|
Er wordt op wikipedia en veel andere internetsites een weinig betrouwbaar beeld geschapen, zeker als het gaat om vergelijkingen. Helaas is men te vaak geneigd zich niet werkelijk in de materie te verdiepen of chauvinistisch een 'eigen' (favoriet) wapen uit te lichten. De werkelijkheid is dat vrijwel alle legers in de periode mei/juni 1940 een gelijkwaardig standaardgeweer hadden. De enige die werkelijk een modern geweer hadden, waarvan de oorsprong in de jaren dertig lag, was een beperkt aantal actieve Franse eenheden, die de MAS gebruikten. Voor alle andere Franse, Duitse, Belgische, Britse en Hollandse eenheden gold dat men een gelijkwaardig wapen gebruikte.
Alle legers gebruikten een repeteergeweer. Dat hield in dat na ieder schot een volledige grendelactie gemaakt moest worden. Men kon dus slechts schot-voor-schot vuur uitbrengen. Men noemt dit een enkelschotswapen. De meeste geweren hadden een magazijn of clip met vijf patronen.
De accuratesse en het bereik van de wapens was groot. Groter dan menig wapen dat tegenwoordig als standaardwapen fungeert. De lange wapens - de geweren en de oudere karabijnen - hadden accuratesse tot zeker 400-600 m voor de goed geoefende gebruiker. Dat kan men met de huidige generatie 'assault-rifles' zelden evenaren. De korte karabijnen haalden dit soort accuratesses niet, maar hadden overigens eenzelfde actie als de basisgeweren.
De Duitse wapens waren vaak gereviseerd of waren van latere constructiedatum dan de oorspronkelijke eerste serie (1898). Dat geldt evenzo voor andere partijen. Nederland maakte ook nog M.95 aan in de jaren twintig. Veel karabijnen stamden van de jaren twintig of dertig. Dat maakte de wapens er qua ontwerp niet moderner op, maar de aanmaak was later. Dat was evengoed zo met de Duitse en Belgische Mauser-geweren. De ontwerpen waren echter van eind 19e eeuw, toen de ontwikkeling van kruit, eenheidsmunitie en metallurgie legers massaal deden overgaan op de sub 10 mm kalibers en de vergelijkbare grendelgeweren die we in 1940 terug zagen.
Het kaliber maakt weinig uit. Zoals nu het standaard NATO kaliber 5,56 mm is en ruim voldoende dodelijk bij een treffer in de fatale sectoren van het lichaam. De kalbers in mei/juni 1940 varieerden van 8 mm tot 6,5 mm. Wie echter de massa van de 6,5 mm volmantelkogel vergelijkt met de 7,92 mm kogel van de Duitsers ziet dat de massa van de 6,5 mm kogel vergelijkbaar is. De energie die de kogel daarom (potentieel) overbrengt op zijn doel (als hij daarin achterblijft) is dus bij een gelijke snelheid vergelijkbaar. Het enige onderscheid van belang tussen de Duitse kogel en de Nederlandse is de vorm en het materiaal. De Nederlandse kogel bleef vrij homogeen bij inslag, kreeg erg veel energie mee (grote drijflading in patroon), waardoor de accuratesse en het bereik werden geholpen, maar de stopkracht afnam omdat (zeker bij kortere afstanden) de doorslagkans (kogel verlaat lichaam weer) groot was. Als de kogel het lichaam weer verlaat brengt hij slechts beperkte energie over en is de schade relatief beperkt. De Duitse kogel - die wij voor de zware mitrailleurs en de cavaleriemitrailleurs ook gebruikten - leidde tot meer weefselschade en verliet het lichaam dus ook niet zo vaak. Dat onderscheid was aanwezig.
De Duitsers hebben qua bewapening in mei/juni 1940 vooral het voordeel gehad bij de gemotoriseerde troepen en de hoogste klasse eenheden (w.o. Waffen SS, parachutisten, luchtlandingstroepen en cavalerie) van de moderne MG.34 mitrailleurs. Die waren in hoge aantallen voorhanden en zouden gedurende de gehele oorlog (incl. MG-42) domineren over alle tegenstanders. Dat je daar geen oorlogen mee wint, toonden Russische en Amerikaanse legers, die vrijwel uitsluitend met oudere mitrailleurs de oorlog uiteindelijk glansrijk wonnen.
De overdreven rol voor de pistoolmitrailleur of mortieren is onderdeel van de Blitzkriegmythe. De westerse landen zijn strategisch, tactisch en vooral operationeel gewoon vernederd. Dat had met bewapening niet zo veel te maken, maar wel alles met de opvattingen der legers. De Fransen en Britten meenden dat ze de Duitsers in de Eerste Wereldoorlog superieur hadden verslagen. De waarheid lag veel genuanceerder. Helaas bleef vooral Parijs in zijn eigen mythe geloven en volgden alle westerse landen het Franse voorbeeld, ook Nederland, dat zijn leger en tactieken volledig naar Frans voorbeeld inrichtte. Dat was de grote misvatting. De Fransen werden naar rato van hun bewapening en legeromvang volkomen vernederd in mei/juni 1940. Zij hadden, net als een aantal andere landen, ernstig behoefte aan een aantal mythes om dat démasqué verklaarbaar te maken. Helaas overleven nog veel mythes van die dagen. Mythes waar de Duitsers zelf - Hitler voorop - overigens ook in gingen geloven. Met alle gevolgen van dien. » Deze reactie is geplaatst op 9 mei 2015 17:54 |