Herdenkingsplaat 'Laatste gevecht aan de Grebbelinie'

In 1950 heeft de uitgeverij M. Stenvert & Zoon twee herdenkingsplaten uitgebracht met een daarbij behorend 37 bladzijden tellend boekje met een beknopt verslag van de oorlogsjaren. De platen, ontworpen door Stan de Reuder, beelden twee historische momenten uit die oorlog af, namelijk de slag om de Grebbeberg in mei 1940 en de uiteindelijke capitulatie van het Duitse leger in mei 1945 te Wageningen. Hieronder volgen de twee fragmenten uit het genoemde boekwerkje "Neerlands Ondergang en Herrijzenis", eveneens van Stan de Reuder, welke betrekking hebben op de twee herdenkingsplaten.

DE SLAG AAN DE GREBBELINIE 11-14 MEI 1940

Onze weerstand aan de sterke Grebbestelling stortte binnen enkele dagen ineen. Waarom?

"Daar is allereerst de allesoverheersende factor van 't moreel. De morele weerstandskracht van onze troepen, ook van die op de Grebbeberg, was, vele loffelijke uitzonderingen daargelaten, niet groot. En zulks valt ook waarlijk niet moeilijk te begrijpen, als we denken aan de defaitistische propaganda, welke zo lange jaren tegen ons leger was gevoerd en op de duur uiteraard haar wrange vruchten had gedragen.... Voeg daarbij de geheel onvoldoende materiële uitrusting onzer troepen, het totaal ontbreken van vechtwagens en het nagenoeg ontbreken van een luchtmacht of luchtdoelbestrijdingsmiddelen, waardoor zich bij de troep een militair minderwaardigheidscomplex vormde, dan liggen de redenen van de ineenstorting voor 't grijpen."

(Uit "Beknopt overzicht der krijgsverrichtingen der Koninklijke Landmacht"
in opdracht van de minister van Oorlog samengesteld door de Generale Staf.)

Bovendien werkte de inundatie van de Grebbelinie niet. Het gemaal, dat deze belangrijke inundatie moest verzorgen, moest nog worden gebouwd. Het voorterrein der gevechtsstellingen stond aan de ene zijde vol directieketen, aardhopen etc., aan de andere zijde prijkten de talrijke boomgaarden in volle bloei. Hier was helemaal geen zicht voor de artillerie, maar reusachtig goede dekking voor de aanvaller.
De Duitse aanval richtte zich voornamelijk tegen 't achtste Regiment Infanterie van de IVe Divisie en werd hoofdzakelijk uitgevoerd door de 207e Divisie en de S.S. Standarte: "Der Führer".
Op 11 Mei om ongeveer 17.30 waren onze voorposten tussen Renkum en Wageningen teruggeworpen. Op 12 Mei om ongeveer 14.00 uur braken de Duitsers door bij de slechts half vernielde sluis van de Grift of Grebbe. Zij wisten door een holle weg, die niet onder vuur lag, tot in de eerste linies door te dringen. Ze gaven hierbij hevig en goed gericht artillerievuur af. Van Nederlandse zijde begonnen nu tegenstoten om 't terrein te heroveren. Maar ze hadden geen succes. In de avond van 12 Mei slaagden de aanvallers erin om door te dringen tot aan de spoorbaan bij 't viaduct te Rhenen. De troepen, die de voorposten en de hoofdstelling hadden ingenomen waren in paniek over 't viaduct naar 't Westen gevlucht.

Klik hier voor een uitvergroting
Herdenkingsplaat 'Laatste gevecht aan de Grebbelinie' (1950) » meer
Een afdeling Koninklijke Marechaussee onder aanvoering van kapitein Gelderman, die ter beschikking was van de commandant van 't IIe legerkorps, werd mee naar voren gezonden, om te trachten de vluchtelingen tegen te houden, hen moed in te spreken en aan de Westzijde van de spoorbaan een nieuwe verdedigingslinie te vormen.
Toen genoemde Kapitein met zijn troep ter plaatse kwam stroomden honderden soldaten als een verwarde troep over 't viaduct. Ze waren radeloos door de snelle stoten en 't hevige artillerievuur van de vijand, waarbij nog een aanval van bommenwerpers kwam.
Aan de kapitein bleef niets anders over, dan met een aantal mannen van het IVe Regiment Huzaren zelf de verdediging van de spoorlijn ter hand te nemen. Men plaatste een stuk geschut op de weg, dat 't viaduct kon bestrijken, doch reeds na 't tweede schot werd het door het Duitse vuur van de weg geschoten.
Behalve de twee genoemde onderdelen van Koninklijke Marechaussee en IVe Regiment Huzaren waren er nog manschappen van andere Regimenten langs de spoorbaan gelegerd.

Op 12 Mei, even na de middag werd 't viaduct opgeblazen (afbeelding is gemaakt volgens een zeldzame foto van een officier). De weinige manschappen vochten dapper. Ze hielden de vijand, die zeer talrijk was met hun weinige wapens tegen. (Een mitrailleur en geweren.) Vanuit de tegenoverliggende houthandel, vanuit een venster op de hoek bij 't viaduct en zelfs van onder een vrachtauto en vanuit een verkoopstentje vuurden de Duitsers. Voortdurend deden ze uitvallen om dit laatste Hollandse mitrailleursnest te vernietigen. Zelfs gebruikten ze groepen Hollandse krijgsgevangenen als dekking. Doch alles mislukte. Dit Hollandse weerstandspunt hield stand.
Gedurende de nacht, die op deze bloedige middag volgde, gaven de Duitse kanonnen een heftig en aanhoudend vuur af op de spoorbaan. Voortdurend werden door doorgebroken patrouilles de stellingen beschoten.

In de morgen van de 13e Mei ging de vijand voort met zijn aanvallen op de stoplijn. In 't Paviljoen "de Grebbeberg" nabij Ouwehand's Dierenpark sneuvelde op deze dag de commandant van 't 8e Regiment Infanterie. Heftig hebben zij gevochten en nadat 't grootste deel der verdedigers was gesneuveld, viel de commandant zelf als laatste slachtoffer. Toen pas was de weerstand gebroken.
Ook deze hele dag deden de Duitsers nog pogingen om bij 't viaduct de spoorlijn te overschrijden, doch dank zij de dappere verdedigers van deze smalle lijn, hadden ze geen succes.

Meer Noordwaarts van de Grebbeberg werd door de Nederlandse legerleiding een tegenaanval beraamd op 13 Mei.
De voor de tegenaanval aangetrokken troepen kwamen uit het land van Maas en Waal. Ze waren oververmoeid, gedeeltelijk werden ze te voet aangevoerd over wegen, die vol waren met vluchtelingen; ze kwamen in onbekend terrein en waren onvoldoende geoefend en bewapend. Ze kregen geen steun van artillerie. Bovendien, en dat was geen wonder, kwamen ze niet om half vijf doch pas om 7 uur in de gevechtsstelling aan. Dus bij daglicht. Hun terrein lag open naar de vijand en die aarzelde niet om een goed gericht artillerievuur op hen te openen. De eerste bataljons werden daardoor uit elkaar geslagen. Toen daarop nog een heftige aanval kwam van bommenwerpers, sloegen de troepen in Noordwestelijke richting op de vlucht. 't Gelukte nog tijdelijk enkele bataljons vast te houden, doch de herhaalde bombardementen waren teveel voor de dodelijk vermoeide manschappen, zij sloegen ook op de vlucht en namen een groot deel van de stellingtroepen mee.

Na deze mislukking gaf de opperbevelhebber bevel om de troepen uit de Grebbestelling terug te trekken.
De mannen bij 't viaduct werden hiervan niet in kennis gesteld. Ze bleven vechten tot ze de ontdekking deden, dat hun tegenstanders waren weggetrokken. Die waren noordelijk van de Kunstweg en 't viaduct doorgestoten.
Toen 't stil werd in 't verwoeste stadje en aan de spoorbaan, trokken zij zich terug in een steenfabriek aan de Rijn. 't Was nog een handvol mannen. Maar zij hadden de voldoening de vijand voorgoed te hebben afgeslagen. Van de capitulatie op 14 Mei hoorden zij pas door een ambtenaar, die op 16 Mei de meter van de electriciteit kwam controleren. Wat een ontnuchtering na zulk een zwaar gevecht.

DE CAPITULATIE

In 't kort wil ik even de geschiedenis van de capitulatie vertellen, zoals ze op die beroemde vijfde Mei gebeurde in 't verwoeste en leeggestolen Wageningen.
De bevolking van de stad was in haar geheel geëvacueerd, zodat er geen toeschouwers waren.
Door een aparte telefoonlijn had luitenant-generaal Charles Foulkes, bevelhebber van het eerste Canadese leger, aan generaal-overste J. Blaskowitz bevel gegeven om een gezant te zenden om 't een en ander te regelen. Deze gezant, luitenant-generaal Reichelt, verscheen op de morgen om 11 uur en had een bespreking met Foulkes en Prins Bernhard.
Foulkes gaf aan Reichelt de opdracht aan generaal Blaskowitz de eis te stellen om des namiddags om 4 uur aanwezig te zijn in hotel De Wereld te Wageningen.

Klik hier voor een uitvergroting
Herdenkingsplaat 'De capitulatie te Wageningen' (1950) » meer
Tegen die tijd kwamen generaal Foulkes, Prins Bernhard, een vijftal officieren en een aantal reporters in Wageningen terug. Ze werden begeleid door een aantal manschappen van de gemotoriseerde Canadian Military Police.
Prins Bernhard reed voor in een grote Mercedes-Benz, die aan Seyss-Inquart had toebehoord.
Voorafgegaan door een aantal leden van de Canadian Military Police arriveerde precies op tijd de Duitse delegatie. Ze bestond uit generaal-overste Blaskowitz, luitenant-generaal Reichelt, de Duitse stafchef en een sergeant-secretaris.
Voorop kwam een open groengrijze wagen met witte vlag en een oude, gedeukte wagen met camouflagekleuren. Hotel de Wereld werd afgezet door de Canadian Military Police.

Toen de Duitsers binnen kwamen viel er een doodse stilte. Blaskowitz was erg afgemat en in hoge mate nerveus. Ze groetten correct militair en hun groet werd beantwoord. Daarna gingen Foulkes en z'n gezelschap zitten en wel (zie de plaat) Prins Bernhard, Brig. Gilbride, generaal Foulkes, Brig. Kitching, de tolk.
De Canadese generaal gaf hierna de Duitsers verlof om eveneens te gaan zitten. Duitse sergeant-tolk, generaal-overste Blaskowitz en luitenant-generaal Reichelt. Deze laatste staat niet op de plaat, omdat ze gemaakt is naar een foto, die genomen is tegen 't einde der bijeenkomst. Toen was Reichelt afwezig, om een typemachine te zoeken.

Eerst stelden de beide opperbevelhebbers zich aan elkaar voor en daarop vroeg Foulkes waarom Seyss-Inquart er niet bij was. Aarzelend deelde Reichelt mede, dat Seyss-Inquart per boot naar Dönitz in Duitsland was. Hij voegde er aan toe, dat hij zeker terug zou komen, waarop Foulkes verzekerde, dat hij hem dan goed zou ontvangen.
Daarop las Foulkes de capitulatie-overeenkomst van Lüneburg voor tussen Montgomery en Friedeburg. De tekst werd direct vertaald.
Foulkes stelde de overbodige vraag of Blaskowitz bereid was te onderhandelen, waarop deze bevestigend antwoordde. De Canadese generaal vestigde er de aandacht op, dat Prins Bernhard aanwezig was, als commandant der Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Hierop sprongen de Duitsers in de houding, doch de Prins negeerde dat saluut en stak een sigaret op.
Daarna werden de capitulatievoorwaarden een voor een behandeld. Blaskowitz stemde in alles toe.

De voornaamste punten van de capitulatie waren:

  1. Inlichtingen over alle militaire zaken moesten voor Zondag 4 uur aan de Britse bevelhebber worden verstrekt.
  2. De Duitse troepen moesten ontwapend worden en 't oorlogsmateriaal op de aangegeven plaats verzameld worden.
  3. De bewakers der concentratiekampen moesten onverwijld gearresteerd worden.
  4. De Duitsers moesten alle mogelijke hulp bieden bij de zo hoog nodige voedselvoorziening van het Nederlandse volk.
  5. De Duitse troepen moesten zich onder bevel van hun officieren in bepaalde gebieden concentreren.
  6. Vijandelijke elementen, die het vuur zouden openen op Nederlanders zouden als oorlogsmisdadigers behandeld worden.
  7. Niemand mocht in burgerkleding onderduiken.

Reichelt probeerde een schrijfmachine te krijgen, doch in 't verwoeste Wageningen was dit toestel niet te vinden. Blaskowitz vroeg enige bedenktijd en Foulkes gaf hem het ontwerp ter bestudering tegen bewijs van ontvangst.
Blaskowitz bracht nog in 't midden, dat de afvoer der Duitse troepen het beste over zee zou kunnen geschieden, waarop Foulkes vroeg, of dit dan de grote operatie over zee was, waar de Duitsers zo lang naar hadden uitgekeken.
Boven de afbeelding der capitulatie is een allegorie getekend: de Nederlandse maagd met gebroken boeien en de palmtak van de vrede in de hand treedt juichend weer naar voren in 't volle licht.
Achter haar ontplooit een soldaat van de Irenebrigade de Nederlandse vlag. Naast haar staan haar bevrijders: een Canadese, een Engelse en een Amerikaanse soldaat. Achter marcheren wanordelijke Duitse troepen weg. En alles speelt zich af om de gloriezon van 5 Mei - de dag, die wij nimmer mogen vergeten.

Bron: Neerlands Ondergang en Herrijzenis, auteur Stan de Reuder,
uitgegeven door: M. Stenvert & Zoon Uitgevers te Meppel - Apeldoorn

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 41.45 MB)