Een droeve tocht door de gevechtsterreinen van de Grebbe-linie
EERSTE BLAD. | DE GRAAFSCHAP-BODE | VRIJDAG 17 MEI 1940. |
Wageningen en Rhenen à la Yperen tot afzichtelijke puinhopen misvormd.
Wat de Stationschef van Rhenen vertelde....
Nu de wel zeer bijzondere omstandigheden er toe hebben geleid, dat "de pers" haar taak moet trachten te vervullen zonder "Telex"-apparaat, zonder telefoon-, telegraaf- en postdienst en onder strenge censuur van de militaire Overheid, nu zijn ons krantenmenschen weinig mogelijkheden meer gelaten om een krant te vullen anders dan met officieele bekendmakingen, aangevuld met enkele spaarzame plaatselijke berichten.
Bij dezen stand van zaken hebben wij gemeend, dat de eenige uitweg, die ons gelaten is om actueel nieuws te brengen, niet ongebruikt mag worden gelaten, te weten de nieuwsreportage, gebaseerd op eigen persoonlijke waarneming. - Te dien einde hebben wij gisteren onze redactie-stoel verlaten en verwisseld met de auto, en hiermee ondernamen wij
een interessante, maar huiveringwekkende tocht via
Westervoort - Arnhem - Oosterbeek - Renkum - Wageningen - Bennekom en Rhenen.
Via Terborg - Zeddam - Wehl - Didam en Zevenaar bereikten wij gistermiddag 2 uur Westervoort, waar de eigenlijke "oorlogsvoering" bij deze reisbeschrijving een aanvang nam. De weg derwaarts toonde reeds vele sporen van den krijg in den vorm van vernielde huizen, boerderijen, tot kwasten afgedraaide boomen het druk beweeg van Duitsche militaire auto's en afdeelingen telefoon wegenbouw, fourage-troepen en dergelijke en zoo arriveerden wij bij de eertijds zoo trotsche Rijnbrug bij Westervoort, die een jammerlijk beeld van verwoesting toonde en in drie stukken verwrongen en doorgebogen neerhing tot een vormelooze massa. Over de houten hulpbrug, op enkele honderden meters links hobbelden wij naar de fortificaties rondom. Vandaar ging het naar Arnhem, waar evenzeer "das Militair" in alle opzichten domineert. Een druk beweeg van snel-rijdende colonnes en leger-auto's, waarbij opvallend veel Roode-Kruis-afdeelingen, gingen als een bonte film aan ons oog voorbij en via Onderlangs bereikten wij den weg naar Oosterbeek, die eveneens druk bezet en bereden was door afdeelingen van een leger op doortocht naar elders. Vandaar bereikten wij via Heelsum het dorp Renkum, het eigenlijke voorterrein van de Grebbelinie, waar, zooals bekend, de oorlog in grooter verband met zware gevechten een aanvang had genomen. De Lezer begrijpe ons, als wij hier volstaan met enkele grepen. De berichtgeving moet nu eenmaal sober en beperkt blijven, wil zij kans maken op openbaarmaking. Derhalve zullen wij verder volstaan met
een samenvatting van onze voornaamste indrukken,
die hier in "telegramstijl" mogen volgen. Vele huizen waren doorschoten en jammerlijk vernield en overal sporen van den krijg, althans van voorposten-gevechten, die het terrein moesten vrijmaken voor den doortocht. Even buiten het dorp bij den afweg naar het bekende Sanatorium "Oranje Nassau-Oord" werden wij aangehouden met de mededeeling, dat de weg naar Wageningen versperd was en wij slechts via een boschweg langs het Sanatorium over Bennekom de stad der Landbouw-Hoogeschool konden bereiken. Het Sanatorium zelve bleek ongeschonden, schoon rondom dit schoone bouwwerk de strijd in al zijn hevigheid had gewoed. Wij spraken hier een boer, die per fiets onderweg was en ons den weg wees en die ons en passant mededeelde, dat
te Renkum zes boeren tijdens het melken onder de koeien door geweerkogels gedood
waren. "Wij vroegen den Hollandschen commandant of er nog gelegenheid was om de koeien te melken en kregen ten antwoord: Ja, daar is nog tijd voor, doch over een uur kunnen de Duitschers hier zijn. Wij vertrouwden hierop, doch nog geen vijf minuten later huilden de kogels door de weilanden en werden zes boeren onder de koeien doodelijk getroffen. Ik zelve dank mijn leven aan het feit, dat mijn paard vlak bij mij stond. Het arme dier, dat mij onwetend beschermde, plofte neer en ik stoof opzij. Ik kroop op handen en voeten door het weiland naar den boschrand en verschanste mij in het struikgewas, waar ik in doodsangst op een groep militairen stiet. Ik hief mijn armen omhoog en schreeuwde luidkeels dat ik een Hollander was. De Nederlandsche soldaten lieten mij verder ongemoeid en raadden mij naar huis te kruipen in den kelder. Zij vertelden mij nog, dat ze geen van allen meer patronen hadden en in enkele minuten hun 28 scherpe piepers kwijt waren geraakt en nu enkel op hun bajonetten konden steunen. Bij mij thuis aangekomen trof ik daar in den kelder drie Hollandsche soldaten, die ook geen patronen meer hadden en hier gelaten zaten te wachten op wat verder komen ging ......"
Via allerlei kleine versperringen door boomtakken en granaattrechters hobbelden wij verder door de bosschen tot de grintweg naar Bennekom bereikt was. Het vriendelijke pensiondorp was zwaar geteisterd en vrijwel geen enkele woning was gespaard. Overal gehavende huizen met wapperende gordijnen, doorschoten muren en daken. Wij vervolgden onze reis en
zoo bereikten wij weldra Wageningen, dat een jammerlijk beeld van verwoesting toonde.
De stad bleek grootendeels verwoest en in de straten zagen wij de sporen van hevige gevechten. Het meerendeel der huizen en de vele fraaie winkels waren tot wanstaltige puinhoopen misvormd. De inhoud der etalages lag her en der over de straat en in hopelooze wanorde verspreid en uit enkele ruïnes steeg de rook nog in dichte kolommen omhoog. De prachtige modeldrukkerij "Vada" was met den grond gelijk. De gebouwen der Landbouw-Hoogeschool bleken tamelijk gespaard, al hadden ook deze veel te verduren gehad.
In een plantsoentje in één der buitenwijken lagen enkele Duitsche militairen begraven. De houten kruizen met de helmen er bovenop en een sobere bloemversiering voltooiden deze primitieve "laatste rustplaats" der gevallen krijgers. In het gras van het park rondom liepen een zestal paarden onbeheerd wezenloos rond.
Een Duitsche wacht stond ons toe verder te rijden richting Rhenen. Hoe meer wij vorderden in de richting van de Grebbeberg, hoe dieper en afzichtelijker de sporen werden van den krijg. Links en rechts langs den weg passeerden wij grafheuvels van gevallen Duitschers, die door hun kameraden ter eeuwige ruste waren gelegd. Dan passeerden wij links
een boomgaard, waar een 40-tal doode legerpaarden werden begraven.
Het betrof hier een herstelplaats van gewonde legerpaarden. De Duitsche schildwacht zeide ons, dat een 60-tal paarden hier bijeen was, toen een zware bom in den boomgaard viel, waardoor 40 paarden werden gedood en de rest werd verminkt. Men was bezig de arme dieren, die met gezwollen lichamen zielig ter neer lagen, in den grond te graven. Ook verder langs den weg zagen wij veel koeien en paarden dood in de bloemenweelde der voorjaarsweide.
Zoo bereikten wij Lexkes-veer en sloegen rechts af, waar de Grebbeberg werd bereikt. Wij passeerden de jammerlijkste verwoestingen, maar ook de lichamen van tientallen ontzielde strijders. Hollanders zoowel als Duitschers, die links en rechts in de bermen en in de boschranden door het doodend lood waren achterhaald en die ons de overtuiging schonken, dat
de Grebbeberg een oord van verschrikking, een doodenberg,
kan worden genoemd.
Wij zullen den Lezer de afschuwelijke waarnemingen sparen omdat ze te gruwelijk en te pijnlijk voor den menschelijken geest moeten worden geoordeeld om dit veelomvattende drama nader te schilderen. Vooral in de omgeving van Ouwehand's Dierenpark moet allerhevigst en bloedig gestreden zijn. Hier vonden wij een uitgebreide staf van doktoren, verpleegsters, Roode Kruis personeel en helpers en helpsters bezig met het verzamelen der gevallenen, die bij vele honderden langs de wegen en in de bosschen werden aangetroffen en waarvoor massa-graven werden ingericht. Alle tafereelen, die ons met ontzetting vervulden. Wij reden verder en bereikten de stad
Rhenen, dat à la Yperen tot een puinhoop is geslagen,
doch waar, evenals in Wageningen, geen burgers zijn gedood
doordat deze in allerijl geëvacueerd zijn naar Ridderkerk en Bergambacht. Het aantal militairen, dat hier den heldendood vond, is echter zeer hoog. Wij spraken daarover met den brigadier der Rijksveldwacht Van Doesburg, die ons mededeelde dat vele soldaten uit den Achterhoek hier moedig en kranig gevochten hadden. Namen en plaatsen van afkomst zullen wij om begrijpelijke redenen verzwijgen. Hij deelde ons mede dat morgen, d.w.z. heden Vrijdag, de verzamelde lijken in massagraven zullen worden te ruste gelegd, nadat de identiteitsplaatjes opgezonden zijn naar het Roode Kruis in Den Haag.
Zondagmiddag - zoo vertelde ons brigadier Van Doesburg - verschenen de Duitschers op den Grebbeberg en waren weldra in zware gevechten gewikkeld met de Nederlandsche troepen, die als leeuwen tegen de overmacht optornden. Maandag-middag kwamen de Duitschers echter met zulk een geweld en kracht naar voren met behulp van zware artillerie, dat er geen houden meer aan was en de sterkste stellingen genomen werden onder moordend vuur.
Rhenen en Wageningen waren toen beide gedeeltelijk in brand en puin geschoten en de resultaten hebt U gezien. Wageningen, dat in handen was der Duitschers, is door de Hollanders grootendeels platgeschoten.
Woensdagmiddag om 4 uur werd nog steeds op den Grebbeberg gevochten,
echter bij vergissing, Overste Hennink, die met zijn compagnie zich verschanst had, wist van de overgave niet af en ...... bleef doorvechten. Toen de witte vlag omhoog ging en de Duitschers hem beduidden dat Holland zich overgegeven had. Met de tranen in de oogen hield overste Hennink een toespraak tot zijn mannen en bracht hun hulde voor hun moed en dapperheid.
Brigadier Van Doesburg wees ons voorts op een massagraf van 144 Duitschers, in den voortuin van een villa in de buurt en was ons verder zeer van dienst met allerlei inlichtingen.
Ook hadden wij
een onderhoud met den Stationschef te Rhenen, den heer J.H. Huijdink,
die ons schildering gaf van het vele oorlogsleed, dat de stad had doorstaan. Hij vertelde ons, hoe hij er in geslaagd was een aantal wagens en rijtuigen nog naar Zeist te doen rangeeren.
Vijf spoormenschen uit Amersfoort, die per fiets Rhenen bereikten, reden achter elkaar. De achterste man reed echter op een landmijn terzijde van het fietspad in de struiken en vond op jammerlijke wijze den dood toen deze landmijn ontplofte.
Een merkwaardige redding.
Bij de houtopslagplaats bij de brug over de over de Grebbe vond de heer Huijdink Pinkster-Maandag tusschen de vele gesneuvelden een Hollandsche soldaat, die zowaar teekenen van leven gaf. Hij zat vastgekneld tusschen twee zware houten schotten. Toen ik hem aansprak stamelde hij nauwelijks hoorbaar: "Dorst, dorst !!" Ik bracht hem water en zorgde dat hij spoedig verlost werd. Hij kwam toen bij stem en zeide: "Vier dagen en nachten heb ik hier bekneld gezeten, vier dagen en nachten ook heb ik gebeden. Ik wist, dat ik gered zou worden. U bent mijn redder. Blijf bij me en ga niet weg. Ik zal U nooit vergeten en zoodra ik beter ben kom ik U opzoeken ..... ".
De heer Huijdink heeft de arme stakker naar het Roode Kruis doen vervoeren, evenals zijn makker, die doodelijk verminkt onder hem lag.
Vermelden wij ten slotte, dat wij getuige waren van
een massa-begrafenis in de buurt van Ouwehand's Dierenpark,
waar ten aanschouwe van enkele honderden Duitschers en Hollanders 112 gesneuvelden bijeen in een grooten kuil ter ruste werden gelegd. Daarnevens lagen nog een 60-tal Hollandsche en Duitsche krijgers die daarna begraven zouden worden.
Een Duitsche veldprediker hield een treffende lijkdienst. Hij zeide dat hier over deze graven de gedachte aan haat moest worden weggewischt, Duitschers en Hollanders streden hier zeer dapper voor hun Vaderland en beide hebben toch dit gemeen dat ze één God hebben. En God is sterker dan de dood. Hij bracht hun dank en hulde voor hun moed en dapperheid.
De eere-saluutschoten knalden dan uit de karabijnen.
De veldprediker besloot met het bidden van het "Onze Vader", gaf den zegen en besloot met het gezamenlijk doen zingen van "Ich hatt ein Kameraden".
Diep ontroerd klonk de zang door het loover der bosschen rondom en velen werd hier de ontroering te machtig. Het was een aangrijpend gebeuren, dat de honderden die er getuige van waren, niet licht zullen vergeten.
Bron: krantenartikel uit De Graafschap-Bode van vrijdag 17 mei 1940
|