal Harberts heb ik weinig contact gehad.
    Er is sprake van geweest de commandopost van den Generaal (en van mij) alsnog in Leersum te vestigen; het telefoonnet is daarop ingesteld, de centrale was meen ik gereed. Deze gezamenlijke commandopost is echter niet betrokken, ik weet niet waarom dit niet is gebeurd. De commandopost, die aanvankelijk was uitgekozen in een huis ten noorden van den straatweg naar Amerongen (een huis van den Heer Colijn) werd niet bezet, waarschijnlijk omdat deze teveel zicht uit de lucht zou bieden en aan den vijand bekend zou zijn.
    Ik ben eenmaal (in den nacht van 11 op 12 Mei) bij den Legerkorpscommandant ontboden om de storende vuren te bespreken.
    I-12 R.A. stond opgesteld tusschen Remmerden en Amerongen. Alleen de 4e batterij heeft van de Grebbeberg gevuurd. De 3 andere batterijen hebben geen vuur voor de Grebbeberg gebracht; hun hoofdrichting was meer georiënteerd op het noordelijk front van het legerkorps.
    Met Generaal Harberts heb ik een onderhoud gehad over het brengen van deze afdeeling naar de reserve-stelling. Ik heb Majoor Grosjean geïnstrueerd bij het voorbereiden van deze stelling-verandering mede onder oogen te zien de mogelijkheid om vuur te brengen op het terrein van den hoofdaanval. Ik ben vlak daarop gaan rusten. Majoor Geel heeft daarna over de uitvoering een gesprek gehad met Majoor Grosjean (Afdeelingscommandant), van dien aard dat niet overgegaan is tot uitvoering van mijn instructies. Den volgenden morgen werd mij dit gerapporteerd. Ik kon mij toen met de inzichten van de beide heeren vereenigen, waarschijnlijk omdat het geen aanbeveling verdiende de afdeeling te onttrekken aan het front van de andere divisie.
    De reserve stelling was een paar Kilometer Zuid van de andere stelling.
    Ik weet dat Majoor Landzaat steeds heeft aangedrongen op bestrijding van vijandelijke artillerie. Ik heb in verband hiermede vliegtuigen aangevraagd. Behalve op zichtbare vijandelijke artillerie kon ik geen vijandelijke artillerie bestijden wegens gemis aan voldoende kennis omtrent haar opstelling. De inkomende berichten en meldingen hier omtrent waren daartoe veel te vaag.
    Zelf had ik geen waarnemingspost, doch was enkele malen in staat gebruik te maken van de waarneming uit de vooruitgeschoven posten mijner afdeelingen.
    Dat een afdeeling ter beschikking is gesteld van de IVe Divisie weet ik niet meer.
    Op een gegeven moment werd mij door de centralist telefonisch medegedeeld dat de verbinding met den commandopost van het Legerkorps zou worden verbroken en bovendien kreeg ik op de een of andere wijze - ik weet niet meer hoe - bericht dat teruggetrokken zou worden op de Waterlinie. Ik heb toen Majoor Geel, die ik even had laten rusten, terug laten komen. Na ongeveer 1 uur kwam hij ontdaan op mijn commandopost en deelde mede dat in het hotel waar de commandopost van den generaal was, niemand meer aanwezig was. Hij zijde: "dat is Uw kans Kolonel", waarop ik antwoordde dat wij samen eerst den toestand eens zouden gaan opnemen. Bij het hotel zag ik een auto staan waarin eenige officieren zaten. Een van hen vroeg ik waar de bevelen waren. Hij antwoordde dat de Majoor van Maurik de bevelen was gaan brengen naar de Divisiecommandanten. Ik begaf mij op weg naar Commandant IVe Divisie (Kolonel van Loon). Toen wij het stafkwartier van den Divisiecommandant gelegen tusschen Leersum en Amerongen, passeerden, trof ik daar Majoor van Maurik. Deze liet mij het terugtochtbevel lezen, waarin ook geregeld was de terugtocht van de Legerkorps Artillerie. De Divisiecommandanten moesten den terugtocht van de in hun vak staande Legerkorps Artillerie regelen. Ik wist niet waarom het bevel tot den terugtocht was gegeven. Op last van den Generaal heb ik voordat het bevel tot terugtrekken werd gegeven nog 1 batterij 10 Veld West van Elst in stelling laten brengen. Een schietopdracht heeft deze batterij aldaar niet meer gehad. Van wien deze batterij bevel kreeg om terug te trekken weet ik niet.
    Ik wist niet dat Commandant IVe Divisie gelast heeft alles terug te nemen in den lijn Veenendaal - Elst.
    Ik weet dat Commandant I-8 R.A. (Majoor van der Wiel) zijn afdeeling in den steek heeft gelaten. Dit heb ik uit een verklaring van Kapitein Zaal (opmerking kantlijn: "althans geruimen tijd na de capitulatie afgeleid").
    Overste Enklaar is met 2 afdeelingen van 19 R.A. in legerkorpsverband gekomen en heeft toen de functie gekregen van Commandant Legerkorpsartillerie (C.L.K.A.). Tot zijn komst was Majoor van den Abeelen C.L.K.A. Deze is daarna in mijn staf opgenomen voor speciale opdrachten.
    Eén uur voor het afbreken van het gevecht (dat het ongeveer een uur was constateerde ik later) heb ik met majoor Kramer een persoonlijk onderhoud gehad. Ik heb aan hem overgelaten of en zoo ja wanneer hij zou terugtrekken. Ik zal hem gezegd hebben: "Controleer, b.v. door het uitzenden van een patrouille, de toestand zooals U die beschrijft, en blijkt deze te zijn zooals U aangeeft, handel dan naar omstandigheden." Ik heb den Commandant Legerkorps hierover niet geraadpleegd.
    Ik neem aan, dat Majoor Kramer teruggegaan is krachtens het terugtochtbevel van den Legerkorps Commandant en dus op last van Commandant IVe Divisie. Op welke wijze en onder welke omstandigheden hij de stelling heeft verlaten, is mij niet bekend. Ik weet dat hij in Schalkwijk is aangekomen en aldaar het terrein geïnundeerd aantrof waarop hij uit eigen initiatief naar Utrecht is gegaan.
    De met het oog op den aanval, zoals deze zich afteekende, meest geschikte waarnemingspost lichtmeetdienst, is den eersten dag reeds buiten gevecht gesteld, waarbij de Commandant (een wachtmeester) naar ik meen is gesneuveld.
    Ik handhaaf ten volle de motieven, die ik destijds naar voren bracht, toen ik Majoor Kramer voor een onderscheiding voordroeg.
    De Kapitein Froonhof, Commandant 2 A.M.C. heeft mij gezegd dat hij vanuit de Koerheuvel wilde spreken met een bepaalde post en dat hem toen in het Duitsch antwoord werd gegeven.
    Van 2 A.M.C. is geen enkel bericht binnen gekomen. De geluidmeetdienst kon geen peilingen doen; de lichtmeetdienst had onvoldoende uitzicht in het aanvalsterrein.

's-Gravenhage, 31 Maart 1947.
P.J.A. Bartels.

Opgem.: M.

(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van J. Schoonderbeek.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 4.01 MB)