Het avontuur op de Grebbeberg

Zij zagen de dood in de ogen

samengesteld door Rik Valkenburg

Fragment uit het boek 'Zij zagen de dood in de ogen' (1966), van de auteur Rik Valkenburg, wat kort ingaat op de belevenissen van Wachtmeester Van Ooyen van 2-III-8 R.A., gelegen op de Grebbeberg. Daarnaast wordt een gedeelte aangehaald uit het boekje 'Hu-Bo-Be' van de auteur S.J. Postma waarin beschreven een Nederlandse luchtaanval op Duitse artillerieopstellingen bij Wageningen.

Klik hier voor een uitvergroting
Zo zag wachtmeester Van Ooyen er uit toen hij voor zijn nummer diende en nog de korporaalsstrepen droeg.
Het is 10 mei 1940, 's morgens half vier. "Alarm!" ...... brult wachtmeester Van Ooyen. Gestommel en gerommel in de barakken. "Aantreden. Onmiddellijk!" ...... beveelt de wachtmeester verder. Een batterij veldartillerie [2-III-8 R.A.] gaat frontwaarts. Niemand weet het rechte ervan. Is het normaal alarm, een oefening dus, of is er werkelijk iets aan de knikker .....

Via Remmerden gaat de tocht naar Rhenen. De bestemming is bovenop de afgraving van de kalksteenfabriek "De Vogelenzang". Dichtbij de Rijn. Omdat er zoveel Duitse vliegtuigen in de lucht zitten, begrijpt men weldra dat het ditmaal geen loos alarm is. Overal wordt geschoten. Grauwe angst grijnst de mannen aan. Waar moet dit op uit lopen? Dof sjokken de zes paarden voor elk stuk geschut. Eén stuk is toevertrouwd aan het commando van wachtmeester Leen van Ooyen. Hij komt uit het westen van het land en is gelegerd in het nabije Veenendaal. Zes soldaten zijn aan zijn bevelen toevertrouwd: de richter, de lader en vier bedieningsmanschappen. De mannen zijn een beetje somber. Ze denken aan thuis. Aan hun verloofden of ouders.

Maar gelukkig dat Piet er is. Piet, de vriend van allen. De kantinebediende. Zijn opgewekt gebabbel vrolijkt de boel tenminste nog wat op. Hij heeft altijd praatstof. Fijne kerel, die Piet. Iedereen mag hem graag. Nooit vraag je Piet tevergeefs of hij je ergens mee wil helpen. "Jongens, ik heb een brief van mijn meisje gehad", schreeuwt hij van het ene stuk geschut naar het andere. "Het is te hopen dat je die nog een keer kunt beantwoorden", schreeuwt iemand terug. "Niet zo somber, maat" ...... merkt weer een ander op. Stukscommandant Van Ooyen glimlacht. Hij knipoogt een keer tegen Piet de Winter, de vrolijke soldaat uit Limburg.

"Opzethoogte zes!" ...... schreeuwt de sectiecommandant tussen de twee stukken geschut bovenop de afgraving. "Opzethoogte zes!" ...... geeft nu ook stukscommandant Van Ooyen door aan de richter. "Tempering zes en een half!" ...... Ja, het gevecht is in volle gang. Maar de vijand is niet zichtbaar. Steeds komen er instructies van hogerhand, welke nauwkeurig moeten worden opgevolgd. Honderden granaten suizen over de jongens. Soms exploderen ze niet ver bij hen vandaan. Meer dan een etmaal lang. Daarna gebeurt het. Het vreselijke! Op het zelfde moment, dat de Hollanders vuurden, klonk er een ontzettende klap dichtbij het stuk van wachtmeester Van Ooyen. Eén der jongens tuimelt tegen de grond. Er klinkt een kreet. Wie is het? .........

Ook wachtmeester Van Ooyen rent naar de getroffene. Ergens ligt een totaal afgerukte linkerarm. Van Ooyen buigt zich over de zwaargewonde. Het is Piet! ...... De jongen is katholiek, maar hij vraagt toch naar de dominee, want daar kon hij zo goed mee opschieten. De veldprediker komt en buigt zich over de jongen. Hij ziet wel dat het mis is. "Ik ...... ik ..... eh ...... m'n meisje! Doe ...... de groeten aan mijn meisje ...... en aan ...... mijn ouders. Ja?" ...... De veldprediker knikt: "Maak je maar niet ongerust, Piet. We zullen het zeker doen. Is er nog iets?" ...... Piet zwijgt even. Zijn lichaam trekt zich samen. Het lijkt wel of hij ergens over prakkiseert. "Ik ...... dominee ...... ik wil ..... ik ga sterven ...... ik wil be ...... begraven worden, als onbekende ...... soldaat. Ik ...... ik ......".

Klik hier voor een uitvergroting
De bestemming is bovenop de afgraving van de kalksteenfabriek "De Vogelenzang". Dichtbij de Rijn. (1955) » meer
Juist komt wachtmeester Van Ooyen, die teruggeroepen was bij zijn stuk geschut, er nu weer aanlopen, om naar Piet's welstand te informeren. Hij ziet Piet worstelen met de dood. Plots valt Piet's hoofd geheel opzij. Een zucht ontsnapt aan zijn jonge, geprangde borst ...... Dan wordt het stil. Piet, de vrolijke soldaat uit Limburg, is niet meer ......... De katholieke jongen, die ook door protestanten bemind werd ......

Piet wordt weggedragen. Aan zijn laatste wens zal worden voldaan ...... Maar het schieten vanaf de Wageningse Berg gaat door. Onophoudelijk suizen de projectielen over de hoofden van de soldaten, dan hier, dan daar inslaand. De luitenant geeft steeds bevelen, die hij weer telefonisch opvangt van het hogere commando. Een toren in Wageningen wordt gesignaleerd als uitkijkpost voor de Duitsers. Na enkele vergeefse schoten wordt de toren tenslotte weggevaagd, waar de Hollanders maar wat blij om zijn. Maar het schieten blijft doorgaan. Zal er nog hulp komen? ......

Op het vliegveld Bergen is een nieuwe opdracht binnengekomen. Een opdracht die de harten sneller doet kloppen. Er is spanning bij de jonge vliegers. De opdracht behelst een tocht naar het frontgebied aan de Grebbeberg. Er moeten vijandelijke batterijen in de buurt van Wageningen, die de Grebbeberg bestoken, uitgebombardeerd worden. Riskant werk! De landkaart wordt bekeken. De vliegers wijzen met hun vingers over de aangestreepte route. De tocht gaat langs Utrecht, Amerongen, Rhenen naar Wageningen. Dat is minder gevaarlijk dan over Utrecht, Woudenberg en het bekende Ede.

Onder het commando van kapitein-vlieger-waarnemer J. van der Werff, staan enkele escadrilles bommenwerpers te Bergen gereed, om elke opdracht uit te voeren, welke verstrekt wordt. De vliegers zijn doodgewone, maar moedige jongens. Ze heten Jaap, Geert, Dick, Steven enz. Hun toestellen zijn genummerd. Het zijn de 706, 707, 708, 709 en 714. Eén der vliegers, de officier S.J. Postma, vertelt in zijn boek HU-BO-BE [wat staat voor Huisje-Boompje-Beestje], een uitgave van Van Born's Uitgeversbedrijf N.V. te Assen, na het ontvangen van deze opdracht, het volgende:

De nieuwe opdracht zal worden uitgevoerd onder bescherming van enkele jachtvliegtuigen, waaruit valt op te maken, dat deze nieuwe opdracht niet zonder gevaar is. De jagers van het type D-21 zijn van een afdeling, die als basis Buiksloot heeft, een veldje benoorden Tuindorp-Oostzaan bij Amsterdam. Na de bespreking proberen we de uren voor de start, slapende door te brengen, wat ons slechts ten dele gelukt, ondanks de voorafgaande vermoeiende dagen ......

Het is veeleer een opluchting, wanneer de tijd van vertrek is aangebroken ...... Het veld ligt vaag grijs in de ochtendschemering, als we starten ...... Direct na het loskomen houden we het toestel gedrukt. We vliegen tussen de boerderijen door. Reeds doemen voor ons de hoog lijkende kranen in de Amsterdamse havens op ...... Oostzaan ...... Buiksloot.

De D-21 en de jagers, die ons zullen begeleiden, staan reeds te draaien en wanneer we de rand van het terreintje zijn genaderd, starten de kisten ...... Even later zitten ze schuin achter ons. Alles verloopt uitstekend volgens programma. Ten westen van Weesp vliegend, zien we boven ons vijandelijke toestellen. Dankzij ons systeem worden we niet opgemerkt. Rustig maar snel gaat het naar het doel .....

Een man op een seinwachtershuisje zwaait geestdriftig naar de Nederlandse kisten, die toch nog schijnen te bestaan. Met een boog vliegen we om Utrecht heen, volgen nagenoeg de Kromme Rijn en daarna de Rijn bezuiden Amerongen. Ten noorden van ons ligt de Utrechtse Heuvelrug, die mij vanuit de lucht nog nooit zo hoog heeft toegeschenen ...... Boven ons strekt zich een effen grijs wolkendek uit, waarboven, naar pas later bleek, zich vele vijandelijke jagers ophielden.

Plotseling, voor de toeschouwers op de grond, komen we vanachter de Grebbeberg tevoorschijn en beginnen te stijgen, naar ongeveer driehonderd meter, welke hoogte beslist noodzakelijk is, willen onze bommen ontploffen. Nog enige ogenblikken, dan zijn we boven het doel van onze vlucht: de bossen in de buurt van Wageningen, waar zich de vijandelijke batterijen ophouden, die voortdurend de stellingen op de Grebbeberg bestoken. Snel overzie ik het escadrille. Het verband blijft goed gehandhaafd. De waarnemers zijn druk in de weer.

Even zoekt mijn oog de horizon, het landschap en het wolkendek af. Geen jager te zien ...... Maar dàn! ...... Onverwachts bewegen zich vanaf de grond talrijke vurige strepen naar ons toe. We worden beschoten met luchtdoelgeschut en mitrailleurs. Rustig gaan we door. Nu terugkeren, terwijl we vlak boven het doel zitten, zou toch al te gek zijn ......

Op hun beurt zenden onze jagers talrijke vurige strepen naar de bossen onder ons, bijna gelijktijdig met de bommen, die de waarnemers nu laten vallen. Telkens wanneer er één ontploft, krijgt mijn toestel een behoorlijke tik en zweven we even boven onze stoeltjes ...... Grote vlammen schieten op vele plaatsen uit het bos omhoog, gevolgd door wolken aarde.

Het is raak geweest, we worden niet meer beschoten, en wanneer we laag over de heuvels, richting Zeist wegvliegen stijgen achter ons grote rookwolken uit het brandende bos omhoog. Met de grootst mogelijke snelheid vliegen we terug. Immers, de vijandelijke jagers kunnen gewaarschuwd worden en ons dan gemakkelijk inhalen. We moeten, met de weinige toestellen, die we nog hebben, elk gevecht zoveel mogelijk vermijden. Over de Loosdrechtse plassen, Diemen, Buiksloot, waar de jagers landen, en het Alkmaardermeer, gaan we terug naar Bergen, waar we met vreugde worden ontvangen ......

Klik hier voor een uitvergroting
Boek Zij zagen de dood in de ogen - Ware oorlogsverhalen uit de Gelderse Vallei
Het is stil geworden op de Grebbeberg. Voorlopig zijn de Duitsers uitgeschakeld, dankzij de Nederlandse luchtmacht. Wachtmeester Leen van Ooyen overziet vanaf de Koerheuvel, de hele omtrek. Hij ziet in de verte de rook van Veenendaal, waar zijn meisje woont. Betsie Schoeman. Nog wat verder oostwaarts, Ede, de bekende garnizoensplaats, met z'n uitgestrekt grondgebied. Wageningen ...... De Grebbeberg .....

Tot hier toe zijn er geen doden meer gevallen in zijn directe omgeving. Het bleef bij Piet de Winter, wiens stoffelijk overschot wacht om begraven te worden op het na de oorlog te stichten Grebbekerkhof, bij Rhenen ...... Maar daar heeft de wachtmeester nu nog geen weet van. Immers, de oorlog is nog in volle gang ...... "Jammer van Piet", mompelt de onderofficier en voegt zich dan weer bij zijn jongens ......

Het verhaal van wachtmeester L.K. van Ooyen is uit. Maar de herinneringen blijven. "Ik moet nog gedurig aan Piet de Winter terugdenken", vertelde ons de heer Van Ooyen .........

"Hoewel we steeds fel beschoten werden en er doden genoeg vielen, bleef ons eigen groepje verder aardig verschoond. Het was een hele geruststelling toen het vuren vanuit Wageningen ophield. Dat de heer Postma over zijn succesvolle luchtaanval een boekje geschreven had, wist ik niet eens", merkte de heer Van Ooyen op. "Nu ik dit weet, zie ik het verband veel beter dan toentertijd". We nemen afscheid van de heer Van Ooyen en zijn vrouw Betsie Schoeman, vol van gedachten. Vijfentwintig jaren rust Piet de Winter reeds op 't oorlogskerkhof te Rhenen. Laten we hem gedenken als we in de verte de Cuneratoren zien afsteken tegen de lucht, of als we de Grebbeberg passeren ......

Bron: boek Zij zagen de dood in de ogen (pag. 9 t/m 15)
door Rik Valkenburg, J.P. van den Tol - 1966.

3505