Verklaring van reserve-Kapitein J.G. Knippenberg


HOOFDKWARTIER VAN DE GENERALE STAF
COMMISSIE VAN ONDERZOEK
--------------------
 

P R O C E S - V E R B A A L

Op heden de 4e December 1947 verscheen voor onze Commissie: J.G. KNIPPENBERG, geboren 30 Nov. 1895, wonende Meezenplein 22 te 's-Gravenhage, in 1940 Reserve Kapitein, Commandant 2-I-46 R.I., die ons het volgende verklaarde:

"Op 12 Mei 1940 heb ik bij de Westrand van Rhenen opdracht ontvangen om een deel van de spoorlijn, Oost van Rhenen te bezetten. Ik heb de stelling nog bij daglicht doen bezetten in overleg met Kapitein Bax van II-19 R.I., van wiens stelling ik een gedeelte heb overgenomen. Op mijn linkervleugel was ik niet aangeleund, aangezien de Kapitein Ruyters zich veel verder Noordelijk bevond. Op uitdrukkelijk bevel van de Bataljonscommandant, Majoor Dekker, heb ik al mijn vier sectiën in voorste lijn geplaatst. In de loop van de nacht zijn de mensen van andere onderdelen door het spoorwegravijn in mijn compagnie gekomen, zodat de loopgraven overvol raakten. In de vroege morgen van 13 Mei heb ik een patrouille van de Huzaren gezien. Ik heb contact gehad met Majoor De Kruyff, bij wie ik mij heb gemeld in zijn commandopost en aan wie ik de situatie heb uitgelegd. Majoor De Kruyff wist eigenlijk niet goed wat zijn taak was en heeft contact gezocht met Majoor Dekker door middel van een ordonnans, waarop het antwoord was, dat Majoor Dekker zou komen, als Majoor De Kruyff een behoorlijk vervoermiddel beschikbaar stelde. Ik meen, dat de Majoor De Kruyff van oordeel was, dat hij het commando moest nemen over de stelling, die men daar de achterhoedestelling noemde. De Majoor Van Apeldoorn werd algemeen de Commandant van de achterhoedestelling genoemd. In de morgen hebben wij vuur van Duitse mitrailleurs ontvangen, waarvan ik toen van oordeel was, dat het van de Westzijde van de spoorbaan werd afgegeven. Het is echter mogelijk, dat dit is gekomen van de overkant van het viaduct. Van Majoor Dekker heb ik geen orders meer ontvangen. 's Morgens tussen 5.00 en 6.00 uur ben ik nog bij Majoor Dekker geweest, om te zorgen voor eten voor mijn troep. Majoor Dekker wist niet, waar de keukenwagen was en voelde er niets voor om die te laten zoeken. Mijn eigen mensen hebben mijn keukenwagen gevonden en brood, boter en koffie naar de stelling gebracht. Majoor Dekker bevond zich in het huis bij de school. Na zes uur heb ik nog driemaal bericht naar hem toe gezonden. De laatste ordonnans is niet meer teruggekomen. In de vroege morgen is artillerievuur op de stelling losgebarsten, dat zeer nauwkeurig was en een zeer nadelige invloed op het moreel van de troep had. Na een korte pauze heeft te 13.30 uur een aanval met vliegtuigen plaatsgehad in duikvlucht, waardoor er bij mijn compagnie doden zijn gevallen. Dit had een zeer grote invloed op mijn troep. Overwegende, wat mij te doen stond, daar ik geen contact meer had met de Bataljonscommandant, kwam er een ordonnans met bevel van Majoor Van Apeldoorn - mondeling - , dat ik moest terugtrekken. Aangezien ik het aanvankelijk niet vertrouwde en meende, dat de man een Duits accent had, heb ik hem laten fouilleren en het woord gevraagd, dat hij kende. Hij was gekomen op een rijksrijwiel. Aangezien ik wist, dat Majoor Dekker onder bevel stond van Majoor Van Apeldoorn en ik toentertijd het gevoel had, dat wij de stelling niet konden houden, heb ik aan het bevel gevolg gegeven. Eerst in 1941, toen ik terzake ben gehoord, heb ik vernomen, dat de Majoor Van Apeldoorn heeft medegedeeld, nimmer een dergelijk bevel te hebben gegeven. Ik ben teruggetrokken in de richting Elst doch heb mij niet meer overtuigd of de Bataljonscommandant nog op zijn oude commandopost zat, menende, door het niet terugkomen van de ordonnans, dat deze niet meer bezet was. Ik heb geen bevel van de Majoor Dekker of van iemand anders ontvangen inhoudende, waar ik naar toe moest en ben met de laatste pont, die bij Ingen nog overging, over het Ingense veer gegaan. De pont heeft men daarna laten afdrijven. Te Ingen was de Bataljonscommandant reeds gaan rusten. Ik heb hem eerst weer gezien 's avonds bij de terugtocht naar Vianen.
De Majoor Dekker heb ik in de stelling niet gezien. Bij mijn bezoek in de morgen van 13 Mei heb ik mij zeer boos gemaakt, dat de Majoor niet wist waar de keukenwagens waren. Ik heb toen nog tegen de zin van de Majoor een vrachtwagen van een ander onderdeel doen gebruiken om de keukenwagens op te zoeken.
Ik heb de Majoor nog voorgesteld om met mij mee te gaan en door mij de stelling, waar mijn compagnie zat, te laten tonen. De Majoor heeft toen wel een ordonnans meegezonden, maar ging zelf niet mee.
De stellingen aan de spoorlijn bestonden uit een aaneengesloten loopgraaf, zonder behoorlijke onderkomens, zodat van rust voor de troep in de nacht niets is gekomen. De stellingen waren veel te vol en mijn indruk was, dat er te veel onderdelen door elkaar zaten, die geen van alle goed op de hoogte waren van hun taak. Het was mij bekend, dat er een tegenaanval zou plaats hebben. Dit had ik van Majoor Dekker vernomen. We hebben van die tegenaanval echter niets bemerkt. Toen ik te 14.00 uur terugging, was naar ik meen de compagnie Bax al weg. Reeds ongeveer 11.00 uur hadden er terugtochten in vrij grote omvang plaats.
Ik ben ongeveer een half uur bij Majoor De Kruyff op de commandopost geweest en heb deze omtrent de toestand bij mijn compagnie en voor zover ik wist van de nevenafdelingen ingelicht."

   

De Commissie van Onderzoek,

V.E. Nierstrasz,
Generaal-Majoor tit. b.d.

F.A.J. de Klerck,
Luitenant-Kolonel der Artillerie b.d.

Voorgelezen, volhard en getekend,

(get.) J.G. Knippenberg.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 3.44 MB)