Dirk Sluis - Een held gestorven voor het Vaderland

Klik hier voor een uitvergroting
Reserve-kapitein Dirk Sluis, commandant 3-I-10 R.I. (1938-1940)

Reserve kapitein der Infanterie Dirk Sluis
Commandant 3-I-10 R.I.

Postuum onderscheiden met de Bronzen Leeuw

"Heeft zich door het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden in den strijd tegenover den vijand onderscheiden in een gevecht bij Prattenburg (Zuid van Veenendaal) door zonder aan andere onderdelen aangeleund te zijn, en hoewel hij wist dat deze terugtrokken, met een kleine afdeling den afmarsch van andere troepen te beveiligen, daarbij zijn ondergeschikten door zijn persoonlijk voorbeeld ertoe gebracht stand te houden, en tenslotte op korten afstand van de voorste lijn van zijn compagnie met de wapenen in de hand gesneuveld."

Koninklijk Besluit nr. 6 van 9 mei 1946.

Enige tijd geleden kreeg de redactie de beschikking over een aantal documenten en foto's afkomstig uit een nalatenschap van de overleden weduwe van reserve kapitein Dirk Sluis, toenmalig commandant 3-I-10 R.I. Hoewel wij als redactie in hoofdlijnen bekend waren met zijn sneuvelen nabij Prattenburg, was het vanwege het legeronderdeel waartoe hij behoorde (10 R.I.) eigenlijk een onderwerp wat net buiten de onderzoeksgrenzen viel.

Een korte inventarisatie van de beschikbare informatie veroorzaakte een sneeuwbaleffect. Binnen enkele weken tijd werd er vanuit diverse bronnen dermate veel informatie over Sluis en zijn eenheid verkregen dat een publicatie hierover op onze website niet kon uitblijven. Ook duidelijk werd dat de opdracht op 13 mei 1940 verstrekt aan zijn eenheid in veel opzichten onlosmakelijk verbonden bleek met de eenheden ingezet bij de tegenaanval en de gebeurtenissen in het vak van 19 R.I.

We hebben getracht om een reconstructie te maken van de laatste uren van reserve kapitein Dirk Sluis op basis van fragmenten uit (militaire) rapporten, dagboeken en diverse privéstukken. Hopelijk mag deze reconstructie ertoe bijdragen dat zijn daden en die van zijn manschappen die met hem sneuvelden niet worden vergeten. En mocht u dit jaar bij gelegenheid weer op het Militair Ereveld op de Grebbeberg zijn, breng dan eens een bezoek aan zijn graf met het onderstaande in gedachten...

Klik hier voor een uitvergroting
Dirk Sluis in burger (1925-1931)
Klik hier voor een uitvergroting
Dirk Sluis in burger (1925-1935)
Klik hier voor een uitvergroting
Trouwfoto (28 april 1931)

De vooroorlogse periode

Dirk Sluis werd op 26 april 1902 geboren te Uitgeest. Hij werkte enige tijd als klerk bij de gemeentepolitie in IJmuiden. Op 16 februari 1931 werd hij in Harlingen benoemd tot hoofdagent van politie met de titel van inspecteur. Sluis was toen al verhuisd naar Harlingen en woonde op het adres Noorderhaven 91. Op dinsdag 28 april 1931 trad Sluis te Castricum in het huwelijk met Jitske de Jong. Zij woonde op dat moment nog in Bakkum (gemeente Castricum) en vermoedelijk leerden ze elkaar kennen in de periode dat Dirk nog in IJmuiden werkzaam was. Het pasgetrouwde stel ging na de huwelijksvoltrekking samenwonen op Franekereind 8a te Harlingen. Op 1 januari 1935 werd hun enige dochter Jitty geboren.

Over de militaire carrière van Dirk Sluis voorafgaand aan de mobilisatie 1939/'40 is bekend dat hij op 8 juli 1924 werd benoemd tot reserve 2e luitenant en exact 4 jaar later tot reserve 1e luitenant. Vanaf 1 november 1938 bekleedde hij de rang van reserve kapitein.

Klik hier voor een uitvergroting
Dirk Sluis tijdens zijn officiersopleiding (1921-1924)
Klik hier voor een uitvergroting
Dirk Sluis als reserve-2e luitenant bij 10 R.I. (1924-1928)
Klik hier voor een uitvergroting
Dirk Sluis als politie-inspecteur bij de politie in Harlingen (19 mei 193?)

Mobilisatie 1939-1940

Klik hier voor een uitvergroting
Reserve-kapitein Dirk Sluis aan het biljart (1940)
Met de afkondiging van de mobilisatie in augustus 1939 verruilde Sluis zijn woonplaats Harlingen met Veenendaal, de garnizoensplaats van het 10e Regiment Infanterie (10 R.I.). Hij werd aangesteld als compagniescommandant van de 3e compagnie van het 1e bataljon van 10 R.I., kortweg 3-I-10 R.I. Commandant van het 1e bataljon was de reserve majoor C.G. Knol. Commandant van het 10e Regiment Infanterie was de luitenant-kolonel P.J. van den Briel.

Tijdens de mobilisatieperiode in Veenendaal, vermoedelijk nog in 1939, werd Sluis onderscheiden met het Officierskruis voor Langdurige Eervolle Dienst (15 jaar). Tijdens een officiële ceremonie kreeg hij aan de Prins Bernhardlaan het ereteken opgespeld door zijn bataljonscommandant Knol.

In april 1940 ontving Sluis van zijn collega's bij de politie te Harlingen nog een prentbriefkaart voor zijn 38e verjaardag met daarop hun namen. Deze kaart is altijd bewaard gebleven.

3-I-10 R.I. had de stellingen betrokken in een vak ten westen van Veenendaal. Die positie bezette de compagnie nog steeds toen de Duitse inval op 10 mei 1940 een feit was. Op deze relatief veilige plek kreeg het onderdeel geen (directe) aanvallen van Duitse troepen te verduren en zodoende bracht het die eerste oorlogsdagen in betrekkelijke rust door. Niet helemaal naar de zin van Sluis, zo valt af te leiden uit een (uitgeschreven) toespraak van majoor Knol, gehouden na de oorlogsdagen.

"Toen hem op dien Pinkstermaandag zijn gevaarvolle opdracht werd medegedeeld, aarzelde hij geen oogenblik. Eerder straalde er iets van voldoening uit zijn oogen, nu hij meer daadwerkelijk aan den strijd zou kunnen deelnemen, ofschoon hij ook ten volle besefte de moeilijke taak, die hem wachtte."

Klik hier voor een uitvergroting
Na het opspelden van het ereteken volgde het Wilhelmus (1939)
Klik hier voor een uitvergroting
Dirk Sluis met Officierskruis voor 15 jaar Eervolle Dienst (1939)

13 mei 1940

Klik hier voor een uitvergroting
Kaart C.1 - Uitgangstoestand van IIe Legerkorps op 10 mei 1940
In de vroege ochtend van 13 mei lanceerde het Nederlandse leger als laatste noodgreep een groots opgezette tegenaanval vanuit het gebied bij Achterberg in de richting van de Grebbeberg. In totaal vier bataljons (I-20 R.I., II-24 R.I., I-29 R.I. en III-29 R.I. onder bevel van de luitenant-kolonel G. Land) werden ingezet met als doel de Duitsers, die waren doorgedrongen tot op de Grebbeberg, terug te werpen tot voor de frontlijn.

Tegen het einde van de ochtend werd duidelijk dat troepen belast met deze tegenaanval wegens het mislukken daarvan ongeregeld terugtrokken over de Cuneraweg en Veenendaalse weg (thans Oude Veensegrindweg) in noordwestelijke richting. Om dit te beletten kreeg commandant 10 R.I. (luitenant-kolonel P.J. van den Briel) van hogerhand opdracht om bij genoemde wegen een scherm op te werpen en hiermee de terugvloeiende troepen op te vangen en terug te zenden naar het strijdtoneel.

Betrekken van stelling voor opvang van terugtrekkende troepen

Een aantal onderdelen van I-10 en III-10 R.I. werd hiervoor aangewezen en verzameld bij landgoed Prattenburg. In dat kader ontving Kapitein Sluis de opdracht om met één tirailleurssectie van zijn compagnie versterkt met een sectie zware mitrailleurs (totaal 2 stukken) een stelling te betrekken langs een zandpad gelegen tussen de Cuneraweg en de Veenendaalse weg (in verslagen vaak aangeduid als Grindweg). Vanaf de Cuneraweg, ongeveer 150 meter voorbij Pension Bergzicht, werd het genoemde zandpad ingeslagen richting Veenendaalse weg. Bergzicht bevond zich op Rhenens grondgebied aan de zuidkant van de Cuneraweg, op de plek van het latere Juliana Ziekenhuis (thans Rhenendael).

Situatieschets 1: Omgeving Pension Bergzicht

Uit de verslagen kan worden afgeleid dat Sluis met zijn eenheid (40-50 man totaal) belast werd met de afsluiting van een strook van ca. 150-200 meter breed, gelegen tussen genoemde wegen. Het beperkte aantal manschappen deed Sluis besluiten om ook zijn commandogroep stelling te laten nemen, zij het zo'n 50 meter achterwaarts. De locatie van de opstelling is achteraf slechts bij benadering vast te stellen. Een oude luchtfoto van het gebied maakt veel duidelijk, maar laat nog steeds ruimte voor interpretatie. Aangezien de grendelstelling langs de lijn Brinkersteeg, Bergzicht/Boschbad (of Bergbad) en verder westwaarts in de richting van Berg en Bosch lag, is het aannemelijk dat Sluis zich met zijn eenheid enkele honderden meters zuidoostelijk van Bergzicht bevond, vermoedelijk in het terrein in het directe verlengde van de Brinkersteeg (zie kaartje). Dit is ook de enige plek waar zich toentertijd de nodige woningen bevonden waarvan melding wordt gemaakt in de gevechtsverslagen. Zowel noordwestelijk als westelijk van deze locatie was het grotendeels bos.

In het gereconstrueerde dagboek van 3-I-10 R.I., opgesteld in juni 1940 door eerste-luitenant T.A. Hoekwater, valt over het betrekken van de stelling nabij Bergzicht te lezen:

"Bij de spoorwegovergang op de Kerkewijk stond de 1e Luitenant Bouma die ons opdracht gaf door te loopen richting de 'Oude Trekpot'. Bij La Montagne moesten wij de Cuneraweg opgaan waar Kapitein Dekker aanwezig was en verdere instructies gaf. Wij moesten stelling nemen tusschen de Cuneraweg en de Grindweg. Het was een zeer moeilijk terrein, wat betreft 'zicht'. Aangezien wij over weinig manschappen beschikten heeft Sergeant Versluis, A. met de commandogroep een gedeelte van het ons toegewezen vak bewaakt. De opstelling van de commandogroep lag pl.m. 50 meter achter de zware mitrailleurs."

Een brief uit 1941 van een soldaat uit Uden (naam onbekend), die behoorde tot de commandogroep van 3-I-10 R.I., beschrijft eveneens de plek waar stelling moest worden ingenomen.

"Wij hadden toen opdracht zoolang mogelijk stand te houden en hadden daarvoor stelling genomen rechts van de Cuneraweg, een honderd meter voorbij het bergbad. Wij waren toen met 10 jongens en stonden onder leiding van Sergeant Versluis, commandant commandogroep."

In een verklaring uit 1947 van de sergeant-toegevoegd A. Versluis, commandant van de commandogroep, valt over het betrekken van de stelling te lezen:

"Op 13 Mei kreeg de kapitein [Sluis] 's middags opdracht met het restant van zijn onderdeel, waarbij naar ik meen twee zware mitrailleurs, zich naar Prattenburg te begeven. Aan de Cuneraweg kwam de Kapitein-adjudant van Overste Van den Briel, die een onderhoud had met den kapitein. Daarna deelde de kapitein mij mede dat we een stelling moesten innemen tusschen de Cuneraweg en een zandweg even voorbij Bergzicht. Wij wisten aanvankelijk niet dat deze opstelling ingenomen moest worden om de aftocht te dekken. Aangekomen hebben we de opstelling aldaar (een greppel dwars op de Cuneraweg) verbeterd, o.a. dieper uitgegraven.
De commandopost van de kapitein was in een woonhuis rechts van mij. De kapitein zat daar met zijn ordonnans P. de Feber. De kapitein zei tegen mij "neem met de mannen van de commandogroep ook maar stelling, des te beter kunnen we de verdediging voeren." Rechts voor mij zat een zware mitrailleuropstelling, terwijl er ook nog een tweede moest zijn. Waar deze lag weet ik niet meer. Mijn stelling lag aan 's vijands zijde van het Boschbad.
"

In een Rondzendbrief van het 10e Regiment Infanterie (no. 7 van mei 1942) beschrijft J.J. Munter, voormalig stukscommandant der 4e sectie M.C.-I-10 R.I., de tocht naar de stelling als volgt:

"Evenals den vorigen dag gingen wij langs denzelfden weg en trokken voorbij "La Montagne" om op ongeveer 200 meter voorbij het zwembad halt te houden en daar verdere bevelen van onzen toegewezen commandant, kapitein Sluis, af te wachten. Hier kregen wij bevel om rechts in het bosch met een tusschenruimte van 50 meter stelling te nemen, terwijl wij links, dus de Cuneraweg, beveiligd waren door een sectie zware mitrailleurs van een ander regiment (11 R.I.)."

Stelling krijgt versterking en nieuwe taak: bescherming terugtrekking IIe Divisie

Klik hier voor een uitvergroting
Kaart C.15 - Toestand bij de IIe Divisie op 13 mei 1940 omstreeks 19.00 à 20.00 uur
In de loop van die middag (13 mei, ca. 14.30 uur) kreeg I-19 R.I. de opdracht zich terug te trekken in de richting van Veenendaal. De commandant, reserve majoor B.G. Meijerman, meldde zich bij commandant 10 R.I. en ontving aldaar nieuwe orders. Meijerman moest met de reeds aanwezige troepen van 10 R.I., welke als opdracht hadden meegekregen de terugvloeiende troepen op te vangen, een grendelstelling bezetten van kilometerpaal 30 aan de spoorweg over Bergzicht en Zwembad (Boschbad) naar Berg en Bosch. Een provisorisch ingenomen grendelstelling ten zuidoosten van Prattenburg waarin het teruggaan van de IIe Divisie op de Vesting Holland moest worden beveiligd tegen de uit het zuidoosten oprukkende Duitsers.


Terwijl terugtrekkende militairen via de Cuneraweg langs hun stelling voorbij kwamen, werkten Sluis en zijn manschappen tot de avond aan de inrichting van hun stelling. Munter, stukscommandant van een toegevoegd stuk zware mitrailleur, schrijft in zijn relaas:

"Hier [in de stelling] kreeg ik de eerste tooneelen van den oorlog te zien van zeer nabij. Lange colonnes infanterie en P.A.G. zagen wij terugtrekken van den Grebbeberg en de eerste wagens met gewonden reden ons voorbij. De stroom van terugtrekkenden hield maar aan en wij vroegen ons af waarom wij hier moesten blijven. Na eenigen tijd stuurden wij een ordonnans naar onze toegewezen commandant met de boodschap, dat alles teruggetrokken was. De ordonnans kwam terug met de boodschap, dat we onze stellingen moesten blijven bezetten. De stroom van vluchtelingen verminderde en weldra was het stil in ons voorterrein. Wij versterkten onze opstellingen met zandzakken en maakten onze eigen dekkingen met de pionierschoppen in orde. Tegen de avondschemering waren wij hiermede klaar en wachten wij in zenuwachtige stemming de dingen af die komen zouden."

Aan het begin van de avond werd ordonnans De Feber uitgestuurd met de opdracht contact op te nemen met de troepen rechts (zuidwestelijk) van hen. Die bleken er niet te zijn en dit werd teruggemeld aan de kapitein. Blijkens het volgende fragment uit het gereconstrueerde dagboek van 3-I-10 R.I. was Sluis op de hoogte van de komst van I-19 R.I. Zijn ordonnans trachtte tevergeefs contact op te nemen met majoor Meijerman.

"Op last van Kapitein Sluis werd de ordonnans op pad gestuurd om verband op te nemen met de troepen welke rechts van ons moesten zitten. Aldaar is echter niets gevonden en er is ook later niets gekomen. Voor deze opdracht had de ordonnans ook verband moeten zoeken met de onderdeelen van 19 R.I. welke links moesten zitten en wel in het bijzonder met de Majoor Meijerman. Deze was echter niet te vinden.
Ook de officieren van 19 R.I. zochten naar hem. (...)
Toen de Kapitein Sluis hoorde dat hij rechts niet aangeleund was, heeft hij direct de ordonnans naar de commandopost van de Regimentscommandant gestuurd om dit te melden. De ordonnans zag dat de bezetting van de Regimentscommandopost bezig was te vertrekken. Na zeer geruimen tijd gewacht te hebben kreeg de ordonnans eindelijk de Kapitein Dekker te pakken. (...)
Langs de hulpverbandplaats aan de Kerkewijk komende vernam toen de ordonnans dat er teruggetrokken werd. De ordonnans heeft toen zijn bevindingen aan Kapitein Sluis gemeld.
"

Het teruggaan van de IIe Divisie werd gepland voor de avond van 13 mei. Commandant I-19 R.I. kreeg die middag opdracht om met de onder zijn bevel staande troepen tot twee uur vóór de ochtendschemering van 14 mei in de grendelstelling te blijven om daarna, als laatste, over Prattenburg terug te trekken naar Loerik. Aldus werden de diverse ondercommandanten in de grendelstelling geïnstrueerd. Deze instructie bereikte de eenheid van Sluis, op dat moment reeds in stelling, om onduidelijke reden echter niet. De majoor Meijerman heeft naderhand ook geen inspanningen verricht om zich ervan te vergewissen dat alle betrokken ondercommandanten op de hoogte waren van dit terugtrekbevel. Hij schreef in zijn verslag van 17 mei 1940 het volgende over zijn opdracht:

"Commandant 10 R.I. droeg mij op alle terugtrekkende onderdeelen onder mijn bevel te verzamelen en een soort grendellijn te vormen vanaf de inundatie over kilometerpaal 30 aan den spoorweg-, langs den zandweg in Zuid-Westelijke richting (Brinkersteeg) en zoo mogelijk verder zuidelijk langs den kunstweg Veenendaal - Elst. Ik heb dit gedaan (...).
In den namiddag kreeg ik van Commandant 10 R.I. bericht, dat zijn regiment in den nacht zou terugtrekken en tevens het bevel om de grendellijn bezet te houden tot het aanbreken van de schemering. Ik heb daarop de Compagniescommandanten om 20.00 uur bij mij bescheiden en heb hun den terugtochtsweg naar Loerik opgegeven alsmede het uur, waarop afgemarcheerd mocht worden.
"

Overigens is het niet zo dat de terugtrekking van de grendelstelling bij Sluis geheel onbekend was, hij heeft alleen nooit een officiële opdracht hiervoor ontvangen. Uit het gereconstrueerde dagboek van 3-I-10 R.I. blijkt dat de ordonnans De Feber tijdens zijn bezoek aan de commandopost van commandant 10 R.I. het nodige over de voorgenomen terugtrekking in de ochtend van 14 mei had opgevangen.

"In de commandopost van Commandant 10 R.I. had de ordonnans opgevangen dat Majoor Meijerman met de troepen die links van ons zaten bij het krieken van de dag terug zouden trekken. Ook dit meldde de ordonnans aan de Kapitein. Deze wilde dit echter niet geloven, want zei hij, dan had ik dit bericht ook wel gehad."

Eigen vuur vanuit het achtergelegen bos

Het gereconstrueerde dagboek vervolgt met:

"Inmiddels waren eenige onderdeelen van 19 R.I. welke links gezeten hadden achter ons gekomen. Onderdeelen achter ons openden het vuur op ons."

Dit eigen vuur-incident dat zich in de avonduren van 13e mei achter de grendelstelling afspeelde wordt ook beschreven in een brief uit 1940-'41 van sergeant Versluis:

"Om pl.m. 20.00 uur werden wij vanuit het achter ons gelegen bosch beschoten. Wij hadden dadelijk gezien, dat het eigen troepen waren. Direct daarop kwam Kapitein Sluis naar onze opstelling alwaar ondergetekende hem mededeelde, dat wij door eigen troepen onder vuur werden genomen. Kapitein Sluis sprong nu uit de greppel waarin wij ons hadden ingegraven en liep met de armen zwaaiend in de richting van het bosch van waaruit nog steeds gevuurd werd. Door dit optreden van Kapitein Sluis is voorkomen, dat wij door eigen vuur gesneuveld zouden zijn. Later op den avond is Kapitein Sluis nogmaals bij ons geweest. Hij hield steeds contact met zijn manschappen, waardoor zij telkens weer gesterkt werden, terwijl allen wisten, dat men op hem kon vertrouwen. Nadien heeft ondergeteekende Kapitein Sluis niet meer gezien."

De reeds aangehaalde soldaat uit Uden, eveneens behorende tot de commandogroep, beschrijft het ontvangen van eigen vuur op soortgelijke wijze:

"Ik heb toen Kapitein Sluis voor het laatste gezien 's-avonds, ik denk ongeveer om 8 uur, 13 Mei dus. Kapitein Sluis is toen voor het laatste bij ons geweest omdat wij toen veel last hadden van eigen vuur omdat er achter ons een compagnie zat die het vuur verkeerd uitbracht, tenminste volgens mij. Wij hadden daar tenminste veel last van. Welke compagnie dit echter geweest is, weet ik echter niet.
En omdat Kapitein Sluis een 60 à 70 meter rechts van ons zat hebben wij hem proberen te bereiken om te waarschuwen dat wij eigen vuur kregen. Een paar jongens hebben dit geprobeerd om kruipende de Kapitein te bereiken, dit waren Goldhoorn, Van den Brink en ook ik zelf heb getracht de Kapitein te bereiken. Doch dat was niet mogelijk, wij moesten hiervoor een stukje vlak terrein oversteken. Ik heb dit kruipende geprobeerd doch moest ook weer terug keren.
Wij hebben enkele keren geroepen, maar ook dat gaf niets, doch na even gewacht te hebben is de Kapitein gekomen. Wij zagen hem aankomen en waarschuwden hem dat het gevaarlijk was om rechtop te lopen. Hij was echter niet het minste bang voor het vuur en bleef gewoon doorlopen. Hij is toen bij ons gekomen en gevraagd waar het vuur vandaan kwam. Hij heeft toen gezegd ervoor te zorgen dat dit op zou houden en is toen weer gegaan en nadien hebben wij hem niet meer gezien.
"

De manschappen van de zware mitrailleurs waren wat minder onder de indruk van het eigen vuur getuige onderstaande beschrijving van stukscommandant J.J. Munter:

"Even tot rust gekomen werden wij opgeschrikt door geweervuur hetwelk achter ons werd afgevuurd. Het bleken achteraf onze eigen tirailleurs te zijn - wij kropen in onze kuiltjes en de kogels suisden door de lage boschjes waartusschen wij lagen."

Het gereconstrueerde dagboek van 3-I-10 R.I. vermeld bovendien over die avond:

"Te pl.m. 22.00 uur hoorden wij geweldig geknetter voor ons op de Cuneraweg. Aanvankelijk dachten wij aan pantserauto's, doch zooals men later hoorde stond er een munitietrein in brand. Toen was de avond en de nacht nabij. De nacht verliep verder kalm."

Tot slot Munter nog over de brandende munitietrein en de koude nacht die zou volgen:

"De nacht was erg koud en er werd weinig gesproken - wij haalden uit het verlaten huis nabij ons dekens en kleden om ons in te wikkelen. Heel in de verte hoorden wij dien nacht een uren lang aanhoudend geknetter, hetgeen later een brandende munitietrein bleek te zijn."

Aankomst bataljon I-20 R.I. bij Bergzicht

In de late avond van 13 mei, rond 23.30 uur, verzamelden manschappen van het eerste bataljon van 20 R.I. (onder bevel van reserve majoor J. Pannekoek) zich in de omgeving van Pension Bergzicht. Zij hadden die dag deelgenomen aan de mislukte tegenaanval bij de Grebbeberg en waren sprongsgewijze teruggetrokken richting Veenendaal. Ze namen hun intrek in enkele woningen die zich aldaar in de directe omgeving van het pension bevonden en wachtten het verloop van de (overigens rustige) nacht af (reserve kapitein G.H. Koudijs (commandant 1-I-20 R.I.) verklaarde bij zijn verschijning voor de Commissie Militaire Onderscheidingen op 21 mei 1947 dat woningen werden betrokken zuid van de Cuneraweg). Zonder het te weten bevonden ze zich op een steenworp afstand van (achter) de opstelling van Sluis. Een aantal officieren van I-20 R.I. benutte de tijd om wat slaap in te halen. Pannekoek schrijft over die nacht in zijn verslag:

"Om op alles voorbereid te zijn, gesp ik mijn uitrusting weer om en neem het geladen pistool in de hand voor het geval we soms plotseling mochten worden overvallen. Koudijs en ik horen nog buiten praten, we kunnen het niet verstaan, maar het is Hollands; het zijn de posten, die buiten op wacht staan. Traag gaan zo de minuten voorbij, zelfs een korte nacht kan lang duren."

14 mei 1940

Uit het relaas van majoor Pannekoek valt af te leiden dat het tijdstip voor de geplande terugtrekking van I-20 R.I. was bepaald op 14 mei 5.00 uur in de ochtend. Even voor 3.00 uur in de morgen begon het buiten weer een beetje licht te worden en verliet Pannekoek met zijn officieren de woning alwaar enkele uren was gerust. Buiten aanschouwden ze de situatie als volgt:

"Eindelijk als het wat licht begint te worden, gaan de Kapitein Koudijs en ik naar buiten. In de schemering zien we, dat het huis, pension Bergzicht geheten, tevoren door militairen bezet is geweest en blijkbaar inderhaast is verlaten. Buiten liggen enige complete zadels met paardendekens. Bij de ingang ligt in een droge sloot een pantserafweerkanon, waarvan het sluitstuk is weggenomen; aan de andere kant van de weg ligt een onklare mitrailleur.".

Ook sergeant Versluis van 3-I-10 R.I. maakt in zijn verslag melding van een verlaten linker flank. Volgens hem was de rechter nevenopstelling (westelijk van de Veenendaalse weg) al de avond daarvoor teruggetrokken.

"Toen de Duitsers aanvielen [14 mei] waren we rechts en links van het door ons te verdedigen terreingedeelte niet meer aangeleund. De rechter nevenopstelling was de vorige avond al verdwenen, toen ik aldaar munitie ging brengen. Wanneer de linker nevenopstelling weggegaan is weet ik niet."

In het gereconstrueerde dagboek van 3-I-10 R.I. valt nog te lezen:

"De andere morgen waren de troepen die achter ons zaten met hun mitrailleurs vertrokken. Kapitein Sluis stelde terstond een onderzoek in."

Blijkens bovenstaande fragmenten hadden de troepen onder bevel van majoor Meijerman conform opdracht (twee uur voor het aanbreken van de ochtendschemering) en in grote stilte de grendelstelling verlaten en waren ze teruggetrokken richting Loerik. Meijerman schrijft hierover in zijn verslag:

"Den volgenden morgen van Dinsdag 14 Mei 2.15 tot 3.15 uur zijn de troepen uit de grendellijn afgemarcheerd. Het tijdstip van afmarsch had ik voor elk onderdeel zoodanig opgegeven, dat met het oog op vliegergevaar en om de opvolgende compagnieën manoeuvre-mogelijkheid te geven, er een afstand van 400 à 500 meter tusschen de compagnieën moest komen. Des nachts was er hier en daar contact met den vijand, maar er werd weinig geschoten. De morgen was zeer mistig."

Een korte terugblik op de activiteiten aan Duitse zijde. In de avond van 13 mei 1940 hadden de Duitsers zich heer en meester gemaakt van de Grebbeberg. Gedurende de nacht werden de troepen gehergroepeerd in verband met de voorgenomen doorstoot richting Utrecht en Amsterdam. In de vroege ochtend van 14 mei trokken de Duitsers vanuit Rhenen op in zowel westelijke richting (langs straatweg richting Utrecht) als in noordwestelijke richting (langs Cuneraweg/Veenendaalse weg richting Veenendaal). SS'ers behorende tot het Ie en IIe Bataljon van de Standarte Der Führer volgden de laatstgenoemde route. Drie dagen strijd op en om de Grebbeberg hadden zij reeds achter de rug en met de overwinning in zicht trokken zij langs genoemde wegen op richting Veenendaal.

Contact tussen majoor Pannekoek en kapitein Sluis

Op amper vijf kilometer afstand van Rhenen stonden Pannekoek en zijn adjudant Koudijs die ochtend ter hoogte van Bergzicht op de Cuneraweg, ze zagen weinig reden voor gevaar. Ook de laatste groepjes terugtrekkende Nederlandse militairen die hen en passent informeerden over de toestand, maakte hen niet ongerust over de mogelijkheid van oprukkende Duitse troepen in hun richting. Pannekoek schrijft in zijn verslag over de rust die er op dat moment in het gebied heerst en dat ze zich opgelucht voelen. Bij het lezen van onderstaande fragmenten krijg je de indruk eerder te maken te hebben met een bataljon op vredesoefening dan met een bataljon wat zich midden in een oorlogsgebied bevindt en waar vuurcontact met de vijand elk moment kan plaatsvinden.

"Nu het lichter wordt en er nergens onraad is te bespeuren, voelen we ons opgelucht. Opeens zien we op de weg in Noordelijke richting troepjes soldaten gaan. We gaan er heen en van de daarbij behorende officier horen we, het zal ongeveer drie uur geweest zijn, dat de troepen uit de Grebbelinie zijn teruggetrokken en dat zijn afdeling het laatste gedeelte vormt van de achterhoede, die de terugtocht heeft gedekt en nu ook teruggaat. Terugtocht uit de Grebbelinie! We begrijpen het niet, ons ontbreken daarvoor dan ook alle gegevens; ik ben van mening, dat alleen het gedeelte ten Zuiden van Veenendaal zal zijn teruggenomen. Geen direct gevaar beseffend, besluiten we het uur van verzamelen, dat we op vijf uur hadden gesteld, niet te wijzigen, teneinde voor de manschappen de welverdiende en toch al korte rust niet nog te verkorten. Het is nu volslagen licht geworden, wederom een schone lentemorgen. Een lichte nevel hangt over de weilanden, het is stil en vredig. Hoog in een sparrenboom bij de ingang van het pension zit een lijster zijn hoogste lied te zingen."

Majoor Pannekoek had zoals eerder vermeld de opdracht meegekregen om die ochtend rond 5 uur terug te trekken in de richting van Utrecht. Kapitein Sluis had geen (officieel) terugtrekkingsbevel ontvangen en in zijn plichtsgetrouwheid besloot hij om zich niet te laten afbrengen van zijn oorspronkelijke opdracht. Zodoende kon het gebeuren dat beide onderdelen zich op die ochtend van 14 mei dicht bij elkaar en in min of meer verlaten gebied bevonden. Sluis ondernam in die vroege morgen actie door contact te zoeken met onderdelen in zijn nabijheid, vermoedelijk met het idee om gezamenlijk invulling te geven aan zijn opdracht. De enige troepen die hij langs de Cuneraweg aantrof waren die van I-20 R.I. onder bevel van majoor Pannekoek. Deze laatste schrijft over de ontmoeting in zijn verslag het volgende.

"Koudijs en ik lopen op de weg heen en weer; toch voel ik enige onrust bij het ontbreken van elk bericht omtrent de toestand. Als geleidelijk aan de soldaten uit de woningen komen en zich bij pension Bergzicht op de weg verzamelen, waar ik ze naar het onderdeel, waartoe ze behoren, laat indelen, meldt zich bij mij een zekere Kapitein Sluis van 10 R.I. die mij zegt, dat hij, tot de achterhoede behorende, opdracht had, een dichtbij gelegen weg [Veenendaalse weg] met 2 Sectiën af te sluiten. Ik vertel hem wat ik zo-even van de passerende officier heb gehoord; hij is ontstemd, dat hij van de terugtocht der achterhoede niet op de hoogte is gesteld en wil overeenkomstig zijn opdracht blijven stand houden.
In de mening verkerende, dat Veenendaal nog wel bezet zal zijn, stuur ik Luitenant Van Aalst, een der officieren van 1-I-20 R.I. die een motorrijwiel bij zich heeft, naar de commandopost van Commandant 10 R.I. te Veenendaal, om voor Kapitein Sluis eventueel nadere orders te halen. Luitenant Van Aalst vertrekt, maar we hebben hem niet teruggezien. (Naderhand is gebleken, dat Van Aalst Veenendaal totaal verlaten heeft gevonden, en op zijn terugweg bij het kruispunt bij Prattenburg, dus in onze rug, de vijand in de hand is gevallen.) Als na enige tijd Luitenant Van Aalst nog niet teruggekomen is, gaat Kapitein Sluis weer heen.
"

Ook het gereconstrueerde dagboek van 3-I-10 R.I. maakt melding van het contact tussen kapitein Sluis en majoor Pannekoek, zij het dat de inhoud en doel van dat gesprek een iets andere context heeft.

"Even later zag de ordonnans De Feber dat Kapitein Sluis op de Cuneraweg in gesprek was met eenige officieren van een Bataljon van eene Majoor Pannekoek. Op dat moment waren ook links van ons en achter ons alle oorspronkelijke troepen vertrokken. De Kapitein sprak af met bedoelde officier een nieuw front te vormen. De ordonnans kreeg opdracht naar de commandopost van I-10 R.I. te gaan om nieuwe instructies te halen. Bij aankomst in de Haspel bleek de commandopost van den Bataljonscommandant te zijn verlaten. De ordonnans is hierna teruggekeerd om dit aan Kapitein Sluis te melden."

I-20 R.I. verrast door oprukkende SS

Terwijl de ordonnans (Luitenant Van Aalst van I-20 R.I.) verwoedde pogingen deed om terug te keren naar de Cuneraweg, hetgeen niet gelukte omdat de Duitsers toen reeds zover waren opgerukt, hadden de officieren van I-20 R.I. vooral oog voor de lege magen van hun manschappen. Een achter Bergzicht aangetroffen "goed gevulde" kantine zorgde voor de nodige afleiding en deed de aandacht verder verslappen. Terwijl de manschappen zich tegoed deden aan frisdrank, koek en sigaretten hadden Duitse verkenners hun aanwezigheid reeds gesignaleerd. Een aanval werd snel voorbereid en zo kon het gebeuren dat I-20 R.I. plotseling werd overvallen door de oprukkende SS. Majoor Pannekoek schrijft in zijn verslag:

"Terwijl de troep nog bezig is zich te verzamelen voor de afmars, komt Kapitein Koudijs mij melden, dat hij achter het pension een ruim voorziene kantine heeft ontdekt. Daar althans de manschappen van mijn bataljon sinds Zondagmorgen niet anders te eten hebben ontvangen, dan het in de uitgangsstelling gebracht brood, is deze mededeling buitengewoon welkom. Ik ga met Koudijs mee achter het pension, waar enige houten bijgebouwen staan, waarvan er één als militaire keuken is ingericht. Een grote ketel met gestolde soep, waarin een grote houten lepel vastzit, staat nog in de keuken, alles wijst op een overhaaste terugtocht. In een ander houten bijgebouw is blijkbaar een kantine gevestigd geweest, die zeker met het oog op de Pinksterdagen, buitengewoon ruim voorzien was; kisten met kogelflesjes, trommels met koeken van allerlei soort, sigaretten.
Neen, dat kunnen we de mensen, die snakken naar eten en drinken toch niet onthouden. Bovendien is alles zo rustig, dat Kapitein Koudijs voorstelt, de uitrusting te laten afhangen en allen zich op hun gemak tegoed te laten doen. Ik ben daartegen, maar laat de troep, die nog ongeveer 200 man sterk is (in de nacht zijn er blijkbaar nog meer verdwenen) naast het pension een laan van hoge donkere sparren opmarcheren. Nu worden de kisten met kogelflesjes, de trommels met koeken aangedragen, sigaretten uitgedeeld. Eindelijk wordt er weer gegeten en gedronken. Ik voel mij toch niet erg gerust. Een en ander duurt mij te lang, ik spoor daarom tot spoed aan, maar telkens doet Kapitein Koudijs nieuwe vondsten.
Opeens wordt de stilte verstoord door knallende schoten, geweer- en mitrailleurvuur, afgegeven van dichtbij. Overvallen door de vijand. Door schrik bevangen vliegt de troep uit elkaar; helaas zijn er, die neervallen om niet weer op te staan. Weerstand bieden heeft geen zin meer. Met een gedeelte der manschappen snel ik achter de kantine om, een zandgraverij noodzaakt ons om links aan te houden. We komen nu op een kunstweg naar Elst, worden hier echter door een ijzeren hekwerk belet in het bos te verdwijnen, zodat we genoodzaakt zijn nog steeds onder het vuur van de vijand langs de weg voort te hollen.
"

Mogelijk zeven manschappen van I-20 R.I. vonden bij deze aanraking met de SS de dood.

Situatieschets 2a: Overval bij Pension Bergzicht op 14 mei pl.m. 5.00 uur

De overval van de stelling van Sluis

Afgaande op de verklaringen van de Nederlandse militairen van de groep Sluis en I-20 R.I. was de Duitse overval zodanig opgezet dat beide onderdelen op hetzelfde moment werden aangevallen. Sergeant Versluis schrijft hierover in 1947 het volgende:

"We hebben de geheele nacht van 13/14 Mei in stelling gezeten. Ik heb niet geslapen en mijn mannen nog aangespoord wakker te blijven. Ik had zelf een geweer. Tegen den morgen kwam de vijand aanstormen. Ik lag niet geheel in voorste lijn want links voor mij en ongeveer 50 meter links van de zware mitrailleuropstelling lag sergeant Mul met een aantal tirailleurs. Hij had naar ik meen geen lichte mitrailleurs.
Toen de Duitsers kwamen hebben ook deze tirailleurs, evenals de zware mitrailleurs gevuurd. Ook de sergeanten Gaasbeek en Koeiemans die rechts van mij zaten met eenige tirailleurs en een lichte mitrailleur hebben gevuurd. De Duitsers kwamen over de grintweg [Veenendaalse weg] en riepen op ongeveer 100 meter afstand: "We zijn vrienden, geef je over" terwijl ze steeds vuurden. Wij vuurden terug. Er vielen Duitsers, doch ik weet niet of dit was omdat zij zich dekten, danwel daar zij sneuvelden.
De zware mitrailleur rechts voor mij vloog op een gegeven moment in de lucht. Hoe dat kwam weet ik niet, misschien tengevolge van een handgranaat. Aan de Cuneraweg waren de Duitsers reeds in onze rug doorgedrongen. Ook hierop hebben we, na 180 graden te zijn gedraaid, gevuurd. De Duitsers die over de grintweg kwamen trokken tengevolge van ons vuur langs ons heen.
Toen achtte ik het oogenblik gekomen terug te gaan. Mannen van de sergeant Mul (of deze er bij was weet ik niet) zag ik naar de grintweg lopen. Wij hebben nog een moment gevuurd en zijn toen ook tusschen de Cuneraweg en de grintweg achteruit gegaan. We moesten door de Duitsers heen. Kruipende en lopende en als we Duitsers zagen daarop vurende, zijn we teruggegaan. Vanuit het Rusthuis aan de Cuneraweg werden we beschoten. Bij La Montagne stond een Duitse mitrailleur, die ons, toen we aan de weg Elst/Veenendaal kwamen, onder vuur nam. In de boschrand voor we op de weg Elst/Veenendaal kwamen is soldaat Moll naast mij gesneuveld. (...)
Mijn commandogroep heeft vanaf het moment dat de Duitsers aanvielen hoogstens vijf minuten stand gehouden.
"

De soldaat uit Uden schrijft over deze chaotische minuten:

"We hebben daar toen gezeten tot in den morgen van 14 Mei, ongeveer 5 uur. Toen kregen we echter zoo geweldig vijandelijk vuur, dat het niet mogelijk was om ons langer te verdedigen. Ik en ook de andere jongens zijn toen uit onze opstelling gesprongen om weg te komen. Ik was toen bij Van Ommeren en Nelis. Doch wij hadden nog geen 20 meter gelopen of Nelis werd geschoten en viel. Wij hebben nog getracht bij hem te komen, doch dit was niet mogelijk.
Ook Van Ommeren is toen van mij afgegaan, waar die toen gebleven is weet ik ook niet. Ik heb hem niet meer gezien. Ik ben toen alleen verder gegaan, zoo goed en zoo kwaad als ik kon en heb toen de Cuneraweg zien te bereiken waar ik toen onze tamboer Moll aantrof. En terwijl de vijand over de Cuneraweg kwam hebben wij hen achter een huisje op een afstand van ongeveer 50 à 60 meter onder vuur genomen toen. Ook daar konden wij het niet langer houden en waren tenslotte genoodzaakt ons over te geven of weer verder terug te gaan. Dit laatste hebben wij toen gedaan maar ik het haast niet begrijp hoe het mogelijk was, daar de vijand met grote getale vlak achter ons was.
"

Het door Versluis beschreven voorval, waarbij hij een stuk zware mitrailleur de lucht in zag gaan, wordt bevestigd in het relaas van de stukscommandant, J.J. Munter. Ook Munter meldt dat hij de kapitein Sluis die ochtend niet meer heeft gezien. Vermoedelijk bevond Sluis zich ten tijde van de overval dus nog in de omgeving van Bergzicht.

"Toen op een gegeven moment De Bree met de boodschap kwam, dat een heele troep soldaten over de Cuneraweg in aantocht was. Wij waren in de veronderstelling dat het nog meer terugtrekkende Nederlandsche troepen waren, tot wij eindelijk tot de conclusie kwamen, dat de vijand aan ons voorbij trok. Het bevel tot vuren werd gegeven en al spoedig vuurde ons wapen zijn eerste vuurstoot af, terwijl het vuren van de nevenstukken ook een aanvang nam. Nu pas bemerkten wij, dat de nevensectie links van ons spoorloos zonder melding vertrokken was en zoodoende de geheele Cuneraweg vrij voor doortocht was. Van onze commandant was geen spoor meer te bekennen en was ieder op zichzelf aangewezen.
Na de eerste vuurstoot weigerde ons wapen, terwijl de vijand ons begon in te sluiten, hiermede gesteund door het huis, dat ons alle zicht ontnam. Van hieruit kon de vijand ons zonder moeite met handgranaten bereiken en de eerste handgranaat ontplofte tusschen korporaal Kuyk en mij. Ons wapen was niet meer op gang te krijgen en ik besloot om terug te trekken, terwijl een seconde daarna ons wapen door een handgranaat omhoog werd gedrukt en totaal buiten werking werd gesteld.
Op handen en voeten kropen wij naar ons tweede stuk van Sergeant Van Leeuwen, terwijl de vijand op geen twintig meter van ons verwijderd was. De kogels floten ons om de ooren èn van de vijand èn van onze tirailleurs achter ons. Sergeant Van Leeuwen had ook met storing te kampen en wij besloten om gezamenlijk terug te trekken. Doch in uiterste plichtsbetrachting wilde sergeant Van Leeuwen zijn wapen medenemen, wat drie, onzer kameraden noodlottig werd. Nadat zij enkele meters met hun wapen hadden gesjouwd en op een open korenveldje achter ons terecht kwamen werden sergeant Van Leeuwen, korporaal Van Honschooten en soldaat Van Gent doodelijk getroffen. Van soldaat Stuut en Mostert kan ik niets vertellen.
Dit alles heb ik waargenomen vanuit een diepe kuil, een oude artillerieopstelling. Na de regen van kogels was ik nog steeds van meening, dat de drie vrienden plat op den grond waren gevallen om dekking te zoeken. Achteraf werd ik gewaar, dat ze gesneuveld waren.
"

De eenheid Sluis viel vermoedelijk uiteen bij de eerste aanraking met de Duitsers en wel op het moment dat de opstellingen van de haperende zware mitrailleurs na elkaar met handgranaten werden uitgeschakeld. In de veronderstelling dat de groep tirailleurs rechts van de commandogroep deze Duitsers tegenstand boden, bleef de commandogroep op zijn plaats en nam het gedeelte van de stelling voor zijn rekening wat hun was aangewezen en tevens gedeeltelijk dat van de zware mitrailleur rechts voor hen. In werkelijkheid waren deze tirailleurs uit de stelling gevlucht en daarmee was omsingeling van de commandogroep een kwestie van tijd. Het duurde slechts enkele minuten voordat zij in de flank en van achteren werden aangevallen en beschoten.

Tijdens het korte gevecht en de daaropvolgende terugtrekking uit de grendelstelling sneuvelden zes manschappen van de commandogroep van Sluis. Tevens sneuvelden vijf manschappen van de twee zware mitrailleurs waarmee zijn eenheid was versterkt. Ook Sluis werd bij de overval gedood, het is echter niet bekend op welke plaats hij zich op dat moment bevond. De manschappen van de eenheid Sluis verklaren allen dat zij de kapitein in de ochtend van 14 mei niet meer hebben gezien. Bekend is dat Sluis die ochtend bij Pension Bergzicht contact heeft gehad met majoor Pannekoek en aldaar enige tijd heeft gewacht op een uitgezonden ordonnans. Majoor Pannekoek schrijft met enige stelligheid in zijn rapport dat Sluis zou zijn gesneuveld "achter de tegenover het pension Bergzicht staande boerderij". Dat zou erop duiden dat Sluis zich op het moment van de overval van I-20 R.I. nog in de nabijheid van genoemd pension bevond en aldaar is gesneuveld. Volgens een schrijven van majoor Knol uit 1940 werd het lichaam van Dirk Sluis gevonden "met den klewang in den stukgeschoten hand, voorover, met het gezicht naar den vijand".

De volgende dag was de capitulatie van het Nederlandse leger een feit.

Situatieschets 2b: Actuele situatie rondom toenmalig Pension Bergzicht

16 mei 1940

De militaire rapporten bevatten geen nadere informatie over de periode na 14 mei 1940. In de reeds genoemde rondzendbrief van 10 R.I. uit mei 1942 doet predikant A.C. van Nood verslag van zijn bezoek aan de bewuste grendelstelling op 16 mei 1940.

Klik hier voor een uitvergroting
Veldgraf van reserve-kapitein D. Sluis (16-25 mei 1940)
"Zeer vroeg in den morgen van den 16den Mei 1940 heb ik als eerste van ons Regiment het terrein weer betreden, waar enkele uren in den nacht van 13 op 14 Mei door onze jongens, in daden van opofferende trouw en plichtsvervulling, voor de vrijheid en de eer van ons volk was gestreden.
Sinds dien ben ik het steeds weer gaan beseffen wat dit eigenlijk heeft beteekend, terwijl het toen na de overstelpende veelheid van oorlogsindrukken, meer een verbijsterend en aangrijpend oogenblik was.
Ongerust over het lot van degenen aan wie de grendelstelling ten Westen van den spoorweg Veenendaal - Rhenen ter verdediging was toevertrouwd, waar de aftocht van ons Regiment gedekt moest worden, heb ik hier toen, in spanning over wat wij vinden zouden, vergezeld van twee dokters en enkele Roode-Kruis soldaten, het gevechtsterrein afgezocht.
Al spoedig wezen achtergebleven uitrustingsstukken en in der haast uitgegraven stellingen in een smalle strook met afwisselend struikgewas en korenvelden ons de richting naar den Cuneraweg. Aanvankelijk werden door ons nog geen slachtoffers gevonden, maar nauwelijks aan de overzijde van den Cuneraweg trof ik daar de eerste dooden, de soldaten Banning en Reedijk van 3-I-10 R.I., die ik den eersten Pinksterdag bij een korte godsdienstoefening in de loopgraven nog persoonlijk tot afscheid de hand had gedrukt, niet kunnende vermoeden, dat ik hen zóó zou weerzien.
In de kille morgenuren gaf dit een huivering van ontroering, nu hier de laatste plichten vervuld moesten worden aan hen, die voor ons hadden gestreden en die als slachtoffer van hun plicht waren gevallen.
Hier was ik dus op de plaats, waar de mannen van kapitein Sluis, onder wiens commando óók een sectie van de M.C. was ingedeeld, krachtig weerstand geboden hadden aan een overmachtigen vijand.
Verder zoekend langs de verdedigingslijn, die hier was ingenomen, kwam ik in een strook van kreupelhout langs een korenveld, waar in een uitgedroogde sloot het laatste bloedig verzet door ons Regiment was geboden. Hier leverde met name de duidelijk op te merken plaats van de mitrailleuropstelling het overtuigende bewijs van de activiteiten onzer manschappen.
Een heele stapel hulzen wees er op, dat hier de wapens niet ongebruikt waren gebleven, toen deze opstelling was aangevallen! Heel de omgeving legde getuigenis af van een moedig gevecht! Zelfs het wapen was, toen deze in der haast gecamoufleerde kuil toch onhoudbaar bleek te zijn, niet achteloos achtergelaten, maar een breed spoor in het platgetrapte koren bracht mij op de plek, waarheen de mitrailleur was teruggevoerd, helaas... hier hadden drie der bedieningsmanschappen ook den dood gevonden... Een nader onderzoek wees uit, dat hier meerdere slachtoffers van de M.C. op het slagveld waren gebleven!
"

De stoffelijke overschotten van de gesneuvelde militairen van 10 R.I. en 20 R.I. werden overgebracht naar nabijgelegen hulpverbandplaatsen (hoek Zuidelijke Meentsteeg/Cuneraweg en langs de Kerkewijk) en na identificatie diezelfde dag nog in de directe nabijheid in veldgraven begraven. Na afronding van de zoektocht naar slachtoffers bij Veenendaal vertrok dominee Van Nood naar de Grebbeberg om aldaar zijn bewonderenswaardige taak voort te zetten.

Van soldaat Van Gent is overigens bekend dat hij de overval zelf heeft overleefd en enkele dagen zwaargewond aan hoofd en long in het genoemde korenveldje heeft gelegen. Op 16 mei 1940 werd hij gevonden door een team bestaande uit Ds. Van Nood, Dr. Bär en Dr. Drost, in de buurt van het stoffelijk overschot van Jan Koolhaas. Hij werd direct door een Duitse ambulance naar de kliniek Neder-Veluwe te Wolfheze vervoerd, maar overleed 3 dagen later alsnog aan zijn verwondingen.

18 mei 1940 - september 1970

De vrouw van Sluis was nog voor het uitbreken van de oorlog met haar dochter naar familie in Bakkum vertrokken. Ongerust over het lot van haar man stuurde zij in de vroege ochtend van 18 mei het volgende telegram naar het Divisiebureau van 10 R.I., op dat moment gevestigd in een fort bij Utrecht.

Klik hier voor een uitvergroting
Ontvangen te Utrecht den 18-5-1940 te 8.45 uur.

Utrecht Bakkum 10 23 17 19,55=

Brief ontvangen graag nader bericht waar je bent hier goed = Jikke +++

Besloten werd om mevrouw Sluis-De Jong naar Utrecht te laten komen en haar het vreselijke nieuws persoonlijk over te brengen. Op zondag 19 mei arriveerde zij op het fort. Dominee J.G. Knottnerus, hoofd geestelijke verzorging bij 10 R.I., meldt in zijn dagboek:

"Mevrouw Sluis komt. De Overste besluit het dan zelf te zeggen dat haar man gesneuveld is - ik ga mee. Praat nog met haar na, tot Van Nood komt, en breng haar dan (onder pijn) naar Utrecht; tragisch; ze heeft een hulpbehoevend kind, dat dol op haar vader was. Sluis is de held van Veenendaal; schrale troost maar wat een troost."

Van het veldgraf van kapitein Sluis is één foto bekend, gemaakt door genoemde dominee Van Nood. Hierop een geïmproviseerd houten kruis met daarop rustende zijn helm en de tekst ‘Kap. D. Sluis'. Zijn uitrustingsstukken waaronder helm, draagriem en gasmasker liggen op het graf, de stormdolk en klewang steken in de grond. Op 25 mei 1940 werd het veldgraf overgebracht naar de Algemene Begraafplaats aan de Munnikenweg in Veenendaal.

Klik hier voor een uitvergroting
Overlijdenskaart Dirk Sluis (19 mei 1940)
Klik hier voor een uitvergroting
Schrijven van majoor Knol (3 juni 1940)

Door majoor Knol werd op 3 juni 1940 een brief rondgestuurd naar alle officieren van I-10 R.I. om geld in te zamelen voor een gedenkteken op het graf van Sluis aan de Munnikenweg in Veenendaal.

"Als dank voor zijn ondervonden vriendschap en als herinnering aan deze blijmoedigen, dapperen makker, stel ik U voor - daartoe aangemoedigd door Uw reeds bij voorbaat verwachte sympathie en met goedkeuring van onzen Regiments-Commandant - gezamenlijk een eenvoudig steenen kruis op het graf van den Kapitein Sluis te doen plaatsen met een inscriptie, waaruit moge blijken, dat de Officieren van I-10 R.I. hun kameraad niet zullen vergeten."

En niet zonder resultaat, want enige tijd later vond er een herdenkingsbijeenkomst plaats bij het graf van Sluis. Hierbij werd het gedenkteken, in de vorm van een grafsteen, in het bijzijn van officieren en de burgemeester van Veenendaal aan de weduwe Sluis-De Jong gepresenteerd. In de daaropvolgende toespraak benadrukte Knol nog eens dat Sluis een dapper officier en goed mens was geweest.

Klik hier voor een uitvergroting
"Kapitein Sluis was een uitstekend officier! Maar hij was ook een hartelijk kameraad. Niettegenstaande de voortdurende zorgen om degenen, die hij thuis had achtergelaten, schiep hij om zich een sfeer van natuurlijke opgewektheid, een geest van hartelijke kameraadschap, die oorzaak was, dat ieder onzer hem gaarne mocht en dat ook zijn manschappen hun commandant ten zeerste hoogachtten en waardeerden. Doch bovenal was hij een goed mensch."

Op de grafsteen was te lezen: "Hier rust Kapitein Dirk Sluis - Geboren 26 April 1902 en gesneuveld 14 Mei 1940 nabij Veenendaal, den terugtocht dekkend van zijn regiment - Echtgenoot van Jitske de Jong - In trouwe kameraadschap - De officieren van I-10 R.I.". Op het graf zelf werden zijn helm en klewang neergelegd. Knol eindigde zijn toespraak met de woorden:

"Het staat hier, niet alleen als een teeken onzer vriendschap, doch ook als een eere-saluut aan den man, wiens doode lichaam hier bij zijn loopgraven rust, doch wiens geest zal blijven leven in ons aller dankbare herinnering."

Klik hier voor een uitvergroting
Graf van Dirk Sluis aan de Munnikenweg (1940)
Klik hier voor een uitvergroting
Graf van Dirk Sluis aan de Munnikenweg (1940)
Klik hier voor een uitvergroting
Graf van Dirk Sluis aan de Munnikenweg (1940)

Postuum onderscheiden

Nog in 1940 werd onder leiding van overste Nierstrasz een uitgebreid onderzoek gestart naar de gebeurtenissen in mei 1940. Bijzonder uitgebreide aandacht was er voor de strijd om de Grebbeberg en directe omgeving. Vermoedelijk als gevolg van een voordracht voor een onderscheiding voor Dirk Sluis werd de nodige moeite ondernomen om de handelingen van zijn eenheid in kaart te brengen.

Op 1 maart 1941 volgde een aanbeveling die, hoewel gebaseerd op beperkte beschikbaarheid van gegevens, als volgt luidde:

"Op grond van het vorenstaande, staat mijns inziens vast, dat Kapitein Sluis zich door berichten omtrent terugtrekken van anderen niet heeft laten afbrengen van hetgeen hij meende, dat zijn plicht was. Zijn compagnie (deel) bevond zich des morgens te ongeveer 5.00 uur nog ter plaatse, terwijl hij, indien hij bevelen had ontvangen, reeds te 3.00 uur zou zijn afgemarcheerd. Dit steekt scherp af bij het optreden van tallooze anderen, die onder de heerschende omstandigheden maar al te zeer bereid waren, een gerucht omtrent terugtrekken als een bevel op te volgen.
Dat hij geen bevel voor het teruggaan heeft ontvangen, vond zijn oorzaak in de omstandigheden en den weinig juisten kijk, die onze officieren in het algemeen op "bevelvoering" hebben. (...)
Op grond van het vorenstaande kan ik aanleiding vinden, den Kapitein Sluis in aanmerking te brengen voor eene eervolle vermelding met de volgende omschrijving:
Met een zeer klein deel van zijn compagnie deel uitmakende van een niet voorbereide opstelling, waarin het teruggaan van de Divisie moest worden beveiligd, geen bevel voor het teruggaan hebbende ontvangen, geweigerd gehoor te schenken aan geruchten omtrent het terugtrekken van nevenonderdeelen, tot het uiterste stand gehouden en daarbij gesneuveld.
"

Het duurde nog tot mei 1946 voordat deze aanbeveling werd geconcretiseerd en de onderscheiding met de Bronzen Leeuw (postuum) werd toegekend.

In september 1970 werden de stoffelijke resten van Dirk Sluis overgebracht naar het Militair Ereveld op de Grebbeberg en sindsdien vormt grafnummer 46 in rij 3A zijn laatste rustplaats.

Klik hier voor een uitvergroting
Schrijven aan mevrouw Sluis-De Jong (voorzijde) (10 mei 1941)
Klik hier voor een uitvergroting
Schrijven aan mevrouw Sluis-De Jong (achterzijde) (10 mei 1941)
Klik hier voor een uitvergroting
Graf van reserve-kapitein Dirk Sluis (10 april 2011)

Gereconstrueerde namenlijst eenheid Sluis (onvolledig) in grendelstelling (13/14 mei 1940)

3-I-10 R.I.
Naam + rang
Functie
Opmerkingen
reserve kapitein D. Sluis
commandant
gesneuveld 14 mei 1940
soldaat P. de Feber (of Feber)
ordonnans
dpl. sergeant Gaasbeek
-
tirailleurs
dpl. sergeant Koeiemans
-
tirailleurs
dpl. sergeant Mul
groepscommandant
tirailleurs
dpl. sergeant Bax
groepscommandant
tirailleurs
dpl. korporaal De Zwarte
-
behorende tot onderdeel van sergeant Bax
dpl. sergeant-toegevoegd A. Versluis
commandant
commandogroep
dpl. soldaat A.J. Kuijk
-
commandogroep
dpl. soldaat L. Goldkorn (of Goldhoorn)
-
commandogroep
dpl. soldaat De Groot
-
commandogroep
dpl. soldaat M. Moll
tamboer
commandogroep, gesneuveld 14 mei 1940
dpl. soldaat H.H. Banning
-
commandogroep, gesneuveld 14 mei 1940
dpl. soldaat J. Koolhaas
-
commandogroep, gesneuveld 14 mei 1940
dpl. soldaat G.J. Nelis
-
commandogroep, gesneuveld 14 mei 1940
dpl. soldaat Chr.F. van Ommeren
-
commandogroep, gesneuveld 14 mei 1940
dpl. soldaat P. Reedijk
-
commandogroep, gesneuveld 14 mei 1940
dpl. soldaat Van den Brink
-
commandogroep
dpl. soldaat uit Uden
-
commandogroep, naam onbekend, mogelijk A.J. van Kuijk, zeker niet Goldhoorn of Van Brink


4e sectie M.C.-I-10 R.I.
Naam + rang
Functie
Opmerkingen
dpl. sergeant J.J. Munter
stukscommandant
dpl. korporaal Kuyk
-
ingedeeld bij stuk Munter
dpl. sergeant L.J.C. van Leeuwen
stukscommandant
gesneuveld 14 mei 1940
dpl. korporaal J. van Honschooten
-
ingedeeld bij stuk Van Leeuwen, gesneuveld 14 mei 1940
dpl. soldaat A. van Gent
-
ingedeeld bij stuk Van Leeuwen, aan verwondingen overleden 19 mei 1940
dpl. soldaat H.C. Stuut
-
gesneuveld 14 mei 1940
dpl. soldaat J. Mostert
-
gesneuveld 14 mei 1940
dpl. soldaat De Bree
-
dpl. soldaat Kraak
-
dpl. soldaat De Joode
-

Geraadpleegde bronnen

  • Foto's en brieven verkregen via familie
  • Verslagen NIMH betreffende 3-I-10 R.I.
  • Verslagen NIMH betreffende I-19 R.I.
  • Verslagen NIMH betreffende I-20 R.I.
  • Boek Veldprediker in mobilisatietijd - J.G. Knottnerus & M. Brink - ISBN 90-808874-1-2
  • Boek Ergens in Nederland - M. Brink & C. Cramer - ISBN 90-6423-501-5
  • Rondzendbrief no. 7 - 10e Regiment Infanterie - Mei 1942 door G.J.C. Enderman Jr.
  • Herinneringsalbum majoor Knol, commandant I-10 R.I.
  • Luchtfoto nr. 1577 - Wageningen UR, Bibliotheek - Speciale Collecties: Grebbelinie 1939
  • Hoofddeel III deel 3 van het Stafwerk: De operatiën van het veldleger en het Oostfront van de Vesting Holland
  • Archief gesneuvelde Nederlandse militairen mei 1940 - lt.kol. b.d. E.H. Brongers

Met speciale dank aan Martin Brink (Veenendaal) en Henk Deys (Rhenen) voor het verstrekken van documentatie/aanwijzingen m.b.t. kapitein Sluis en omgeving grendelstelling.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 8.15 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 8.39 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 3
(PDF, 28.24 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 4
(PDF, 576.23 KB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 5
(PDF, 604.76 KB)