Verslag van Kapitein J.G. Knippenberg

46e Regiment Infanterie
1e Bataljon 2e Compagnie

KORT VERSLAG DER GEVECHTSHANDELINGEN OP 12 EN 13 MEI 1940.

Op 12 Mei 1940 te 17.-- uur begaf de Compagnie zich, met de andere onderdeelen van het 1e Bataljon 46e Regiment Infanterie, per rijwiel naar den westrand van Rhenen, alwaar de compagnie het bevel kreeg, het middengedeelte te bezetten van een vak, zich uitstrekkende van kilometerpaal 25, zuidwaarts tot aan den Rijn. Het vak besloeg een frontbreedte van ongeveer 400 Meter.
Nadat de troep de rijwielen opgeborgen en gegeten had, trad ik in overleg met den zich reeds aldaar bevindenden compagniescommandant kapitein Baks, en nam het linker gedeelte van zijn stelling over. Om 21.-- uur betrok mijn compagnie deze stelling en had reeds onmiddellijk aanraking met den vijand, waarbij een mijner soldaten sneuvelde. Het bleek, dat de vijand de oostzijde van den spoorbaan bezet hield met los samenhangende vooruitgeschoven patrouilles. Deze hielden zich vooral op in leege huizen, bomen, boschjes etc.

Gedurende de duisternis was er voortdurend vuurcontact. In het vroege morgenuur van 13 Mei 1940 te ongeveer 4.30 uur, ontketende zich een zeer heftig vijandelijk artillerie-vuur, voornamelijk tijdbuizen, dat zeer funest werkte op het moreel der manschappen. Ook bleek dat enkele vijandelijke patrouilles, gebruik makende van de duisternis, tot in Rhenen waren doorgedrongen. Het artillerie-vuur was zoo intens en wel gericht, dat ik tot twee maal toe mijn commandopost moest verplaatsen. Ook de stellingen die absoluut onvoldoende gelegenheid boden tot dekking, hadden zeer van het vuur te lijden. Desniettegenstaande, bleef de bezetting waakzaam en verhinderde ieder verder doordringen der vijandelijke infanterie.

Het artillerie-vuur duurde onafgebroken tot ongeveer 13.-- uur, waarna een kleine pauze intrad. Te ongeveer 13.30 uur verschenen zes vijandelijke bombardeurs, die tot drie maal toe een duikvlucht op de stellingen en op mijn commandopost uitvoerden. Zij bevuurden daarbij de loopgraven in de lengte-richting en wierpen hun bommen af. De voorste loopgraven stortten in, op verschillende plaatsen, door voltreffers, waardoor zeker vier en vermoedelijk zeven mijner manschappen sneuvelden, en een man onder het zand bedolven werd: deze werd na twee dagen nog levend uitgegraven.
Ook van mijn commandopost stortte een gedeelte ineen. Door deze vlieger-aanval, door de gebrekkige inrichting van de stellingen, door het heftige artillerie-vuur, dat iedere verbinding naar boven en naar omlaag totaal onmogelijk maakte, besloot ik om 14.-- uur, nadat ik door een ordonnans van den commandant van de Divisie-reserve het bevel tot terugtrekken ontvangen had, mijn compagnie terug te nemen en achterwaarts te verzamelen. Gedurende den terugtocht kreeg de compagnie nog herhaaldelijk mitrailleur-vuur uit de huizengroepen van Rhenen. Om ongeveer 17.-- uur was de compagnie te Ingen. Te 20.15 uur kwam het bevel tot terugtrekking naar Vianen. Afmarsch om 21.30 uur. Te 3.-- uur van den volgenden dag aankomst en legering aldaar.

   

N.B. De dienstplichtig soldaat Collens van mijn compagnie, is vermoedelijk reeds in den avond van 12 Mei 1940 gedeserteerd. De burgemeester zijner woonplaats is door mij ingelicht.
  Vianen, den 17den Mei 1940.
De commandant van de compagnie,
de Kapitein,
(get.) J.G. Knippenberg.
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.41 MB)