|
Het aanwijzen waar een mijnenveld lag (waar Puffius naar verwees) is fundamenteel wat anders dan het (moeten) opruimen van die middelen. Het eerste is volgens de Lex Belli toegestaan, het tweede verboden. Het oorlogsrecht verbiedt namelijk om risicovolle werkzaamheden door de krijgsgevangene te laten verrichten.
De capitulatie bevatte slechts enige voorwaarden op hoofdpunten, zoals de kaders van de wapenstilstand en de belangrijkste zaken rond die transitie van macht. Uitwerking gebeurde pas nadien. En was zeer divers. Daarbij worden bestuurlijke zaken niet besproken, tenzij van onmiddellijke aard. De demobilisatie van het Nederlandse leger was één van die zaken die pas later tot uitwerking kwam. Dat soort zaken gebeurde vanuit een central gezaglijk geheel, waar Winkelman als hoogste vertegenwoordiger van de (bezette) Staat nog deel van uit maakte (tot zijn arrestatie na Anjerdag). Naast dat centrale gezag, was er het lokale militaire gezag, door hoge legercommandanten of Ortskommandanten uitgedragen. Dat kan men zien als 'zaken van de dagelijkse orde'. Net zoals Nederland vanaf september 1944 een Militair Gezag kreeg dat zorgde voor lokale gezagsuitoefening en handhaving en met het mandaat de meest verregaande zaken op te leggen of uit te voeren.
Er werd alom van Nederlandse pioniers verwacht dat door hen gestelde mijnenvelden zouden worden geneutraliseerd. Grotendeels kort na de capitulatie, waarbij meestal de eerder 'leggende' eenheid werd ingeschakeld. Later gebeurde het vanuit de Arbeidsdienst, de semi-militaire tewerkstelling die voor veel militairen (zonder burgerbetrekking) - al dan niet vrijwillig - een voortzetting van hun mobilisatie betekende.
Er zijn nog enkele slachtoffers in den lande gevallen door dit werk. Overigens was dit evenzo het geval tijdens de mobilisatie en de meidagen zelf. Mijnenvelden zijn nu eenmaal voor iedereen een vijandig middel.
Na de oorlog, dus na mei 1945, liet Nederland (lees: het Militair Gezag) massaal Duitse krijgsgevangenen gevaarlijk werk verrichten, waaronder ook het opruimen van uitgestrekte mijnenvelden, met name in de kustverdediging (Atlantikwall). Daarbij zijn vele tientallen Duitsers omgekomen; ook nog vele Nederlanders en Geallieerden.
Overigens kun je in recht- en wetsteksten vastleggen wat je wenst, in crisistijden breekt nood wet en volgt men de wetten van de logica weer. Mijn geheel persoonlijke mening is dat die wie een kuil graaft voor een ander, hem zelf dient te dichten. Het leggen van miljoenen mijnen was een Duitse handeling. Waarom zouden daar na een Duitse capitulatie Nederlandse of Geallieerde levens voor moeten worden gewaagd? Dat de Duitsers eender redeneerden na de strijd in mei 1940, duid ik ze niet euvel. Dat zijn wat mij betreft logische handelingen. Met bedenke daarbij dat het oorlogsrecht, waarvan de essentie humanitair gezien zeer waardevol is, op bepaalde punten ronduit irrationeel is. Dat wil zeggen, een vredesbedenksel is, waarvan de finesses door bestuurders en juristen en niet door militairen zijn bedacht. Militairen waren wel de partijen die executie aan de wet moesten geven. Militaire logica vaart niet altijd parallel aan bestuurlijke logica. We kunnen in dit kleine landje aan de Noordzee wel altijd van iedereen opperste vroomheid en wetvastheid verlangen, maar de rest van de wereld is gewoon menselijk. Dat wij dat eigenlijk ook gewoon zijn, toonde het gedrag van vele landgenoten tijdens WOII bijvoorbeeld. Best goed ons dat eens wat vaker te realiseren. Tegenover ongeveer vijf Nederlandse doden door mijnopruiming in voorjaar en zomer 1940 stonden er meer dan 200 aan Duitse kant voor hetzelfde werk na de lente van 1945. Veel van die Duitsers, vrijwel geen hunner harde gevechtstroepen maar net zulke burgers in uniform als onze mannen anno mei 1940, hadden part noch deel gehad aan het leggen van die mijnen en werden zeer slecht uitgerust voor de werkzaamheden te werk gesteld. Daarom was hun tol zo hoog. » Deze reactie is geplaatst op 27 november 2011 11:57 |