Verhoor van reserve-eerste luitenant G. Mink

Verhoor op Vrijdag 14 Juni 1940.

Reserve 1e Luitenant G. Mink. Sectiecommandant M.C.-II-8 R.I. Couperusstraat nr. 12 te Arnhem.

  Ik was commandant van de kazematten 24 en 25 en van een open opstelling. Van de kazematten 20, 21 en 22 was de sergeant Weijers commandant. De nr's 27 en 28 waren onder commando van Vaandrig Barends.
  De zware mitrailleur in onze opstelling ten Zuiden van Kruiponder moest vuur brengen op den kunstweg naar Wageningen, maar had zeer slecht zicht.
  Ik had mijn commandopost bij den Luitenant Vos. Zaterdagmorgen om 9.00 uur kwamen de voorposten terug over de Grift. Ik weet niet van welk regiment zij waren. 't Waren alleen soldaten: ze zijn aanstonds doorgezonden naar Kapitein Wiersinga. Om plm. 11.00 uur bemerkten we, dat er stoottroepen in het voorterrein zaten.
  Ze waren volkomen onzichtbaar, maar we werden beschoten vanuit de oude voorposten-opstellingen. Ze kwamen steeds dichterbij. We kenden de situatie bij Kruiponder niet voldoende: door de stellingbouw en door het gebrek aan officieren bij de compagnie bestond er geen gelegenheid om het voorterrein en de opstellingen grondig te verkennen.
  We kenden zelfs de officieren niet!
  Door afsluitingsvuren van M.C.-III-19 R.I. en vooral artillerie is de vijand weer afgeslagen. In den nacht zijn ze weer teruggekomen, zelfs over de Grift. Zondagmorgen hebben we nog uitrustingstukken en karabijnmitrailleurs opgehaald. Met mijn eigen compagnie-commandant heb ik geen contact gehad: met den Kapitein Wiersinga wel. Hij heeft uitdrukkelijk order gegeven en 't was ook trouwens bekend, dat standgehouden moest worden.
  Zondagmiddag plm. 16.00 uur kwamen een paar sergeants in onze commandopost met de mededeeling, dat de geheele dijk leegliep. Luitenant Vos zou daarvan den Kapitein op de hoogte stellen. Ik ben buiten gaan kijken en zag langs de heele dijk groepen vluchten, soms wel 10 man sterk. Ik heb ook mitrailleurs zien wegdragen. Alles ging in Westelijke richting. De artilleriebeschieting der Duitschers breidde zich van het Zuiden naar het Noorden uit.
  Onze bedoeling was om van stelling te veranderen. De Luitenant Vos was bang om afgesneden te worden. We hadden den indruk, dat ze reeds 's nachts om ons heen zaten. We hebben ons 's nachts zoo goed mogelijk den vijand van het lijf gehouden, zelfs met handgranaten. Maar zondags was de Westelijke oever vrij van vijand. Ons plan was nu om Noord-waarts een opstelling in te nemen, links aangeleund aan de inundatie, rechts aan het vak van 19 R.I. De Adjudant Bison was weg, waarvan we geen bericht hebben gehad.
  Ook den Luitenant Koerselman heb ik niet meer gezien. Met den Kapitein Wiersinga hadden we geen contact meer, want de telefoonverbinding was door het artillerievuur verbroken. Ordonnansen hebben we niet gezonden, omdat we de verandering in de opstelling via 19 R.I. wilden doorgeven. Met het geven van onze bevelen, wat met spoed moest gebeuren, hadden we trouwens al onze aandacht noodig. Nadat we den nacht van Zaterdag op Zondag goed waren doorgekomen, was het moreel van onze troep goed. Enkele bangerds hadden we teruggezonden. We zijn niet uit angst teruggegaan. We meenden het beste te doen, wat mogelijk was.
  Ik had de mitrailleur uit kazemat 25 gaarne een andere opstelling willen geven, maar durfde dit niet te doen, omdat ik bang was het voorbereide vuurplan in de war te sturen.
  Door voortdurende werkzaamheden in onze omgeving veranderde bovendien de situatie steeds weer.
  Ons plan is echter mislukt. Door het artillerievuur is het personeel de kop kwijtgeraakt. De gaten in de versperring zijn niet geknipt door de menschen, die daarvoor aangewezen waren (namen weet ik niet). Desondanks hadden ze er best over kunnen komen, wanneer ze maar over de versperring waren gegaan. Ik heb nog getracht mijn mensen bij elkaar te houden, maar kwam in het infanterievuur, dat door het gat in de dijk op mij werd gebracht, terecht.
  De boerderij Kruiponder was een ernstig beletsel voor de verdediging van de stelling.
  Een sergeant heeft nog gepoogd de boerderij Kruiponder in brand te steken (sergeant van Amerongen), hij is gewond teruggekomen. Daarbij was de soldaat Bor. De brand is niet gelukt. We hadden ook artillerievuur op de boerderij aangevraagd, maar de artillerie durfde dat niet aan. We hadden ook veel last van bootjes en een baggermolen, die we in den grond hebben geschoten. We hebben voldoende aanvalshandgranaten gehad; ook verdedigingshandgranaten. Maar zonder slagpijpjes. De munitie-aanvoer ging goed langs het smalspoor.
  De granaten der Duitsche artillerie waren van niet zwaar kaliber. We zaten dan ook vrij veilig en zijn niet uit lijfsbehoud naar de gewijzigde opstelling gegaan, die beslist minder veilig was.
  Kazemat 24 stond veel te laag door het opwerpen van de inundatie/kade ter plaatse. Hierop was reeds tevoren attent gemaakt en er is over gesproken de kazemat omhoog te takelen. De lacune in de vuuruitwerking hebben wij opgevuld door vuursteun van M.C.-III-19 R.I.
  Toen wij bij 19 R.I. waren aangekomen, zijn we via de Frieschesteeg naar de Dijksche Weg gegaan. Daar kwam ik Luitenant Vos tegen. We hadden willen gaan naar de commandopost van II-8 R.I., maar de Luitenant Vos kwam met 6 van zijn 30 man uit het bosch en zeide, dat hij eruit geschoten was. Ook op de Dijksche Weg werden we nog met granaten beschoten. We zijn niet naar den Kapitein Wiersinga gegaan, omdat de verbindingen met hem verbroken waren en wij dachten dat hij niet meer ter plaatse was.
  Ik heb bij M.C.-III-19 R.I. de Kapitein Schuhman niet gesproken.

Voorgelezen, volhard en geteekend:

w.g. G. Mink.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.69 MB)