Over wat er aan Nederlandse kant aan artilleriebestrijding gedaan werd in mei 1940, is bijna niets bekend. Het waren ook maar één of twee acties. Ze werden niet van harte in gang gezet en eigenlijk te laat. In het stafwerk werd de oorzaak daarvoor niet duidelijk aangegeven.
Mijn studie gaf in de eerste hoofdstukken vooral aandacht aan de Duitse organisatie en het optreden van die artillerie. Zojuist is een vierde hoofdstuk gereed, dat over de grote passiviteit op het gebied van artilleriebestrijding aan Nederlandse zijde gaat. Daar waren goede artilleristisch-technische verklaringen voor. Die worden nu voor het eerst belicht, in Hoofdstuk 4. Zoals gebruikelijk nog als concept.
Om het gemak te dienen wordt het nieuwe hoofdstuk nu als één geheel aangeboden met een licht herziene versie van de eerder geplaatste tekst.
Download Geschut H1 t/m 4.pdf (PDF, 52MB)
Commentaar, kritiek, aanvullingen etc. blijven welkom. Mijn kennis en overzicht zijn ook beperkt. » Dit bericht is geplaatst op 31 oktober 2012 12:36 |
|
|
|
Kees, ik wil je nog een overdenking meegeven. Iets waar je uiteraard niets mee hoeft, maar wat ik zelf wel als extra vector zou inbrengen bij een analyse van de Nederlandse artillerie inzet: de 'selffulfilling prophesy' die het Nederlandse (non-)beleid t.a.v. artilleriebestrijding opleverde.
Wat ik heb nooit begrepen heb is waarom er geen inzet heeft plaatsgevonden van artillerieverkenners in de lucht. Zeker op de 11e mei zouden die veel ruimte hebben gekregen aan de Grebbelinie. Ze zouden in ieder geval periodiek ingezet kunnen zijn om specifieke artillerieverkenningsvluchten te vliegen en arty op stafkaarten in te tekenen voor de LKAC.
Er is echter nadrukkelijk voor gekozen om de vliegtuigen aan de grond te houden, vermeend omdat ze ongeschikt zouden zijn voor waarneming (FK-51 en C-5). De zogenaamde "Raumaufklärung" geschiedde echter wel, ook op momenten dat daartoe nauwelijks meer zin was (en weeg dat eens af tegen risico's). Hoewel ook de strategische verkenning naar mijn overtuiging (denk aan de 11e mei dat geheel StratVerVa geen enkele opdracht kreeg) veel te weinig is gedaan.
De GS dacht anno mei 1940 nog slechts in twee dimensies. En daar waar de derde dimensie was toegevoegd, had Winkelman die gemonopoliseerd en het Veldleger zijn ogen in de lucht op 10 mei afgenomen. Er werd onwijs gebruik gemaakt van de ML. De inzet was zelden zinvol en verstandig. Overigens, veelal wel begrijpelijk vanuit de toenmalige (ontbrekende) kennis.
Wat werd er bovendien besloten? Om de artilleriewaarneming niet te activeren. Men achtte de slome FK-51 en C-5 toestellen te kwetsbaar. Daar heb ik alle begrip voor, want artilleriewaarneming verlangt een 'biddende' rol van de waarnemer. Dat kan slechts met adequate jagerbescherming of 'air superiority' worden toegepast. Verkenning daarentegen kan met regelmatige passages of korte geconcentreerde vluchten wel degelijk tamelijk risico arm worden uitgevoerd, ook in een onbeschermde situatie. Dat werd alleen al bewezen door het feit dat ALLE verkenners die naar de centrale sector werden gestuurd in de periode 10-13 mei heelhuids terug zijn gekeerd. Overigens, ook verkenners die naar elders werden gestuurd kwamen vrijwel altijd terug. Dat is voor de centrale sector goed verklaarbaar, want behalve dat de Rijn als oriëntatielint van en naar de Heimat werd gebruikt, was de sector zeer Luftwaffe luw. Zoals we weten was de inzet in Nederland na 10 mei aan de Gruppe Putzier uitbesteed en die had als taak de ondersteuning van de luchtlanding in het Westen en als neventaak de Brabantse en Zeeuwse territoren. Het centrale front had geen enkele Luftwaffe ondersteuning en op 11 en 12 mei verlangde de Luftflotte 2 alle inzet in Noord-België.
De keuze om geen artillerieverkenning vanuit de lucht te plegen was m.i. een fundamenteel verkeerde. Het ontnam ons leger bij voorbaat alle kans om effectieve artilleriebestrijding te plegen, want de ogen en oren op de grond waren anno 1940 (voor beide partijen) niets meer dan het betere gokwerk. Indirect vurende arty was nauwelijks op te sporen in bedekt terrein met de rudimentaire opsporingsmiddelen van toen. Men bedenke dat de premisse die daarvan uitgaat, dat een leger de artillerie van de tegenstander nauwelijks of niet kan bestrijden, anno 1940 buitengewoon zwaarwegend was. Men ontnam het veldleger daarmee een wezenlijk instrument.
Het verbod om artilleriewaarneming na te laten, kan ik volkomen begrijpen. De keuze om artillerieverkenning ook na te laten acht ik ronduit onwerkelijk en een kapitale blunder. Men schroomde niet om dubbeldekkertjes van de types D-17, C-5 en C-10 in regelrechte gevechtssituaties te sturen of strategische verkenningen te laten uitvoeren (zoals op 12 mei nog naar de IJssel!), maar artillerieverkenningsvluchten met een C-5 uitvoeren vond men kennelijk ineens te gevaarlijk.
Toch zouden juist dat soort vluchten de artillerieverkenning enorm hebben geholpen. De kennelijke afweging het leven van een paar vliegers te beschermen, woog totaal niet op tegen de levens op de grond die in de waagschaal lagen wegens de Duitse artillerie of de operationele nadelen van de totale omissie van artilleriebestrijding. Daarnaast verhield het zich slecht met beslissingen andere verkenningen of futiele grondsteun aanvallen wel te doen laten verrichten.
Wat we zien is een Nederlands leger dat ten aanzien van artilleriebestrijdig over de hele linie een ‘self fulfilling prophesy’ tot stand bracht. De artilleriecommandanten meenden dat artilleriebestrijding o.b.v. een 'ongeveer' peiling munitieverspilling was. Men meende tevens dat als er schaalmatig voorbij een zekere spreidingsnorm werd gekomen, ook moest worden afgezien van beschieting. Een peiling werd vaak pas serieus genomen als er meerdere waren binnengekomen. Kortom, voordat men al bereid was om artilleriebestrijding te verrichten of zelfs maar te pogen, hadden de overwegingen binnen de bevelsketen al een negatief resultaat. Hetzelfde gold voor de artillerieverkenning. Men vreesde voor het verlies van één of enkele vliegtuigen met twee man aan boord. Dus besloot men niet te gaan vliegen t.b.v. artillerieverkenning.
In exact datzelfde hoekje zat het reeds vooroorlogs genomen besluit om vliegpark Soesterberg te sluiten. Het zou te dicht op de hoofdstelling hebben gelegen en binnen bereik van de verdragende Duitse artillerie zijn gekomen! Welk een onzin. Geen Duitse granaat landde ooit op Soesterberg en behoudens een oorvijgje op 10 mei gebeurde op het veld niets van Duitse agressie. Het werd uiteindelijk zelfs als noodvliegveld gebruikt door de ML, maar alle operationele kansen van dit vliegveld waren voor mei 1940 al kapot geredeneerd door de bevelsketen, die weer overal beren op de weg zag. Maar ook tijdens de meidagen ontstond nimmer de gedachte dat Soesterberg ideaal zou zijn als uitvalsbasis voor tactische gevechtsverkenning door C-V's en C-X's.
"De mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest" - ging t.a.v. deze casus volledig op.
De letterlijk kansloze benadering van de bevelsketen als het aankwam op artilleriebestrijding leidde bij voorbaat tot de kans = 0. Terwijl als men naar de werkelijke kansen had gekeken van artillerieverkenning vanuit de lucht in samenhang met grondwaarnemingen, dan was de kans op een vorm van effectieve artilleriebestrijding aanzienlijk geweest. En als dat al op 11 mei zou zijn getoond, dan was de brutaliteit van de Duitse artillerie om zich geleidelijk aan massaal binnen de comfortabele bereikscirkel van onze artillerie te begeven vast achterwege gebleven of tenminste getemperd.
Mijn idee bij de artillerietactiek en strategie in ons veldleger anno 1940 is altijd geweest dat men gebreideld werd door eigen breidel, dat men gemuilkorfd werd door eigen muilkorf en geknecht door eigen boeien. Men bulkte van de excuses waarom zaken niet zo waren gegaan, zoals men ze achteraf zou beoordelen. Dat was symptomatisch voor veel bevelhebbers. Men was wat mij betreft echter zelden eerlijk over alle kansen en instrumenten die men over het hoofd had gezien.
De wetenschap dat de eindkansen beperkt waren verlamde ons leger vaak veel meer dan de overmacht van de tegenstander. Laten we ervoor waken dat onze analyses van die dagen niet in eenzelfde trend verlopen. De platitude van Winkelman - dat alles wat men aanmerkte op zijn handelen kennis achteraf was - moet geen anker zijn op de navorsing, maar juist een stimulans om aan te tonen dat ons legermanagement anno mei 1940 uiterst pover was. En dat is een conclusie die ik haast als een eufemistisch understatement zou willen classificeren ... » Deze reactie is geplaatst op 1 november 2012 12:36 |
|
|
|
Eerlijk gezegd overval je me een beetje hiermee. Tot nu toe heb ik nooit erg diep over nagedacht of meer en beter op artilleriedoelen verkend had kunnen worden. De bronnen behandelen dit onderwerp ook maar in enkele regels. Tot nu toe was mijn opvatting dat in de gegeven situatie weinig méér aan luchtverkenning gedaan had kunnen worden:
1. De Koolhovens FK 51 waren bij Duits luchtoverwicht niet verantwoord in te zetten, dat vind jij ook.
2. De Fokkers C V en C X werden nu vooral benut voor gevechtsopdrachten. Onder andere dus ook bij Wageningen. Dat leverde nog wat spin-off ook, in de vorm van [duidelijker] waarnemingen op vijandelijke troepenconcentraties.
3. De gerichte verkenningsmissies leverden weinig of niets bruikbaars op. Vooral [weten we nu] onjuiste info.
4. Als ik het wel heb, moest elke luchtactie bij het Commando Luchtverdediging aangevraagd worden. Daar zal verkenning bij Wageningen weinig prioriteit gekregen hebben. De aandacht lag daar (zoals ik het zie) vooral op de gebeurtenissen in de omgeving van Rotterdam en Den Haag.
5. Bij Kol Bartels, de Legerkorpsartilleriecommandant, kan daarom zelfs wat wanhoop doorklinken als hij zegt:
"Ik weet, dat Majoor Landzaat steeds heeft aangedrongen op bestrijding van vijandelijke artillerie. Ik heb in verband hiermede vliegtuigen aangevraagd. Behalve op zichtbare vijandelijke artillerie kon ik geen vijandelijke artillerie bestrijden wegens gemis aan voldoende kennis omtrent haar opstelling" [Pag. 57 lopende studie].
Wat vind jij eigenlijk van deze punten ? Zie jij het toch wat anders, of zie ik nog wat belangrijks over het hoofd ? » Deze reactie is geplaatst op 2 november 2012 07:24 |
|
|
|
Kees, ik wilde je niet verrassen, slechts met een inzicht verrijken.
Wij hadden ook ons luchtwapen alweer op Franse snit ingericht. Helaas. Dat betekende een WOI luchtmacht, van lichte verkenners met lichte aanvalscapaciteit en overigens jagers. Zelfs de T-V was nooit bedoeld als bommenwerper, maar oorspronkelijk als luchtkruiser met lichte aanvalscapaciteit. België had een identieke luchtmacht en de Fransen waren pas in 1938-1939 wakker geworden om in te zien dat een moderne luchtmacht slagkracht nodig had. Overigens, de Franse generaals te velde dachten ook nog slechts in twee dimensies. Niets typerender dan de beide generaals van het Franse 2e en 9e Leger die de luchtverkenningsrapporten op 10-12 mei - die melding maakten van grote gepantserde colonnes in de Ardennen - in de wind sloegen met mededelingen als spookbeelden bij de desbetreffende piloten.
Terug naar Nederland. Onze ML was klein, maar bestond voor bijna 50% uit verkenners. FK-51, C-V en C-X. De andere helft bestond uit de jagers D-17, D-21 en G-1. Er is tijdens de meidagen inderdaad vooral gebruik gemaakt van de C-V en C-X als lichte aanvalsvliegtuigen. Dat bleek in veel gevallen nog verrassend goed uit te pakken ook. Naar verhouding zijn weinig van die oude dubbeldekkers uit de lucht geschoten, vooral omdat ze met tegenstanders te maken hadden die zo hoog vlogen dat ze de Hu-Bo-Be vliegende gecamoufleerde dubbeldekkertjes niet zagen. Daar waar echter deze vliegers met hun oude ronkende RR motoren alom de lucht in werden gestuurd op deze 'high-risk-missions', daar schroomde men om de oude C-V en C-X in te zetten voor verkenningmissies. Hoogst merkwaardig, want voor zover ik weet, is geen verkenningsmissie door het verloren gaan van een der toestellen geëindigd. Allen kwamen terug, of landden elders, zoals op 14 mei toen een C-X naar Frankrijk door vloog. Men was zeer terughoudend met het vliegen van verkenningsvluchten, ondanks dat er relatief veel capaciteit was voor de C-V en C-X. Ik denk echter dat men zelfs in onze ML veel te terughoudend was. Bovendien heeft het Veldleger, dat zijn Luchtvaartregiment op 10 mei heel onwerkelijk afgepakt zag door Winkelman (die zijn eigen zetel bedreigd voelde), veel te weinig geprotesteerd. Althans, die schijn is er. Er is zoveel correspondentie rond het AHK verloren gegaan in de Haagse vuilverbranding dat iets vaststellen lastig is.
Commando luchtverdediging was op 10 mei ondergeschikt aan AHK gemaakt. Best had weinig meer te vertellen.
Het is toch schrijnend, Kees, dat Bartels wel tactische luchtsteun aanvraagt, maar geen tactische luchtverkenning? Dat men ervoor koos artilleriebestrijding en tweede echelons storende vuren achterwege te laten, en dan dringende verzoeken van de infanterie afdoet met het ontbreken van aangevraagde luchtsteun?
De Duitsers werkten constant met luchtverkenners. Echt niet veel modernere toestellen dan onze FK-51 en C-V/C-X. Er werden er nogal veel afgeschoten, maar de Duitsers realiseerden zich maar al te goed hoeveel waarde verkenning in de derde dimensie opleverde. De Fransen en de Britten verloren talloze verkenningsvliegtuigen boven de Ardennen en Maassector. Deze toestellen werden toch telkens ingestuurd en moesten bovendien laag vliegen om goede waarneming te doen. Het is dat de landmacht de waarnemingen niet serieus nam, anders was de Panzergruppe Kleist op 11 mei al volledig ontmaskerd geweest. Toen de eigenwijze Franse generaal Huntzinger (2e Leger) door de mand vielen, was het te laat. Maar daar kon het tenminste opgehangen worden aan een zwakke bevelvoerder, die zijn werk niet verstond. Symbolisch genoeg mocht hij in de befaamde wagon de Franse capitulatie tekenen. Hij was er persoonlijk hoofdschuldig aan dat dit moment zo kort na de Duitse inval viel. Franse en Britse luchtverkenners hadden echter hun werk gedaan, onder zeer zware omstandigheden en enorme verliezen. Als oorlogvoerende in de vorige oorlog kenden zij echter de prijs die oorlog vroeg. Nederlandse bevelhebbers hadden veel te vaak de angst voor offers. Die angst leidde tot een beteugelde bevelvoering, waarin veel te veel op veilig werd gestuurd. Er is in het Nederlandse veldleger dan ook verre van optimaal gebruik gemaakt van de middelen. » Deze reactie is geplaatst op 2 november 2012 13:08 |
|
|
|
Nou, het is zeker een nieuw inzicht voor me.
Hierover nog een gerichte vraag. Heb je enig idee hoeveel vlieguren met de verkenners nog beschikbaar waren ? Van het werk van F.J. Molenaar werd ik ook niet veel wijzer. Wat moest in onderhoud, was er benzine, was er bemanning ?
Van de artillerieoverzichten weet ik wel, dat die (doordat ze achteraf vaak nog zijn gereconstrueerd) lang niet compleet zullen zijn. Bij 4-I-12 RA wordt bijvoorbeeld opgemerkt dat op 12-5-40 de gehele dag door (storende) vuren werden afgegeven. Welke dan ? Ze staan niet in de registers, ook niet bij Kol Bartels herkenbaar in zijn overzicht.
Een ander punt van dezelfde afdeling. De batterij 2-I-12 RA zou in veel hoger tempo dan normaal op 11.5.40 (storende) vuren hebben afgegeven. Sergeant Pieper gaf daarvoor aan dat in één enkel vuur wel (met toen nog 16 stukken) 2.880 granaten werden afgevuurd in 30 minuten. Er zit ongetwijfeld een kern van waarheid in. Want een verslag van 4-I-12 RA vertelt weer, dat daar een dag later zo intensief werd gevuurd dat de verf van de lopen afbladderde. Ook daar zouden bij "de" afgegeven snelvuren (welke ?) tempo's 10 zijn gehaald.
Wat ik daarmee wil zeggen is, dat lang niet alle acties zijn vastgelegd in de registers en gevechtsverslagen. Dan nog vaak zo vaag, dat er misverstanden door ontstonden en er geen conclusies op te bouwen zijn. De inzet van I-12 RA werd door Nierstrasz (ook door mij eerder) zwaar onderschat.
Heb jij idee dat er met name op 10., 11. en 12.5 voldoende capaciteit is geweest voor het laten uitvoeren van luchtverkenningen ? Zoals gezegd, tot nu toe heb ik me er nooit zo in verdiept. » Deze reactie is geplaatst op 2 november 2012 14:26 |
|
|
|
Over Luchtverkenning
Even wat dieper in de materie gedoken. Het beeld is nog niet compleet, dus corrigeer me maar waar ik fout zit.
Voor II LK was de IIe verkenningsgroep aangewezen die begeleid zou worden door jagers van de Jachtgroep Veldleger. Beide eenheden waren gestationeerd op Ypenburg. De vliegtuigen stonden verspreid geparkeerd en waren na de bombardementen moeilijk meer te verplaatsen. Co Lvd gaf daarvoor ook geen toestemming. Het personeel werd overgeplaatst naar de IIIe verkenningsgroep. Dat was de groep die samen met de StraVerVa de meeste missies vloog.
Dat met name naar het hol van de leeuw (Wageningen) eigenlijk alleen gevechtsmissies laagvliegend (HuBoBé) werden uitgevoerd is begrijpelijk. Dat leverde als bijvangst toch ook enkele waarnemingen op op troepenconcentraties en geschut in de westrand van Wageningen. Mogelijk ook op het geschut bij Dorskamp.
Er werden in de sector Wageningen, als ik het wel heb, twee of drie vliegtuigen aan- en/of afgeschoten.
Op 13 mei werd het bombardement op Dorskamp uitgevoerd met de negen op dat moment gevechtsgerede vliegtuigen. Op 11 mei waren dat er nog ongeveer 60 geweest. Dat zegt toch wel wat over de (on)mogelijkheden. Uitval door materiaalpech, crashes, vijandelijk vuur moet aanzienlijk zijn geweest. Hoe zat het met de bemanningen (vermoeidheid) en de logistiek (benzine, materialen, monteurs) ? De bemanningen moesten tussen de missies ook tijd hebben voor rusten, debriefing, briefing, voorbereiding.
Vanwege het hoge risico mocht alleen HuBoBé worden gevlogen. Verkenningen zijn op die manier zinloos omdat het gezichtsveld dan veel te beperkt is. » Deze reactie is geplaatst op 7 november 2012 10:08 |
|
|
|
Alle vliegtuigen van het 2e Luchtvaartregiment behoorden tot het Veldleger, hoewel Winkelman het noodzakelijk vond op 10 mei dit regiment helemaal naar de Vesting Holland te dirigeren qua inzetgebied. Los van de deels uitgeschakelde IIe (Ypenburg), ook de Ie (Hilversum), IIIe (Ruigenhoek) en IVe Verkenningsgroep (Gilze-Rijen later Haamstede). Het 1e en 3e Legerkorps hadden geen emplooi voor artillerieverkenning. Van deze lichte vliegtuigen was het grootste gedeelte intact gebleven na de eerste aanval. De vliegtuigen op Haamstede – waar de IVe met vier C-V’s van de luchtmachtschool weer op volle sterkte werd gebracht – zijn (op twee na) nauwelijks ingezet. Eén (mislukte) actie richting Wageningen met twee toestellen. Vervolgens werden er drie op Haamstede in brand geschoten op 13 mei. De StraVerVa – bedoeld voor strategische verkenning – werd de gehele tweede oorlogsdag (per abuis?) niet ingezet. Er zijn er maar twee door gevechtshandelingen uitgeschakeld. De StraVerVa is overigens wel veel ingezet op de overige dagen. Om de exacte verloop van zaken gedetailleerd weer te geven ontbreekt me de tijd momenteel.
Het is natuurlijk een gegeven dat mens en materieel snel sleet en er steeds minder voorraad was. Toch hebben de Duitsers veel vliegtuigen intact (of door ons personeel vernield) in handen gekregen. Dat personeel op een zeker moment oververmoeid was, is in veel gevallen een beleidskwestie geweest. Er was op een zeker moment steeds meer personeel en er waren steeds minder toestellen. Het vliegverbod voor de FK-51 leidde tot vrijvallen van tenminste 16 vliegtuigbemanningen. De verliezen van de eerste uren tot zeker 10 extra bemanningen. Op Haamstede was bovendien sprake van beschikbaarheid van personeel van de vliegschool. Toch werd er nauwelijks van Haamstede gevlogen of zelfs maar getracht het ongunstig gelegen vliegveld te evacueren. Men paste te weinig verplichte rusttijd toe en de opwinding die leefde leidde ertoe dat de eerste dagen ook niet-frequent vliegend personeel veel van zichzelf vroeg, omdat men de gebeurtenissen niet wilde missen. Juist beleid had hier veel kunnen voorkomen, hoewel het natuurlijk begrijpelijk is dat men dit naliet, omdat men hier geen enkele ervaring in had.
Het Hu-Bo-Be was een naderingsmethode en (meestal) geen uitvoeringsmethode. Men vloog Hu-Bo-Be naar het doelgebied om vervolgens naar de voor een missie bedoelde hoogte te vliegen. Het intekenen van vijandelijke artillerie op een stafkaart of luchtfoto doet men door waarneming te plegen en dit op kaart of foto in te tekenen. Dat vergt geen uren boven een stelling hangen, wat artilleriewaarneming wel doet. Men kan de resultaten via een berichtenkoker in de bodem van het toestel afwerpen. Zodoende is de grond dan direct op de hoogte. De Duitsers deden dit continue. Ook kan de verkenning buiten bereik van lichte luchtafweer plaatsvinden. Een verrekijker op drie km afstand doet wat dat betreft wonderen.
Hu-Bo-Be werd niet opgelegd voor verkenningen. Zo werden op 13 en 14 mei nog verkenningen onder de Maas gedaan. Daarbij vloog men weliswaar richting doelgebied op extreem lage hoogte, maar binnen het doelgebied diende men op betere observatiehoogte te vliegen. Overigens maakte de Franse l ‘Armee de l’Air in de Ardennen vrijwel consequent gebruik van scheervlucht verkenningen. Dit kostte weliswaar meer vliegtuigen (sommige eenheden verloren meer dan de helft van hun toestellen operationeel in de eerste twee dagen), maar de resultaten van de verkenningen waren veel accurater. Helaas vonden legerchefs de rapportages ongeloofwaardig, waardoor de gebrachte offers in mensen en materieel voor niets waren. Het bewees echter wel dat voor waarneming van troepenverplaatsingen de effectiviteit van lage verkenningen veel groter was dan de hoge verkenningen, die eenvoudig met basale camouflage konden worden misleid.
Op 13 mei werden de aanvallen op de Grebbeberg door negen gevechtsklare moderne(re) vliegtuigen uitgevoerd. Er waren nog C-V’s gevechtsgereed, maar die zouden de gemiddelde snelheid van een escadrille zo’n 50 km omlaag duwen. Men vloog dus met de C-X en D-21. » Deze reactie is geplaatst op 7 november 2012 12:19 |
|
|
|
Verkenningsmogelijkheden (2)
Na nadere bestudering van de gegevens het volgende.
De verhoudingen in de lucht waren zeer ongelijk. Alleen Luftflotte 2 had al meer dan 5.000 verkenners, jachtvliegtuigen, en bommenwerpers. Nederland kon hier op 10.5.40 132 gevechtsgerede toestellen tegenover zetten. Daarvan ging op de eerste dag al meer dan de helft verloren. Voornaamste oorzaken waren: vijandelijk vuur, materiaalpech, crashes bij het landen door (in die gevallen meestal) onervaren piloten.
Vooral bij de jachtvliegafdelingen (JaVa's) en de bomvliegtuigafdeling (BomVa) die voor een groot deel met moderne vliegtuigen waren uitgerust, waren de verliezen hoog. Dat is goed verklaarbaar. De G 1's en T V's waren grote toestellen die vrij hoog vlogen. Ze waren daarmee voor de Duitse jagers goed zichtbaar en hadden een relatief groot trefbaar oppervlak. Dat was de reden dat besloten werd om gevechtstaken toe te wijzen aan de verkenningsgroepen. Ook werd daarom de order gegeven om HuBoBé (zo laag mogelijk, scherend over huizen, bomen beesten) te gaan vliegen.
Er is (lijkt me) gedaan wat mogelijk was, met de mensen en middelen die er waren. En zelfs vaak meer dan dat.
Er kunnen wel kanttekeningen worden gezet bij bepaalde besluiten van OLZ en Cdt Luchtverdediging. Moeilijk te begrijpen is, waarom geen toestemming geeven werd om tenminste de 7 C V's van Ypenburg desnoods over de weg te verplaatsen. De taken werden ook niet evenwichtig over de grroepen verdeeld. IIIe Verk Gr voerde meer dan de helft van de missies uit, en kreeg daarom toestemming om op 13.5.40 te rusten. Schaarse capaciteit werd, achteraf gezien, verspild op acties met lage prioriteit (vernielen van enkele vijandelijke vliegtuigen op het strand tussen Scheveningen en Katwijk, fotoverkenningen op de vliegvelden, verkenningen naar de IJssel en Apeldoorn die niets opleverden, een afgebroken actie naar de Wonsstelling, een afgebroken actie naar de Westrand van Wageningen). De totaal 41 missies, vooral op bruggen en vijandelijke doelen, hebben niet zo veel opgeleverd. Had van vliegtuig en bemanning meer mogen worden verwacht ? Ja en nee. Als mijn beeld juist is dat er op de tweede en de derde gevechtsdag weinig Duitse luchtactiviteit was in deze sector (er werd eigenlijk alleen op 10.5 en 13.5 belangrijke activiteit in dit gebied gemeld, afgezien van de artilleriewaarnemers die hoog boven het gevechtsterrein rondcirkelden) had op die dagen veel méér aan verkenning gedaan kunnen worden. Dat is een gemiste kans. Voor gevechtsmissies waren deze piloten niet opgeleid, de vliegtuigen daarvoor ook niet uitgerust (de navigatie- en richtmiddelen waren naar huidige begrippen zeer primitief). Daar is dan ook naar mijn mening wel het onderste uit de kan gehaald. » Deze reactie is geplaatst op 9 november 2012 10:02 |
|
|
|
Kees, ik ben bang dat je een verkeerde bron te pakken hebt! Ik ga je per mail wat informatie toesturen over LF2, want de gehele Luftwaffe had niet eens 5.000 vliegtuigen voor frontdiensten.
De verhoudingen op 10 mei waren ongeveer 1.000-1.200 Duitse toestellen (minstens een keer ingezet) tegen de 125 Nederlandse die gereeds stonden. Later kwamen er aan Nederlandse kant nog een handvol bij, maar de Duitsers zouden uiteindelijk ongeveer de helft van hun potentieel minstens eenmaal tegen ons inzetten. Want na 10 mei kwamen er nog nieuwe transporteenheden bij en werden eenheden als II./StG.77 en KG.54 ook in Nederland ingezet. Als je uitgaat van een verhouding van 10:1 als geheel en 7:1 qua werkelijke gevechtstoestellen, dan zit je tamelijk accuraat. Dat gold op 10 mei. Nadien nam dit aan Duitse kant rap af, hoewel op 10 mei onze moderne vloot ca. 40% aan sterkte had verloren.
Met je laatste conclusie ben ik het roerend eens. » Deze reactie is geplaatst op 9 november 2012 14:35 |
|
|
|
Correctie.
Googelen levert niet altijd een juist antwoord. Dat blijkt weer eens.
Mijn gegevens over de omvang van de Duitse luchtvloot waren niet juist. Het door mij genoemd cijfer (5.000+) had betrekking op het totaal ingezet op het Westfront. Dus inclusief inzet in België en Frankrijk.
Dat cijfer staat ook (zo) op http://www.zuidfront-holland1940.nl/index.php?page=de-luftwaffe en moet dus anders worden gelezen.
Allert gaf me een mooi overzicht wat uitkomt op rond de 1.500 ingezette vliegtuigen van de Luftwaffe in Nederland.
Het luchtoverwicht was dus wat minder, maar nog altijd minstens een factor 10. » Deze reactie is geplaatst op 9 november 2012 16:38 |
|
|
|
Hmm, op Zuidfront staat de totale IST Stärke van de Luftwaffe, waarbij alleen de trainingstoestellen niet zijn meegerekend, maar wel verbindings- en koerierstoestellen etc. Daarbij wordt het getal 5,000 net niet bereikt, maar geldt wel dat dit een sterkte is die niet te vergelijken is met de 125 Nederlandse toestellen. Want 125 toestellen was onze operationele sterkte, onze IST Stärke lag rond de 170. De operationele sterkte bij de Duitsers lag niet op 5,000 toestellen, maar hoogstend op zo'n 70% daarvan.
Men vergeet wel eens dat in die dagen onderhoud na iedere vlucht zo'n beetje noodzakelijk was, en boordwapens na een paar vluchten groot onderhoud behoefden. Motoren leden ernstig en waren vaak al op het randje van de specificatie gebouwd. Na 25 uur was een motor toe aan een totale 'overhaul'. Nog los dus van oorlogsschade, was (is) een luchtmacht operationeel veel minder sterk dan er qua aantallen toestellen bij eenheden geregistreerd staan.
Als we echter gaan vergelijken, moeten we gelijken vergelijken. De LF2 had op papier (inclusief transporttoestellen) ca. 2.300 vliegtuigen, waarvan ongeveer zo'n 1,500 operationeel gereed waren. Wij hadden ca. 170 vliegtuigen, waarvan er 125 operationeel gereed waren. LF2 werd ingezet voor heel Nederlande en Noord-België. LF3 werd ingezet voor Zuid- en Midden-België en Noord-Frankrijk.
Het luchtoverwicht was overigens inderdaad op papier rond de 1:10 in ons nadeel, met dien verstande dat dit in de werkelijkheid natuurlijk niet aan de orde was. Concentraties ter plaatse konden zeer verschillen, dat zal duidelijk zijn. En zo zagen we dus boven de Rijn nauwelijks inzet van de Luftwaffe en zou je zelfs kunnen zeggen dat er boven de Rijn (door de keuzes van de Luftwaffe) niet eens superioriteit van de Luftwaffe was, omdat die simpelweg niet (vaak) ter plaatse kwam om die af te dwingen. Dat terwijl op 10 mei zo'n concentratie van Luftwaffe rond Rotterdam was, dat er zelfs van 'air supremacy' door de Luftwaffe zou kunnen worden gesproken. Dat is de hoogste gradatie van beheersing van het luchtruim. Overigens waren ook daar hiaten in de Duitse aanwezigheidsplanning te onderscheiden, zodat een aantal Nederlandse en Britse aanvalsvluchten tot Waalhaven konden doordringen.
Het contrast met de Grebbeberg was dus groot. Daar werd slechts op 13 mei één luchtactie door de Luftwaffe uitgevoerd die doelgericht op de positie was gemikt. De luchtaanval op 10.Bt.LuA op 10 mei was een toevalstreffer geweest. Op die dag had KG.30 bijvoorbeeld de expliciete opdracht om overal de zware luchtafweer met duikbommenwerpers aan te vallen. In dat kader kreeg ook Rhenen een paar bommen te verwerken. Tussendoor passeerde nog wel eens een Bf-109 die dan bijzonder laag voorbij vloog of een salvo los liet op een gepaseerde stelling, maar doelgerichte aanvallen waren niet aan de orde. Vanaf 10 mei worden de meldingen van vliegtuigen dan ook minimaal. Het was toen de ML die aan de Grebbelinie een aantal maal tot offensieve inzet kwam of (ongehinderd) verkenningsvluchten tot aan de IJssel kon maken. Zo zie je maar dat papieren verhoudingen niet zo heel veel zeggen. » Deze reactie is geplaatst op 10 november 2012 13:03 |
|
|
|
Dank voor de aanscherpingen Allert.
De hoofdvraag blijft hiermee nog staan. Dat was: of meer aan artillerieverkenning gedaan had kunnen worden bij Wageningen. Duidelijk is uit de discussie nu wel, dat getalsverhoudingen op papier daarvoor geen goed aanknopingspunt geven. Dat ligt ook eigenlijk wel voor de hand. Het gaat om de situatie ter plaatse in een bepaald tijdvak. Dat kan flink verschillen. Terecht dat je daar een opmerking over maakte.
Voor mij is nog niet helemaal duidelijk, of verkenningen mogelijk geweest waren op de 11e en de 12e, toen dat het meest nodig was. Er zijn daarvoor al wel wat ja's en nee's aangedragen.
Als de FK 51's buiten beschouwing gelaten worden (daaar zijn we het ook wel over eens), waren er op 10 mei 1940 aan het eind van de dag nog ongeveer 25 verkenningsvliegtuigen beschikbaar. Misschien niet alle meer vlieggereed door beschadigingen of noodzakelijk onderhoud. Zo nu en dan speelde de materiaalvoorziening ook parten (aanzetslingers, luchtdrukcylinders). Mijn beeld is nu, dat verkenningsvluchten naar de vijandelijke artillerie-opstellingen bij Wageningen wel mogelijk waren, maar door andere prioriteiten van OLZ/Cdt Lvd werden doorkruist. Daarmee in feite onmogelijk waren. Hierbij de volgende opmerkingen:
(1) Er waren bij de StraVerVa en de verkenningsgroepen na de eerste gevechtsdag circa 25 nog geschikte vliegtuigen (type C V en C X) beschikbaar. Op 11.5.40 werden dan nog wel 7 missies, alle verkenningen naar andere gebieden uitgevoerd. Daarbij werden in totaal 7 vliegtuigen ingezet, 1 vliegtuig op twee opvolgende missies * ]. Er lijkt daarmee voldoende capaciteit voor andere missies geweest te zijn. Maar:
(2) Toestellen en personeel waren de dag ervoor zwaar belast, met risicovolle missies. Op 11 missies werden 25 toestellen ingezet. Twaalf raakten er beschadigd in gevechten met Duitse jagers, drie gingen verloren.
(3) Personeel kon niet meteen na een missie weer in het vliegtuig stappen, materieel had onderhoud, bijtanken etc. nodig. Wat op een bepaald moment "gevechtsgereed" was, is dan niet eenvoudig vast te stellen.
(4) Jachtvliegtuigen zullen er in de buurt van Wageningen op deze twee dagen niet veel geweest zijn. Maar dat is terugkijken vanuit het heden. Wat was op 11.5.40 een realistische risico-inschatting ?
Wat het laatste betreft nog dit. Naar mijn gevoel werd dat risico ook voor de C V's en C X'en toen (terecht) zeer hoog ingeschat. Daarvoor nog wat andere cijfers. Driekwart van de G 1's en alle Douglas-jagers waren op de eerste gevechtsdag verloren gegaan. Daarnaast meer dan de helft van de T V's. Bijna alle toch in luchtgevechten. Van de verkeningsgroepen was de tweede groep (Ypenburg) uitgevallen. De toestellen waren verspreid buiten het vliegveld opgesteld en mochten niet meer verplaatst worden. Het personeel werd overgeplaatst naar de IIIe VerkGr (Ruigenhoek). Küpfer geeft een mooie tabel voor de BomVa (T V's). Uit eigen turfwerk is vastgesteld dat op 10.5. vijf van de elf T V's werden neergehaald. Voor de 3e JaVa (Douglas 8A3N) was het nog erger. Negen van de elf vliegtuigen werden vrij kort na opstijgen al neergeschoten. Twee vliegtuigen landden nog beschadigd.
Waarschijnlijk daarom heeft men (OLZ, Cdo Lvd) toen toch andere prioriteiten gesteld. Dat waren, zoals uit de uitgevoerde acties blijkt, vanaf het begin: zo mogelijk door bombardementen de veroverde vliegvelden voor de vijand onbruikbaar maken, andere verkenningsmissies vliegen, bruggen vernielen. Je kunt achteraf nog wel vraagtekens zetten bij die prioriteiten, maar de opgedragen acties lijken me logisch in de gegeven omstandigheden.
*] Ingezet werden voor de verkenningsmissies de C V's 592, 612 (2x), 619, 636, 639, 645, 646. » Deze reactie is geplaatst op 11 november 2012 16:17 |
|
|
|
De Douglas werd gevlogen door de "3e Vliegafdeling Veldleger" van 2 LvR, dus niet door "3e JaVa" zoals hierboven staat. Die was van 1 LvR. Mijn excuus voor die onjuiste suggestie, mijn aantekeningen verkeerd gelezen.
Voor alle duidelijkheid nog een aanvulling. De Douglas was een jager bedoeld om gronddoelen te bestoken. Géén typisch jachtvliegtuig gezien de lage klimsnelheid. Uit nood werd het wel zo gebruikt. Het werd in 1940 aangeduid als "slagvliegtuig" (Ned) of "strafer" (Eng). » Deze reactie is geplaatst op 11 november 2012 23:12 |
|
|
|
De oorzaak voor de deels onoordeelkundige inzet van de in omvang zeer beperkte luchtmacht ligt uit de aard der zaak in het gebrek aan visie en kunde bij onze legerleiding. Zoals zij amper was geschoold in de inzet van een luchtmacht voor tactische inzet, analoog aan het ontbreken daarvan in de Franse doctrine, waarbij de luchtmacht een speeltje was dat hoogstens in de ruimtelijke verkenning een wezenlijk nut had.
Daarom juist de verbazing dat de essentie van de Franse luchtmachtdoctrine (tot ca. 1935) een zwaartepunt op verkenning legde. Zoals onze luchtmacht slechts bestond uit waarnemingstoestellen, lichte verkenners en jachtvliegtuigen. De onverhoops tot oppervlaktebommenwerper uitgegroeide T-V - waarvan slechts 16 besteld waren en 9 vliegklaar op 10 mei - was ook als jachtkruiser (!) oorspronkelijk besteld. In die samenstelling van een 50/50 verkennings/jager vloot, viel anno mei 1940 op dat de inzet als verkenningsinstrument volkomen ondergeschikt werd.
De overwegingen om toestellen en mensen niet of zeer beperkt in te zetten voor verkenningsmissies ken ik niet. Het ligt voor de hand om te concluderen dat de verliezen aan mensen en vooral materieel op de eerste oorlogsdag debet waren aan triage. Maar laten we wel wezen. Als je uitgangspunt een luchtmacht is met 125 toestellen paraat, waarvan ca. 60 jachttoestellen, en je kent de overmachtige aantallen van de tegenstander, komt het triageren na de eerste oorlogsdag dan werkelijk onverwacht? Waren de beslissingen die er op 11 mei te nemen waren over de hergroepering en herconcentratie van resterende middelen nu werkelijk zo onverwacht? Welnee, waar had men zich anders op denken te moeten oriënteren op een dag na de invasie? Een verlies van 5 toestellen? Alleen al een oppervlakkige studie van de verliezen van WOI luchtmachten had voor dergelijk onrealistisch gedachtengoed voldoende aanleiding moeten vormen voor andere planvorming.
Natuurlijk kan men bij de bestudering van onze historie advocaat van het seriële foutenfestival aan de Lange Voorhout spelen. Er zijn allerhande redenen aan te voeren waarom men in Den Haag mocht aanvoeren dat alles kennis achteraf was, zoals Winkelman zich standaard verdedigde. Maar laten we wel wezen. Ten aanzien van een luchtlanding in het westen gold dat men zich onvoorbereid MOCHT achten, tot op zekere hoogte. De massale overval op de Vesting kan ik me volledig als een verrassing voorstellen. Maar alle overige zaken waren gebeurtenissen die voorbereid hadden kunnen zijn. Eén daarvan was de strategische overval op onze vliegvelden en de snelle uitschakeling van een aanzienlijk deel van onze bescheiden luchtmacht. Generaal Best en zijn staf hadden al medio jaren dertig, in zijn eerste aanstelling als chef-LVA, op deze risico's gewezen. Tijdens de mobilisatie gebeurde dit wederom, en na Noorwegen werden vliegvelden zelfs flink van detachementen voor de beveiliging voorzien. We beseften dat een strategische overval uit de lucht tot een aanzienlijke aanslag op het potentieel zou plegen. Zou dan werkelijk nadien niemand plannen hebben bedacht en besproken over het functioneren met een gedecimeerde luchtmacht? Ik weiger dat te geloven. Ik vind het in geen geval verdedigbaar in elk geval.
De inzet van de Douglas en T-V als pseudo jachtvliegtuigen was een bizarre realiteit. Slechts het totale gebrek aan kennis en inlevingsvermogen heeft tot die dwaling aanleiding kunnen geven. Ik voel geen enkele noodzaak noch reden om dit niet als grof geblunder in onze legertop aan te duiden.
De Douglas was overigen geen jager maar wat men in het Amerikaanse leger een aanvalsbommenwerper (A-type) noemde. Een tactisch aanvalsvliegtuig zoals de Ju-87. Een vliegtuig dat ontworpen was om scheervlucht bommen te werpen. Nederland kocht ze als strategische verkenners/lichte aanvalsvliegtuigen. Hoe men erop kwam deze toestellen als jachttoestellen in te zetten is een raadsel. Het toestel was in geen enkel opzicht een jachttoestel. De grote, dikke vleugels - ontworpen op 600 kg bommen en een flinke benzinevoorraad mee te nemen - maakten het toestel log. Het grote bezwaar was dat men anno mei 1940 nauwelijks bommen voor de D8 had. Het zal er wellicht toe hebben bijgedragen het toestel dan maar een oneigenlijke rol te geven.
De vraag blijft onbeantwoord waarom er met de verkenningstoestellen niet meer inzet richting de Grebbeberg is gepleegd. Naar mijn volle overtuiging was daar voldoende capaciteit voor. Er werden ook nog wat kansloze diepteverkenningen verricht omdat ergens staven wat informatie wilden hebben. Zoals op 12 mei naar nota bene de IJssel. Ook ben ik van mening dat in het uiterste geval wel met de FK-51 gevlogen had kunnen worden.
In ieder geval is mijn conclusie dat er naar een nul resultaat toe is geredeneerd en beslist. Als je telkens alleen maar wijst op faalkansen, en daardoor alle risico's uitsluit, haal je uiteindelijk het eindrisico juist naar je toe. Dat is wat er gebeurde ten aanzien van artilleriebestrijding. We redeneerden ons naar een eindscenario waar het resultaat was dat de Duitse artillerie (zo goed als) vrij spel kreeg. Want wij haakten bij voorbaat af omdat onze richtlijnen of ratio dat (kennelijk) ingaven.
Op basis van die richtlijnen chargerend had Winkelman op 10 mei 1940 beter direct de wapens kunnen strekken. De kans was immers nihil dat we zouden winnen. Ik kan telkens bij de bestudering van zaken in mei 1940 maar één ding concluderen: mentaal waren we nog maar half in oorlog. We namen nog veel te veel besluiten met een halve-vredes mores. Dát leidde tot foute beslissingen. Zoals het ontstaan van de selffulfilling prophesy dat op basis van navolging van onze richtlijnen nooit aan artilleriebestrijding zou worden gedaan in oorlogstijd. » Deze reactie is geplaatst op 12 november 2012 11:45 |
|
|
|
Allert,
Laten we deze discussie maar stoppen. Je komt weer met dezelfde argumenten (foute beslissingen van OLZ etc). Geschiedenis (ook militaire geschiedenis dus) is zoveel mogelijk beschrijven vanuit de situatie van vroeger.
Volgens mijn gegevens (van Molenaar, Küpfer, en de zeer betrouwbaar lijkende website www.bhummel.dds.nl) waren verkenningsmissies naar Wageningen zelfs begeleid en HuBobé-vliegend nog "high-risk missions", met een overlevingskans van 30% per missie met de C V. Dat betekent dat je overlevingskans na drie missies ongeveer nul was. Dat zijn gewoon de cijfers. Vandaar mijn opvatting dat er (ook logistiek gezien) niet zoveel ruimte voor verkenningsacties was.
Kijk ook maar eens naar de belasting gelegd op III Verk Gr, het meest aangewezen voor steun aan II LK. Deze groep vloog ondanks een ingelaste rustdag (op 13.5, toen I en IV overnamen) toch altijd nog het leeuwendeel van de missies. N.l. ongeveer 23 op de 41.
Voor mij is het onderwerp nu wel uitgekauwd. » Deze reactie is geplaatst op 12 november 2012 14:34 |
|
|
|
Dan nu de werkelijke feiten, na te lezen in mijn studie naar de luchtverdediging in de Grebbelinie:
11 mei:
- 2 x C-V verkenning Yssellinie en Grebbelinie Noord
- 2 x C-V+ verkenning Ede / Arnhem (afgebroken bij Elst wgs techn pr)
- 2 x C-V+ verkenning Ede / Arnhem (herhaling)
- 1 x C-V Verkenning Amersfoort / Apeldoorn
12 mei:
- 2 x C-V+ Verkenning ri Arnhem
- 1 x C-X Verkenning Amersfoort - Apeldoorn
- 4 x C-V+ Grondsteun Wageningen
- 3 x C-V Grondsteun Wageningen (onderschept door Luftwaffe)
13 mei:
- 4 x C-X+ grondsteun Wageningen
- 4 x C-X+ grondsteun Wageningen
De + staat voor geëscorteerde vluchten. De tweede vlucht op 11 mei werd bij Elst (net voor Rhenen) afgebroken wegens motorstoring en nadien herhaald. De vlucht werd echter wel voor een aanzienlijk deel uitgevoerd.
Van alle vluchten naar de Grebbelinie (en erachter) trof alleen de ene vlucht van drie ongeëscorteerde C-V'n van de sgt vl Liempd per ongeluk een Duitse jachtverband dat passeerde. Het leidde tot twee noodlandingen, waarbij alleen de bemanning van Van Liempd zijn C-V verloren ging (één dode, één gevangene). De andere bemanning kon zich later weer bij zijn onderdeel vervoegen.
Wat zien we dus? Als ik me concentreer op de C-V/C-X vluchten, werd één van de tien inzetten (dus 10%) door de Luftwaffe onderschept. Van de daarbij ingezette 25 C-V/C-X toestellen gingen er twee verloren door vijandelijk toedoen. Dat is minder dan 8%. Zou ik de escortes meerekenen dan is het percentage verloren toestellen zelfs (47 toestellen versus 2 verliezen) zelfs maar 4%.
Waar jouw 30% vandaan komt is mij een raadsel. Nog los van het feit dat dit soort platvloerse kansberekening enorm gevaarlijk is. In casu is kansberekening echter in het nadeel van jouw conclusies. De kansen op overleving bij vluchten richting Rotterdam was immers vrijwel nihil na enkele vluchten, terwijl de kansen bij vluchten richting oostfront / Grebbelinie juist erg hoog waren. De reden ervoor heb ik al in eerdere reacties aangedragen. Dat pas de negende inzet richting oostfront/grebbelinie tot een onderschepping leidde en voordien geen enkel verlies was geleden, was ook vermoedelijk de reden de drie C-V'n op 12 mei in de vroege avond zonder escorte te sturen.
Als je nu inzetten wilt vergelijken met belasting van vliegers, pak dan eens de belasting van vliegers gedurende de enige maanden later gevoerde Battle of Britain. Dan zul je zien dat die overbelasting van onze verkenners erg meeviel. We hadden in de verkenningseenheden aardig wat extra bemanningen. Overbelast werden wel de jachtvliegers. Op hen werd een wissel getrokken waar soms de RAF piloten enige maanden later nog een puntje aan konden zuigen. » Deze reactie is geplaatst op 12 november 2012 17:13 |
|
|
|
Edit: nu ga ik zelf ook nog overdrijven; het ging natuurlijk om de achtste (en niet de negende) inzet die onderschepping door de Luftwaffe onderging. » Deze reactie is geplaatst op 12 november 2012 17:34 |
|
|
|
Je laat 10 mei in je overzicht weg. Ik kijk ook naar andere verliezen, niet alleen naar neerschieten door jagers. Er was ook (soms eigen) grondvuur. Dat zijn belangrijke verschillen.
Je hebt waarschijnlijk dezelfde bronnen gebruikt. Mijn bronnen gaf ik al aan: Molenaar, Kupfer, bhummel.dds. Kom daarmee toch op wat andere cijfers. Volgens Molenaar voor III VG (Ruigenhoek) 20 missies met 40 vliegtuigen, 6 down (1 op 10.5 grondvuur, 1 op 11.5 noodlanding wegens motorstoring, 3 op 12.5 grondvuur en vij jagers, misschien nog 1 op 14.5, uitgeweken). Vandaar mijn hogere risico-inschatting.
Het gaat mij niet om de exacte cijfers, als die al te geven zijn.
Als het moet kun je heel wat belasting hebben, maar geen twee of drie dagen achter elkaar, dan reageer je niet meer goed en gaan er dus dingen fout. Er werd zoveel mogelijk op roulatiebasis gewerkt. Bij ons was de logistiek in elk geval niet in orde. Met verplaatsingen naar andere vliegvelden werd veel tijd en capaciteit verloren. Een onbekend aantal toestellen moest na uitvoering van een missie worden opgelapt. De monteurs waren 40 uur achter elkaar in touw om voldoende toestellen vliegklaar te krijgen en te houden. Aan het eind van de 3e gevechtsdag (12.5.40) had III Verk Gr 2 gevechtsgerede toestellen over (de C V's no 605 en no 621). Bij Küpfer las ik wat over gewonde bemanningen. De cases over de vluchten naar Wageningen spreken voor zich. Vandaar dat ik eerder schreef dat na het uitvoeren van een missie niet meteen een volgende (in hetzelfde vliegtuig en/of met dezelfde bemanning) kon starten.
Duidelijk is wel dat er grote gaten zaten tussen de missies, maar waardoor ? Gegevens voor een verdere analyse ontbreken. Was men een nieuwe missie aan het voorbereiden, werd er gerust, was er materiaalpech die eerst hersteld moest worden, olie, benzine, munitie voldoende beschikbaar voor aanvulling ? OK om toch maar te stoppen met dit item ? » Deze reactie is geplaatst op 13 november 2012 10:36 |
|
|
|
Laten we vooral koers kiezen, want we slingeren nu alle kanten op.
Ik beperk mij al die tijd tot het front waar we over praten. Als we statistieken gaan gebruiken op puur generieke wijze dan hebben ze nog slechts een generieke waarde. Als ik vanuit de driehoek Ruigenhoek - Buiksloot - Bergen opereer heb ik grosso modo drie gevechtssectoren: Zuidfront c.q. Vesting-Holland, Oostfront en voorgebied en Noordoostfront. Het eerste was buitengewoon risicovol, het tweede relatief zeer beperkt risicovol en het NO-front risicovol en bovendien weinig gewichtig.
Mijn calculaties zijn zuiver op basis van vluchten naar de Grebbelinie - Veluwe - IJssellinie ofwel het gebied van het Veldleger, wat het relevante theater is. En de geprojecteerde calculaties / gegevens zijn volledig kloppend. Daar werd namelijk op 10 mei niet gevlogen en 14 mei is niet relevant voor beslissingen waar men op 12 en 13 mei voor stond. Vluchten naar andere locaties zijn niet relevant en dat zal ook toen min of meer zo gewogen zijn.
Een noodlanding door motorstoring was een dagelijks risico voor een vlieger. Risico van het vak zullen we maar zeggen. Zijn haar zat ook vaak door de war en zijn sjawl was niet aftrekbaar van de belasting. We willen echter weten wat de kans op Luftwaffe interceptie bleek te zijn. Daarmee wordt gerekend.
Ondanks de onzuiverheid van de berekening: zes vliegtuigen neer op 40 toestellen is in mijn beleving nog steeds slechts 15%. En dan rekenen we gemakshalve jouw motorstoringen mee. Ik zie geen 30% in beeld, hoogstens als je de oneigenlijke berekening zou hebben gemaakt zes toestellen neer op 20 missies. Maar op basis van zo'n wanstaltige statistiek waren de Geallieerden in 1942 gestopt met bombarderen van Duitsland, want dan had je immers een kans van 1 dat je werd neergeschoten op je eerste missie! Daar hebben we dus niet zoveel aan. Het lijkt me dat je objectiever naar de zaken moet kijken en niet gaan toe redeneren naar een situatie waarbij men wel moet denken dat naar de Greb vliegen zelfmoord was. Overigens - er werd naar geen doel vaker gevlogen dan de Greb. Die overweging maakte men dus al niet.
Waar het om gaat is dat men verkenningsmissies - waar overigens geen enkel vliegtuig van werd neergeschoten bij missies richting Oostfront / IJssel - ten bate van de artillerieverkenning naar mijn overtuiging niet eens heeft uitgeprobeerd. Daarmee heeft men een grote kans laten lopen omdat aan de Grebbelinie toevallig een vacuum in de Duitse 'air supremacy' zat. Dat gat had men op de staf van het Commando Luchtverdediging op 11 en 12 mei al moeten vermoeden (=bescheiden conclusie). Want naast het feit dat er feitelijk tamelijk onuitgedaagd naar de Grebbelinie kon worden gevlogen, konden ook de rapporten van de Luchtwachtdiensten de beperkte Luftwaffe 'presence' tonen. Dat was informatie die in Den Haag voorhanden was.
Uiteindelijk kun je doen met deze informatie wat je wil voor je studie. Feit is dat als je Harberts zijn overwegingen moet beoordelen, blijkt dat de man nog in twee dimensies dacht en luchtsteun kennelijk hoogstens een prettige extraatje vond, maar in zijn standaard portfolio aan middelen niet had zitten. Er zal daarom in Zeist bij het Veldleger ook niet met hartstocht zijn uitgevraagd om artillerieverkenning. Immers - een middel dat je tot je standaard toolkit rekent verlang je op andere wijze dan een gadget dat je kent als 'eventueel beschikbaar'. Het was naar mijn overtuiging een mind-set dat de heren artilleriecommandanten en C-LK grote parten speelde. Wat ik al zei, het werd een selffulfilling prophesy dat de Duitse artillerie niet bestreden werd. Dat is een goed verdedigbare conclusie met de informatie voorhanden.
Hoe essentieel luchtverkenning en waarneming was (c.q. kon zijn), met name ook t.b.v. 'situational awareness', toonde wel de informatie die Kdr. XXVI.AK kreeg van de 4e Beobachtungs Abteilung, die west van Goch een grote waarnemingsballon opliet op 10 mei en de gehele strijd en logistiek aan de Maas in detail aan de Kdr. XXVI.AK konden melden. Artillerievuur kon worden gecorrigeerd en precies gerapporteerd worden wanneer wie over de Maas was en wat de status van geniemiddelen was. Dat was het andere uiterste. Een waarnemingsballon, wat alleen kan als je superieur in de lucht bent.
Bronnen staan in mijn studie. Onderwijl zijn er nog betere verschenen. Zoals een gedetailleerd boek over de C-V van Edwin Hoogschagen en de serie 'Dutch Profile' over diverse NL vliegtuigtypes. Küpfer is ver gepaseerd door andere bronnen, Hummel slechts een samenvatting in irritant geel van Molenaar's werk. Gewoon beperken tot Molenaar voor de hoofdlijnen en de aanvulling van de recente werken en je komt goed beslagen ten ijs. » Deze reactie is geplaatst op 13 november 2012 13:08 |
|
|
|
OK, kan je volgen. De motorstoring was trouwens een lek in de koelleiding na ontvangen grondvuur zoals ik het lees. Nog één tegenwerping: op 10.5.40 waren er grote verliezen. Dat zal tot (over)voorzichtigheid geleid hebben.
Over de prioriteiten (waarom naar Wons, waarom naar de vliegvelden en zelfs naar het strand en nog wat van die rare doelen) zijn we het wel eens. Achteraf gezien waren er nuttiger doelen geweest. Op 10.5.40 was III Verk Gr met dat soort opdrachten zwaar belast (9 missies met 20 sorties, acht vliegtuigen). Acht van de oorspronkelijk negen inzetbare C V's van deze groep. Wat daarna nog vliegklaar was weten we niet.
En inderdaad, eigenlijk zijn alleen de vluchten naar de Grebbe relevant. Daar was dan toch wel degelijk gevaar van grondvuur. Hoe groot is moeilijk in te schatten. Dat er weinig activiteit van jagers was in dat gebied was op grond van de ervaringen van 10.5.40 nog niet aan te nemen. Küpfer geeft daarvoor trouwens als verklaring dat de Me 109 maar een beperkte actieradius had vanuit de beschikbare vliegvelden in het noordwesten van Duitsland. Molenaar geeft als vliegbereik van de Me Bf 109 1.000 km op. Verder weten we nu (!) dat de zuidelijker operaties op 11. en 12.5.40 alle prioriteit bij Luftflotte 2 kregen. De Stukas konden op 13.5.40 ook blijkbaar nog maar met moeite worden losgepeuterd.
Tenslotte dan nog een vraag: Heb jij kunnen vaststellen of op 11.5.40 meer dan vier vliegtuigen inzetbaar waren van III Verk Gr ? Dat maakt toch wel uit voor de beoordeling of genoeg werd gedaan ? » Deze reactie is geplaatst op 13 november 2012 16:02 |
|
|
|
De luwte van vliegbewegingen werd door de Luchtwachtdienst prima in kaart gebracht. Ook in Rhenen was zo'n post actief. Zij werkten met een radionetwerk wat leidde tot vrijwel instante melding bij de cirkelbureaus en vervolgens doormelding aan Den Haag. Er kon 24/7 een actueel plaatje worden geleverd van Luchtwachtmeldingen binnen de door de Nederlanders beheerste gebieden. Ook luchtafweereenheden konden sectorgewijs dit soort informatie leveren. Op basis van deze waarnemingen konden zelfs luwe vliegroutes worden vastgesteld.
Er waren ruim genoeg Bf-109 en Bf-110 binnen prima ranges in Nederland. Veel relevanter is dat de Bf-109 een onderscheppingsjager was. Het was geen dog-fighter. Het 'air-frame' was ontworpen om door de lucht te snijden en van grote hoogte op een prooi te storten, daarbij gebruik makend van de toegenomen snelheid door de duikvlucht. Het opereerde daarom vaak standaard op middelgrote tot grote hoogte. Aldus was het waarnemen van scheervluchten door een met grondcamouflage beschilderde Fokker uitzonderlijk lastig. Hoog vliegend is een panoramabeeld lastig te scannen op een nauwelijks waarneembare kleine dubbeldekker die zich op laag niveau laag boven de grond beweegt. Het contrast van de lucht ontbreekt immers. Andersom is het des te eenvoudiger.
De verklaring van Küpfer is trouwens niet goed vergeleken met de Duitse stalorders en dislocaties. Ten eerste was het gros van de Duitse jagers geconcentreerd in de sector achter het 6e Leger, centraal voor het te verwachten inzetgebied. Midden-Duitsland dus. In het noorden waren wel enige aanvalseskaders, waaronder bijvoorbeeld KG.54 dat later Rotterdam zou aanpakken. Alleen de jagers van de Deutsche Bucht - bedoeld om de havens van Duitsland te beveiligen - waren in het noorden gestationeerd, maar ook beschikbaar voor Nederland. Zij werden echter vooral in Friesland en Noord-Holland ingezet.
Voor het overige was de LF2 vanaf 11 mei teruggebracht tot de Gruppe Putzier voor Nederland. Die focuste zich geheel op Brabant en de Waalhaven corridor. Niets anders. Dat is de enige goede verklaring voor de luwte der Duitse vliegers over en ten noorden van de Rijn na de 10e mei.
De ML treft in algemene zin enkele prangende en onbeantwoorde vraagstukken aangaande gebruik van de capaciteiten. Zo is altijd het enigma van de Texelse vliegschool blijven bestaan, waar men wel de D-17's vandaan haalde, maar niet de moderne vliegtuigen. Of het gegeven dat van vliegscholen maar mondjesmaat toestellen aan de actieve luchtmacht werden toegevoegd. Ik heb niet precies paraat wat welk verkenningsregiment wanneer beschikbaar had, maar weet wel dat men nauwelijks haast maakte om elders verspreide vliegtuigen toe te voegen. Zoals het bizarre fenomeen van de dri G-1's die slechts brandstof en een aanzetslinger nodig hadden op het strand van Oostvoorne maar nadat dit na twee dagen er nog niet was, in brand waren geschoten door passerende Duitse jagers. Onwerkelijke zaken. Het is wat ik altijd duid als het fenomeen dat Nederland bij veel te veel militairen nog maar half in oorlog was en het besef van urgentie, zeker in buitengebieden, nauwelijks landde. Ach, de vorige oorlog had vier jaar geduurd. Men was zo onwetend in algemene zin, dat kunnen we ons soms nog maar nauwelijks voorstellen hoe weinig men eigenlijk wist. » Deze reactie is geplaatst op 13 november 2012 17:33 |
|
|
|
Conclusie dus dat op 11. en 12.5.40 de lucht boven Utrecht en Gelderland vrijwel leeg was, maar niet boven Zuid-Holland (Ruigenhoek, III Verk Gr). Via de luchtwachtgroepen kon wel een redelijk veilige route worden uitgestippeld. Grondvuur (ook van eigen troepen) was dan nog wel een risico. Bovendien: de prioriteiten lagen elders. Op 11.5 werden zeven lange afstands verkenningen uitgevoerd. Op 12.5 vooral gevechtsvluchten, onder meer naar de Bosrand.
Je overschat m.i. de mogelijkheden voor operationele inzet van de voor verkenning geschikte types. Volgens mijn gegevens werd op Bergen (9 C X'en) op 11.5.40 hard gewerkt aan het weer luchtwaardig maken van de toestellen. Vergeet ook niet, dat voor de HuBoBe-techniek de motor van elk in te zetten vliegtuig 100% betrouwbaar moest zijn. Anders mocht daarmee niet worden gevlogen. De III Verk Gr had waarschijnlijk nog zes gevechtsgerede C V's. Die werden pas na de middag ingezet, alle binnen de Vesting Holland. Dus misschien was er in de ochtend inzet naar de Grebbeberg mogelijk geweest.
Je overschat m.i. de mogelijkheden voor aanvullingen. De vliegschool (Haamstede) had maar vier C V's en gaf die al op de eerste dag af aan I Verk Gr (Gilze Rijen). Logistiek (verplaatsing van toestellen met bemanningen en grondpersoneel) was een groot probleem. Bevoorrading waarschijnlijk toch ook. » Deze reactie is geplaatst op 14 november 2012 12:37 |
|
|
|
Om de feiten zuiver te houden twee verbeteringen:
De verkenningsvluchten waren niet allemaal lange afstand. Er had dus "(lange afstands)verkenningen" moeten staan.
De gevechtsvluchten overheersten op de 12e o.a. bombardementsvluchten naar Delft, Wons, Moerdijk) èn de 13e (o.a. 2x Wageningen). Er had dus "èn de 13e" tussen moeten staan. » Deze reactie is geplaatst op 14 november 2012 13:01 |
|
|
|
Je hebt nu mijn gegevens en beoordelingen. Doe ermee wat je wil, het is jouw onderzoek.
Ik kan niet anders dan vaststellen dat onze legerleiding met de derde dimensie nog nauwelijks wat op had en het dus ook nauwelijks leek te missen. Onze artillerieofficieren verwachtten geen luchtverkenning voor de artillerie en vroegen er dus niet met klem om. Interessant is dat P.C. Boer terzake over de Indische Luchtmacht hetzelfde constateerde en tijdens de drie maanden durende strijd tegen de Japanners ook nauwelijks artilleriewaarneming plaats vond. Er was ook pas vlak voor de oorlog mee begonnen, ook in Indië.
Om vijandelijke artillerie juist in te peilen met de toenmalige akoestische en lichtmiddelen, is een crime. Dat zou de hele oorlog voor alle belligerenten zo blijven. De derde dimensie bleek essentieel.
In mei 1940 bleken onze artillerieofficieren - onze GS stafofficieren in algemene zin net zo - met de luchtmacht potentie totaal niet bezig. Het werd als een extraatje gezien. Voor bestrijding van vijandelijke artillerie de waarnemers van het 2e Luchtvaartregiment uitvragen lijkt niet aan de orde te zijn geweest. Een gemiste kans. Curieus genoeg overwoog men wel steeds om grondaanvallen op artillerie aan te vragen. Overigens, een uitstekende vorm van artilleriebestrijding natuurlijk. Maar waarom werd de verkenning vanuit de lucht zo verwaarloosd?
De luchtverkenning niet aanwenden en de artillerierichtlijn strak hanteren betekende dat effectief niet aan artilleriebestrijding werd gedaan. Ik vind dat een verwijt waard aan de beslissers op de grond, die dus de theorie niet lieten wijken voor de praktijk.
Daarmee heb ik mijn zegje wel gezegd over dit onderwerp. » Deze reactie is geplaatst op 15 november 2012 11:25 |
|
|
|
OK, laten we de discussie maar stoppen. Je hebt duidelijk aangegeven wat jouw beeld is. Maar je ontwijkt daarmee mijn punt over de gevechtsgereedheid. Wat was eigenlijk precies beschikbaar ?
Daarvoor stuurde ik je nog voor jouw laatste reactie mijn overzicht. We weten alleen zeker dat van III Verk Gr op 11.5 inzetbaar waren 619,631 en 645, die dan ook missies opgedragen kregen. Een dag later waren er (na reparatie ?) 605 en 621 bij, die toen (ook) missies kregen. Vandaar mijn inschatting dat gedaan werd wat kon. Zegt Hoogschagen in zijn boek over de C V's niets over de inzetmogelijkheden ? » Deze reactie is geplaatst op 16 november 2012 00:33 |
|
|
|
Kees, ik ontwijk geen punten. Ik heb je massa's informatie per mail gestuurd. Jij onderzoekt deze zaken. Ik heb niet de tijd om dit weer minutieus te gaan beoordelen en het hele onderzoek samen met jou te doen. Je zult mij en andere lezers moeten overtuigen dat je de paden hebt verkend en de zaken kundig hebt gewikt en gewogen. Mijn oordeel ken je. En dat is gebaseerd op een inschatting van zaken en niet het vliegtuig voor vliegtuig beoordelen van een andersoortige inzet. Het gaat om kennelijke besluiten, die uit handelingen spreken (zoals de inzet van de StraVerVa vooral als aanvalseskader). Het gaat om kennelijk ontbrekende verwachting rond vliegtuigverkenningen bij artilleriecommandanten. Het gaat om de onwerkelijke redenering en handeling rondom artilleriebestrijding, waarbij nergens blijkt dat men zich uitputte wel voorwaardenscheppend te werk te gaan om zodoende artillerie te kunnen bestrijden, maar juist leek toe te werken naar voorwaarden om non-bestrijding te kunnen uitleggen.
Daarnaast kun je je afvragen of er in Den Haag op de staf Luchtverdediging wel werd overwogen om artillerieverkenningen te vliegen, zonder dat die werden uitgevraagd door het veldleger. Men reageerde daar op een triagesysteem en ik krijg niet de indruk dat LKAC/C-LK of VAC en zijn staf enige inspanning pleegden om artillerieverkenning bij generaal Best en/of Winkelman (en hun respectievelijke staven) los te krijgen.
Dat vliegtuigen anders werden ingezet, zoals nodeloze verkenningen van Wons en dergelijke, dat is een gegeven. Daar is overigens van alle kanten kritiek op geleverd. Net zoals het niet inzetten van de StraVerVa op de tweede oorlogsdag, de inzet van de Douglassen als jagers, etc. etc. Dat is geen nieuws. » Deze reactie is geplaatst op 16 november 2012 12:00 |
|
|
|
Het boek over de C V's van Hoogschagen heb ik besteld. Je hoort als dat nieuwe gezichtspunten oplevert.
Nu over III Verk Gr maar even als voorbeeld.
Op 10.5.40 werden 14 missies uitgevoerd met 9 beschikbare vliegtuigen. Twee uitgeschakeld. Eén door jagers (617, olieleiding lek), de andere door grondvuur (622, noodlanding bij Lage Zwaluwe). Zeven vliegtuigen over: 592, 605, 619, 621, 631, 645.
Op 11.5.40 werden 3 missies uitgevoerd door 4 vliegtuigen.
Eén uitgeschakeld door eigen grondvuur (639, noodlanding bij Driebergen). Zes vliegtuigen over: 592, 605, 619, 621, 631, 645.
Op 12.5.40 werden 5 missies uitgevoerd. Eén uitgeschakeld (?) door jagers een grondvuur (645, noodlanding bij Slootdorp). De drie andere veel kogelgaten. Vijf vliegtuigen over: 592, 605, 619, 621, 631.
Niet duidelijk is, wat aan het begin van elke dag precies vlieggereed was. Aangenomen mag worden dat overal met man en macht werd gewerkt om schade te repareren. Bij de G 1's werden stukken van het ene vliegtuig gebruikt voor het andere. Bij de T V's ook. Volgens Küpfer werd door het grondpersoneel 40 uur aan één stuk gewerkt. Maar het zou interessant zijn dit verder uit te zoeken. Mijn beeld blijft dus, dat gedaan werd wat kon. Je kunt je alleen achteraf (!) verbazen over de prioriteiten die door de legerleiding werden gesteld. » Deze reactie is geplaatst op 17 november 2012 07:54 |
|
|
|
Op enkele punten was wat weggevallen of onduidelijk. Hierbij een verbeterde versie van de inzet en schade bij III Verk Gr.
Op 10.5.40 werden 14 missies uitgevoerd met 9 beschikbare vliegtuigen. Twee vliegtuigen uitgeschakeld. Eén door jagers (617, olieleiding lek), de andere door grondvuur (622, noodlanding bij Lage Zwaluwe). Zeven vliegtuigen over: 592, 605, 619, 621, 631,639, 645.
Op 11.5.40 werden 3 missies uitgevoerd door 4 vliegtuigen. Alle verkenningen richting Ede - Arnhem - Grebbe. Twee moesten worden afgebroken door motorstoringen. Eén toestel uitgeschakeld door eigen grondvuur (639, noodlanding bij Driebergen). Zes over: 592, 605, 619, 621, 631, 645.
Op 12.5.40 werden 5 missies uitgevoerd. Naar Westervoort één uitgeschakeld (?) door jagers en grondvuur (631, linkervleugel zwaar beschadigd). Naar Afsluitdijk, (uitgevoerd met vier vliegtuigen) één uitgeschakeld door jagers (645, noodlanding bij Slootdorp). De drie andere (592, 605, 619) veel kogelgaten. Aan het eind van de dag (naar Wageningen, uitgevoerd met twee vliegtuigen) beide uitgeschakeld door jagers en grondvuur (592 en 619 neergeschoten). Drie vliegtuigen over: 605 (?), 621, 631. Het vraagteken staat voor de onbekende schade aan dit toestel. » Deze reactie is geplaatst op 17 november 2012 08:37 |
|
|
|
Het is altijd gevaarlijk me in dit soort vergevorderde discussies te mengen, maar tegen beter weten in waag ik het toch maar weer eens.
Een heleboel wijze en diepzinnige observaties zijn al gemaakt. Allert is helemaal correct in zijn stelling dat de Nederlanse (en Belgische!) luchtmachten waren gevormd naar het Franse voorbeeld. Dat ging uit van observatie-squadrons die aan specifieke legeronderdelen waren toegewezen. Omdat generaals altijd de vorige oorlog vechten ging men dus uit van statische stellingen, met veel zware artillerie en vliegtuigen voor de Belgische AeM het 1e Luchtvaartregiments en bij onze ML het 2e Luchtvaartregiment.
Echter, de Duitse Luftwaffe was niet fundamenteel anders. De Heeresaufklärungsgruppen met Hs126 toestellen opereerden ook in nauwe samenwerking met de grondtroepen. Er was echter 1 groot verschil: aan de meeste fronten was het niet vaste artillerie maar de snel bewegende panzers die de vuurkracht leverden, en op de meeste plaatsen ontwikkelde zich nooit een stabiel front dat de geplande Franse wijze van artillerieobservatie mogelijk maakte. Aan de Duitse kant werden de luchtobservaties per radio doorgegeven aan commandocentra die gereedstaande Stukas met vaak angstaanjagende precisie naar de gewenste doelen konden voeren. Alternatief werden de panzercolonnes op een doel afgestuurd.
Interessant is dat juist de Nederlandse fronten aan de Grebbeberg en bij de Wonsstelling - in vergelijking met de andere fronten tijdens de Blitzkrieg - zeer statisch waren. Voor zover mij bekend is de activiteit van Hs126's boven deze fronten echter minimaal geweest.
Door de snelle Duitse doorbraken zijn noch de Franse, de Belgische of de Nederlandse luchtmachten in de gelegenheid geweest om hun luchtverkenners te gebruiken voor echte artillerieobservatie, wat het onderwerp is van de bovenstaande discussies. Er is uitgebreid met verkenners gevlogen, maar dat was vrijwel uitsluitend om te proberen te bepalen waar de Duitsers zich nu weer bevonden. De Franse strategische Groupes de Reconnaissance (GR) met hun Potez 63.11 en Bloch174 vlogen continue over bijv. de Maasvallaie en de Ardennen om Duitse troepenbewegingen te achterhalen. Naarmate de toestand wanhopiger werd werden ook de GAO's voor dezelfde taak gebruikt, hoewel vaak over kortere afstand. Maar de meeste tijd bevonden deze Duitse panzercolonnes zich vele tientallen kilometers van de dichtsbijzijnde Fransen, en tot effectief artillerievuur is het zelden gekomen. Later, na de doorbraak bij Sedan, waren de Duitse en Franse troepen dichter bij mekaar, maar toen was de chaos aan Franse kant zo groot dat er van effectieve artillerieacties geen sprake meer kon zijn.
Aan Nederlandse kant was het niet wezenlijk anders. Gedurende alle 4 de dagen zijn er verkenningen uitgevoerd zoals boven correct opgesomd, maar die waren wederom veeleer strategisch dan tactisch. In geen enkel geval is een C-5 boven het veld blijven hangen om actief artillerievuur te dirigeren. Een enkele keer is een koker met observaties bij een commandopost gedropt, in de meeste gevallen werden fotos gemaakt die na aankomst werden ontwikkeld en daarna per motorordonnans naar het betreffende legeronderdeel gebracht. Ik ben het met Allart eens dat met name aan het Grebbefront dit in principe tot veel beter artillerievuur had kunnen leiden.
Wel is het waar dat - voor alle luchtmachten! - dit onder de gegeven omstandigheden een hachelijk avontuur zou zijn geweest. In gebieden met veel jageractiviteiten (en dat was vanaf 11 mei eigenlijk aleen Belgie en Noord Frankrijk) vielen de verkenners als rijpe appelen uit de lucht. Aan beide kanten, want zowel aan Franse als Duitse kant waren de verliezen behoorlijk. Soms werden in een gebied wel 5 tot 8 verkenners op een dag uit de lucht geschoten. Het is niet helemaal fair om de ML te verwijten dat ze op 11 mei niet intensief over de Grebbelinie hebben gevlogen terwijl de Duitse jageractiviteit minimaal was. Na de eerst dag zat de schrik er goed in, en ik kan me voorstellen dat men een plotselinge Duitse afwezigheid niet verwachtte. Als laatste kan men nog stellen dat het voor een groot deel een kwestie van geluk was of een verkenner werd onderschept of niet. Op 10 mei had de Luftwaffe operationele schemas die garandeerden dat er boven Nederland een permanente jagerdekking was. De dagen daarna werd dit aanzienlijk terugebracht, deels omdat eenheden naar het Belgische front doorschoven, deels omdat men de noodzaak minder achtte. Met de natte duim schat ik de Duitse jageraanwezigheid in het centrale Nederlandse luchtruim vanaf 11 mei op 25-30%. Er was dus een redelijke kans dat een C-5 die een snelle verkenning (of later grondaanval) maakte het ervan afbracht zonder een Bf109 of Bf110 tegen te komen. Had hij pech dan waren de kansen om het veilig terug te halen meteen anzienlijk kleiner.
Tenslotte terug naar het onderwerp artillerieobservatie: voor zover ik kan nagaan is het enigste voorbeeld waar het werkelijk "naar de letter" gebeurde door de Belgische luchtmacht AeM. Op 20 en 22 mei vlogen Fairey Foxes van 1/I/1 over Walcheren om Franse en Belgische artillerie in Zeeuws Vlaanderen te helpen richten op het vliegveld Souburg bij Vlissingen waar Duitse landingen waren gerapporteerd. Ook werden regelmatig korte vluchten gemaaakt om te verifieeren dat de camouflage van Belgische artillerie vanuit de lucht gezien in orde was. Maar zoals gezegd, veel meer referenties kon ik niet vinden.
Tot zover. Groeten, Pieter » Deze reactie is geplaatst op 19 november 2012 23:43 |
|
|
|
Ha, verfrissend, om eens een kenner hier te ontwaren. Doet me deugd.
Luchtverkenning was in WOI al een kostbare zaak geweest. In WOII was het niet anders. Boven ons land werden ook talloze Duitse Hs-126 neergeschoten in mei 1940, maar ook de Do-17's werden regelmatig neergehaald. Het nadeel aan luchtverkenning was nu eenmaal 'exposure'. Tegenwoordig doen we het niet voor niets met drones.
De Britten en Fransen verloren de eerste dagen rond de 50% van hun verkenners van de BAFF en de Armee de l'Air. Alles richting midden en noord België ging bijna verloren. Richting Ardennen was men voor grondvuur erg kwetsbaar, zeker met die grote vliegtuigen waarmee werd gevlogen op soms boomtop niveau. Tragisch genoeg werden de gegevens die waren verzameld, vrijwel allemaal tijdens die uiterst kostbare scheervluchten, nauwelijks serieus genomen.
Ik wil toch één ding corrigeren wat betreft 'verwachting' van Duitse luchtbewegingen. Als er één ding was wat uitstekend werkte, was het onze luchtwachtdienst. Die bleef binnen onze Vesting en achter het Veldleger actief. Continue leverde dit een redelijk duidelijk plaatje op van Duitse luchtactiviteit. Het was dus niet onverwacht dat op 11 en 12 mei vluchten richting oostfront/Grebbelinie telkens weinig tot geen weerstand in de lucht ontmoet hebben. Zoals ik al heb aangegeven was na 10 mei in feite alleen de Gruppe Putzier in Nederland nog actief, en die had zijn krachten langs de Maas corridor en Noord-Brabant geconcentreerd. Enige strategische inzet in Zeeland daar gelaten. Het betekende een enorme luwte in de sector boven de Rijn.
De Fairey Foxes, Lysander, Mureaux 115/117, Fokker C-V, Hs-126 - het waren allemaal vergelijkbare interbellum producten. De Fox en C-V waren geen hoogdekkers, maar daarom (veel) wendbaarder dan de drie hoogdekkers, die werkelijk 'sitting ducks' waren. Voor tactische verkenning en artilleriewaarneming moest je natuurlijk wel de juiste 'grote ballen' hebben. Net als om in de Duitse waarnemingsballons te gaan zitten, die in 1940/1941 ook nog gebruikt werden, ondanks het grote gevaar dat zo'n waterstof ballon kende als je beschoten werd.
Het is de meeste van ons duidelijk dat wie geen offers wil plegen, geen veldslag zal winnen. Dat dient dan ook de basis van iedere analyse te zijn. Anders was het enige andere wijze alternatief geweest het "Deense model" te volgen. » Deze reactie is geplaatst op 20 november 2012 01:50 |
|
|