|
Dat is inderdaad hypothetisch. Om die vraag te kunnen beantwoorden, dien je eerst naar de omstandigheden te kijken waarom de aanval mislukte.
Secundair - daar begin ik in dit geval mee - is dat aan Nederlandse vasthoudendheid te danken. Die wordt wel eens vergeten in den lande. Het Nederlandse veldleger heeft echter op meerdere plaatsen een grote vasthoudendheid getoond. Ik wijs graag op de zelden besproken strijd bij Mill, waar in hoofdzaak een tweetal bataljons (1-3.RI en I-6.RI) zonder behoorlijke artilleriesteun en zonder behoorlijke steun van mortieren en licht veldgeschut één, later twee Duitse regimenten uit de stelling hielden. Dat geschiedde met zeer vasthoudend verweer, maar ook o.l.v. kaderleden die tactisch verstandig handelden. Er werd daar in enkele gevallen uitstekend tactisch geïmproviseerd door de infanterie. Opvallend was vooral dat de manoeuvre eenheid bij uitstek, de lichte divisie met zijn regiment huzaren motorrijders tactisch onbenul toonde en de waarde van de eenheid daarom nimmer tot zijn recht kwam. De infanterie maakte dit meer dan goed. Het aantal gesneuvelden bleef beperkt, de kaderleden storten zich niet zoals bij de Grebbeberg en in de Vesting Holland veel te vaak gebeurde Middeleeuws kansloos naar voren (zodat ze snel uitgeschakeld werden), maar stonden desalniettemin tussen de minderen de stellingen te verdedigen.
We zagen dit ook bij Scherpenzeel in een deel van de stelling. Het begon al met verstandig storend vuur (door 10-veld) op het derde echelon van de Duitsers, zodat hun gereedstelling onder druk kwam. Dit soort effectief verstorende vuur ontbrak vrijwel volledig bij de Grebbeberg, hoewel daar dezelfde LKAC opereerde! Toen de aanval werd ingezet moeste enige voorposten het hoofd buigen, maar de hoofdweerstand hield stand. Daar groeide het zelfvertrouwen na de vuurdoop en dit leverde op dat er uiteindelijk een taaie weerstand ontstond. Men kreeg echter nadrukkelijk de kans te groeien in die weerstand, zoals dit bij Mill ook gebeurde door het Duitse treinbataljon (dat ook niet overtuigend werd geleid), dat de stelling liet kennis maken met de oorlog en door eigen passiviteit de Nederlanders kans bood de Duitsers te isoleren. Op de Grebbeberg kregen de voorste eenheden echter steeds te maken met de bloedfanatieke Waffen SS stoottroepen. Die gaven geen tweede kans weg, zodat aangevallen opstellingen direct hun beste verweer moesten tonen. Ongeoefend en zwak geleid als men doorgaans was, leverde dit teleurstellende resultaten op.
Voor het Duitse debacle bij Scherpenzeel lijkt primair echter vooral een oorzaak te liggen bij onhandig tactisch opereren van de divisie zelf. De aanval was slecht ontworpen, de voorbereiding werd slecht uitgevoerd. Men zou zich op de meest ongunstige positie tegen de stelling ontplooien, namelijk diagonaal op een zijde van een zogenaamde saillant. Dat betekende als het ware dat de verdediging voor een deel een dubbel schootsveld had, omdat twee segmenten van de saillant op één vijandelijke concentratie konden vuren. Dat is gewoonlijk voor een niet ondersteunde infanterie eenheid niet te doorbreken. Daarnaast bleek de Duitse manoeuvre snelheid laag te liggen, zeer laag. Men pakte niet door na een eerste succesje tegen de voorposten, maar schoof voetje voor voetje nader voorwaarts richting frontlijn. Dat betekende dat aan Nederlandse zijde een goede coördinatie tussen infanterie en artillerie tot uitvoering kon komen, zodat de Duitsers uiteindelijk met afsluitingsvuren en uitwerkingsvuren werden geconfronteerd, wat de Duitse manoeuvre deed mislukken. De Duitsers waren dus zowel door een zwak ontworpen aanvalsplan, als een zwakke uitvoering gecombineerd met een weinig tactisch doortastende voorhoede niet geslaagd in hun opzet.
Op dit punt zag men de beperkte kwaliteit van de Duitse reserve divisies, die in Nederland opereerden. Historici plachten hun kwaliteiten schromelijk te overdrijven. De derde en vierde Welle divisies waren voor 80% slechts drie maanden geoefend voordat ze in augustus 1939 werden gemobiliseerd. Ze waren gemiddeld ouder dan de jongste veldleger eenheden van Nederland en hadden weinig en veel zwak kader. Ze waren volledig ongemotoriseerd en qua bewapening vrijwel identiek aan de Nederlandse divisies, meestal nog gewoon met Spandau zware mitrailleurs uitgerust (ipv MG.34) en hadden vrijwel geen MP's en mortieren. Ze waren, kortom, nauwelijks beter uitgerust of geoefend dan de Nederlandse divisies. Slechts het beroepskader en het hoger kader was aanmerkelijk beter dan het Nederlandse. De divisie ondersteuning was wel beter. Er was meer infanteriegeschut en meer artillerie. Dat laatste was echter aan de Grebbelinie gecompenseerd aan Nederlandse kant door extra legerkorpsartillerie, zodat het Duitse voordeel vooral in artillerietactiek en vuursnelheid lag.
Ook de 207e bij de Grebbeberg trad tactisch klunzig op. Het eerste ingezette bataljon raakte in de nacht van 12 op 13 mei de weg naar zijn positie (noordhelling Grebbeberg) kwijt en kwam zodoende pas laat op zijn positie. De aanval op de stoplijn was ronduit armoedig georganiseerd en werd even slecht uitgevoerd. Men viel niet op een geconcentreerd punt aan met even geconcentreerd vuur van lichte ondersteuningswapens als zware mitrailleurs, mortieren en PAK, maar men viel ongecoordineerd over de volle breedte van de stelling tot drie maal toe aan. Dit zorgde ervoor dat de Nederlanders telkens brede schootsvelden hadden, wat een aantal aanvallen deed mislukken. Daardoor kon het bestaan dat tussen een doorbraak aan de noordzijde en die langs Heimerstein zo'n twee uur verschil zat. Onnodig, zoals de zware verliezen aan Duitse kant onnodig waren. Vervolgens wist de 207e ID de winst niet eens uit te nutten. Men was niet in staat met een reserve eenheid door te stoten naar Rhenen, waar in werkelijkheid geen eens een georganiseerde defensie meer was. Dus ook daar geen lauweren voor de reserve divisie 207.
Zou het anders zijn gegaan als de SSLAH de aanval bij Scherpenzeel was voorgegaan? Ik vermoed dat het in elk geval een duurzamer effect zou hebben gehad. Met name het tweede deel van de aanval, nadat de voorposten waren verloren, zou naar mijn mening niet zo geleidelijk tot ontwikkeling zijn gekomen, maar in een stormaanval door twee compagnieën SS'ers of zo. Zoals dit ook geschiedde bij de inname van de voorposten en de frontlijn bij de Grebbeberg. De kans lijkt mij realistisch dat dan de frontlijn ter plaatse had kunnen vallen. Die stond namelijk enige tijd wel degelijk te wankelen tegenover 227, maar kreeg de kans te recupereren toen de 227e niet doorpakte en de Hollandse artillerie kon interveniëren. Dat was niet zo gauw of helemaal niet gebeurd als de SS zich direct op de frontlijn had gestort. Nederlandse artillerierichtlijnen hielden namelijk enige honderden meters marge aan tussen de voorste vuren en de eigen defensie. » Deze reactie is geplaatst op 22 juni 2014 12:46 |