(redactie)
Totaal berichten: 2.110
|
Dé artillerie afdeling achter Amersfoort bestaat niet. Er stonden er elf [geheel 1.RA, 5.RA, 18.RA en een afdeling I-9.RA en III-15.RA]. Amersfoort vormde naast de Grebbeberg het tweede zwaartepunt in de Grebbelinie defensie. Gedurende de nacht werd door vrijwel al die eenheden diverse verontrustende en storende vuren afgegeven. Dat zijn vuren met een lage vuursnelheid, meestal een onregelmatige interval en afgegeven over een groter gebied. Doel is de vijand geen rust te gunnen en intensieve logistiek te ontregelen. Het zijn ook vuren, die niet (op een klein doel) gericht worden afgegeven.
Daarnaast werd een aantal steunvuren gegeven. Merendeels afsluitingsvuren (vuur dat intensief op een voor aanvallende infanterie af te sluiten logistiek punt wordt gegeven), wat als tegenvoorbereidingsvuren (vuur dat men tegen vijandelijke concentraties die zich gereedstellen voor de aanval afgeeft). Ook die zijn niet gericht geweest op landmarks maar zoals gezegd op een beperkt terrein of infrastructuur. Ook werden enige concentraties aangevraagd, wat gelegenheidsvuur is (waargenomen doelen), in dit geval op voertuigen en mitrailleurnesten.
I-9.RA, als enige uitgerust met het verdragende 10-veld geschut, heeft diepe storende vuren uitgebracht in de nacht van 12 op 13 mei. De doelgebieden lagen onder meer rond Barneveld, waarbij het door stukken van III-15.RA werd ondersteund. Nadien nog enkele concentraties ter parade van Duitse aanvallen op de voorposten.
De door 9.RA en 15.RA (beide zogenaamde legerkorpsartillerie) afgegeven vuren op de omgeving Barneveld, hebben grote effecten op de Duitse logistiek rond deze plaats gehad. Er is wel bekend dat enkele voltreffers in Duitse colonnes vielen. Van een voltreffer op een hoofdkwartier is mij niets bekend uit verslagen. Ik sluit niets uit, maar het lijkt me fantasie. Barneveld lag voor zowel III-15.RA (resp 8 km) als I-9.RA (12-16 km) op de maximale afstand.
Waarneming over dergelijke afstanden op een minuscuul doel is uiterst onwaarschijnlijk. Nog onwaarschijnlijker is over het maximale bereik een voltreffer plaatsen op een gebouw bij het eerste schot. Een eerste schot of laag (gehele batterij) vuurt men meestal af om de correcties voor de batterij of afdeling te kunnen bepalen. Die correcties zien op afwijkingen in het nulpunt (opstelling vuurmond t.o.v. kompas) door eerdere actie en verplaatsing, meteo effecten (wind, luchtdruk, neerslag, temperatuur) en declanatie (afwijkingen aardmagnetisme) naast menselijke zaken zoals rekenfouten bij de eerste berekening van het vuur. Een houwitser heeft meestal een aanzienlijke lengte afwijking bij zijn eerste schot, nog los van de standaard afwijking die voor iedere laag van toepassing is omdat nu eenmaal sprake is van constant wisselende invloeden tijdens het trajectum van de afgeschoten granaat (dat gerust 30 seconden duurt). Dat alles maakt een voltreffer op een huis op maximale afstand bij het eerste schot dus uiterst onwaarschijnlijk.
Tenslotte is er nog het Duitse verhaal. Daaruit blijkt dat er wel voltreffers in de Duitse artilleriecolonnes van AR.227 vielen. Er zijn dan ook negen Duitse artilleristen omgekomen in Barneveld in de ochtend van 13 mei. Het waren zes man van II./AR.277, twee van I./AR.227 en één van III./AR.227. Er waren overigens geen andere slachtoffers aan Duitse kant, wat dan maar weer zijdelings als bevestiging kan dienen dat het met die voltreffers in een Duits hoofdkwartier wel meegevallen zal zijn.
Resumerend: er is geen aanwijzing te vinden dat het citaat uit 'Slagschaduwen' juist is. » Deze reactie is geplaatst op 26 juni 2011 15:40 |