Antwoord van Kapitein H. Turkstra inzake Diederiks

Antwoord op Schrijven Commandant 3e Bataljon 44e Regiment Infanterie, d.d. 4 Juni 1940, betreffende rapport gebeuren met vaandrig Diederiks.

Betreffende de in Uw bovengenoemd schrijven gemelde kwestie ad. 2 haast ik mij, U mee te deelen, dat ik tot mijn grooten spijt het door mij onderteekende exemplaar in mijn archief heb bevonden en bij vergissing het ongeteekende aan Commandant 44e Regiment Infanterie heb gezonden. Hierover bied ik mijn welgemeende excuses aan.
Betreffende ad. 1 kan ik U het volgende melden:

1e. De mededeeling dat de oorlogstoestand was opgeheven, werd ons inderdaad eerst in den morgen van 15 Mei ter kennis gebracht.
Nadat alle mogelijke oncontroleerbare geruchten in den avond van 14 Mei de ronde deden, heb ik U op dien avond op den weg dringend gevraagd "wat zijn in dezen precies Uw orders". Uw antwoord was:
"Men zegt, dat er een wapenstilstand zou zijn gesloten, doch officiële orders daaromtrent heb ik niet. Zoodra ik die heb, zal ik jullie daarvan laten weten". Er is dien nacht ook geen ordannance met eenig bericht bij de Compagnie gekomen. Den volgenden morgen bracht U zelf mondeling het bericht van opheffing van den oorlogstoestand.
Daar ik in dezen geen andere orders dan van U of namens U had op te volgen, staat derhalve vast, dat eerst op den morgen van 15 Mei het bewuste bericht van opheffing van de oorlogstoestand ons bereikte. De op den avond van 14 Mei op den grooten weg passeerende auto's met volle lichten werden dan ook door U en door mij aangezegd, dat, zoolang wij geen orders van onze chefs hierover hadden, met gedoofde lichten verder moest gereden worden, hetgeen dan ook geschiedde. Ik hoorde U ook nog eenige malen bij het controleeren van auto's dien avond aan de betrokkenen zeggen: "men zegt enz....., doch zoolang wij geen orders daarover van onze chefs verkrijgen, moeten wij U met gedoofde lichten verder laten rijden".
2e. De naderhand aan U gegeven inlichtingen als zou ik tot diep in den nacht hebben gepatrouilleerd, moet ik als pertinent onwaar betitelen. Ik kan dit ook bewijzen: Nadat U opdracht had gegeven een kleine wacht op den kunstweg achter te laten, heb ik, wegens een belofte aan kapitein Zuurendonk, persoonlijk gezorgd, dat alle zijn manschappen nog kwartier kregen. Dit heeft mij natuurlijk vrij lang bezig gehouden. Daarna heb ik mij naar den weg begeven om mijn ransel en deken aldaar te halen. Hiervan was getuige de 1e luitenant Telder. De ransel plus deken was intusschen verdwenen. Een deken van een wagen der treinafdeeling bekomen, ben ik toen met den wachtmeester Bredenberg naar het rayon van mijn compagnie gegaan, heb met genoemden wachtmeester in een boerderijtje, niet bezet door 1e Compagnie 3e Bataljon 44e Regiment Infanterie, geslapen van plusminus 1 tot plusminus 4 uur. Ik wenschte mij daarna bij mijn compagnie te bevinden en ben tusschen 4 en 5 uur in het kwartier bij de 1 luitenant Udo aangekomen, die reeds van plusminus 10 uur 's avonds met de kern van de compagnie aldaar had geslapen.
Daar de luitenant Udo dus uitgerust was en ik nog wat slaap behoefde heb ik hem de bewuste opdracht tot verhoor gegeven.
De bewering, dat ik tot diep in den nacht had gepatrouilleerd, doodmoe in de boerderij bij den 1e luitenant Udo aangekomen ben, is dus pertinent onwaar. Bij dit licht bezien, zijn nu ook de laatste 2 zinsneden van het volgende punt 3 U hopelijk volkomen duidelijk.
3e. Ik kan niet anders dan mij verheugen over dat U schrijft:
"In mijn hart ben ik het absoluut eens dat een verrader zijn lot moet ondergaan" en "dat ik (Turkstra) deze verstrekkende gevolgen hebbende daad moest doen uitvoeren na kalm en desnoods onverbiddelijk beraad en mijn toestemming daarna geven tot fusilleeren".
Majoor Bakhuis, ik kan naar waarheid getuigen dat aldus is geschied.
Nadat door de 1e luitenant Udo een nauwkeurig verhoor was afgenomen en deze op grond daarvan machtiging tot fusilleeren vroeg, heb ik na kalm en onverbiddelijk beraad de gevraagde machtiging gegeven.
Ik kan zonder aarzelen verklaren dat ik geheel beheerscht en rustig was en in een volkomen normale zenuwtoestand.
Dat in spannende momenten als 's avonds te voren men ook dienovereenkomstig reageert, is volkomen vanzelfsprekend. Doch dit neemt niet weg dat dit reageeren daarom toch evengoed volkomen beheerscht en correct kan zijn. (Psychologisch analogon: Han den Hollander in zijn reportage van een voetbalwedstrijd op 't moment dat een goal gemaakt wordt.) Ik heb geen seconde mij onbeheerscht gevoeld of mijn zenuwen niet meester. U kent mij ook en U weet dat al mijn reacties steeds spontaan, doelbewust, vlot, soms zeer vlot zijn. Aarzeling en weifeling zijn mij vreemd. Het moge onbeheerscht en nerveus schijnen, doch het is het daadwerkelijk niet.
4e. Op den morgen van 15 Mei toen U op mijn commandopost kwam, stond ik juist op 't punt naar Uw commandopost te gaan, om U verslag uit te brengen van het dien morgen gebeurde. Ik heb U toen op dat moment verslag gegeven, zoo als dat in het rapport van 23 Mei ook staat vermeld.
Uw woorden tegen mij en later ook tegen den troep waren o.a.: "goed, ik zou het ook zoo hebben gedaan". Daarna is precies hetzelfde verslag aan Commandant 44e Regiment Infanterie uitgebracht in 't bijzijn van luitenant Udo en kapitein Turkstra. Commandant 44e Regiment Infaterie reageerde hierop met de woorden: "Met minder kon je niet toe, Turkstra".
Zaterdag 25 Mei heb ik èn mondeling èn schriftelijk bij Commandant 44e Regiment lnfanterie nogmaals hetzelfde verslag herhaald.
Als man van eer, eed, en karakter kan ik nu geen andere voorstelling van zaken geven dan die ik reeds gaf, daar in 1e t/m 4e hopelijk voldoende is bewezen, dat de feiten waren, zooals ze door mij èn mondeling èn schriftelijk reeds zijn weergegeven.
Ik hoop dan ook dat na deze verduidelijkende regels het bewuste rapport voor U ook volkomen duidelijk en aanvaardbaar is.
Het reeds geteekende rapport gaat hierbij.
De Kapitein
(get.) Dr. H. Turkstra.
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 1.58 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 992.63 KB)