Het persoonlijke verhaal van sergeant Theo Casander uit Hilversum

Opkomst voor Militaire Dienst

Klik hier voor een uitvergroting
Sergeant Casander voor zijn ouderlijk huis in Hilversum (1940) » meer
Op 2 januari 1939 moest ik mij, na mijn studie-uitstel, voor vervulling van mijn dienstplicht melden op de Weeshuiskazerne, gelegen aan de Gasthuisstraat te Naarden, waar heden ten dagen op die plek enkel nog nieuwbouw is te vinden. Majoor W. van den Abeelen, die we later ook weer tegen komen, was hier Regimentscommandant van het 9de Regiment Motorartillerie.

Na enkele weken dienst gelopen te hebben kwam ik, na enige selectie, in de kaderklas (opleiding tot onderofficier) terecht. De opleiding heb ik niet direct als geweldig ervaren. We werden bijgepraat in de "Inwendige Dienst", "Krijgstucht" en werden wegwijs gemaakt in bediening en oefening met twee typen vuurmonden: de houwitser 15 Lang 15 (15 hw l 15), een stuk krombaangeschut, en de 10-veld, vlakbaangeschut.

De houwitser woog ca. 5.000 kilogram, had als projectiel een brisantgranaat, die "versneld" dan wel "vertraagd" kon worden afgesteld, al naar gelang het doel, en had als lading enkele zakjes kruit, de zgn. "kardoezen". Het "versneld" afstellen van de granaat hield in dat deze bij het raken van het doel direct explodeerde waarbij de granaatscherven voor de benodigde verwoesting moesten zorgen. "Vertraagd" betekende dat de granaat eerst bijvoorbeeld een muur doorboorde en vervolgens tot ontploffing kwam. De brisantgranaat had een gewicht van ca. 45 kilogram. Het kanon was van Engelse makelij, fabrikaat "Vickers", en had een dracht (schootsafstand) van plm. 8.6 kilometer. Met dit kanon hebben we, gedurende onze opleiding, slechts één keer op het schietkamp "De Knobbel" genaamd, in Oldebroek, geschoten.

De 10-veld, wegende plm. 4.000 kilogram, had een dracht van ca. 16.5 kilometer. In de meidagen van 1940 bezat het Nederlandse leger er 52 stuks van, het was het meest moderne stuk veldartillerie en van Zweedse fabrikaat "Bofors".

Klik hier voor een uitvergroting
Trado in het veld tijdens een oefening (1939-1940) » meer
Alle veldartillerie had paardentractie, alleen de houwitser en 10-veld waren gemotoriseerd en wel met een "Trado". Volgens overlevering zou de naam "Trado" aan onderstaand voorval zijn ontleend: een sergeant-capitulant (dit is een onderofficier die na de vervulling van zijn diensttijd voor enkele jaren bijtekende, dit omdat in de burgermaatschappij in die tijd de baantjes niet voor het oprapen lagen) zou, in de petoet (gevangenis) zittende, gedurende zijn eenzame opsluiting zich hebben bezig gehouden hoe men de 5.000 kilogram wegende houwitser toch nog in slecht terrein zou kunnen verplaatsen. Met zijn uiteindelijk resultaat stapte hij, na vrijlating, naar zijn batterijcommandant, de kapitein Ir. P. van der Trappen, die met deze kennis zich met de autofabrikant van Doorne te Eindhoven in verbinding stelde, die met deze kennis op zak de zaak verder ging ontwikkelen.

Het werd een trekker met aandrijving op alle wielen, met onafhankelijke vering. Zodoende zouden alle wielen, ook op geaccidenteerd terrein, voor trekkracht behouden blijven. Vervolgens werd de trekker voorzien van een lier, die kon worden uitgetrokken en aan het staartstuk van het kanon bevestigd opdat het naar de iets verderop stilstaande trekker kon worden verplaatst. Voor de naam van de trekker zou gekozen zijn, door de 3 eerste letters van de naam van de kapitein en de eerste 2 letters van de fabrikant achter elkaar te plaatsen, en wel als volgt: van der TRAppen - van DOorne = "TRADO".

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting


Van mijn dienstplicht is mij ook het volgende nog goed bijgebleven. Als we op de schietbaan van kamp "Crailo" gingen oefenen met schieten met karabijn en machinegeweer, bleek de Hollandse zuinigheid ook hier niet onbekend. Kreeg je een vuurbevel voor het machinegeweer, dat nooit boven de TWEE lag, en je per ongeluk 3 schoten had afgevuurd, dan was "Leiden in last". In totaal heb ik niet meer dan 20 schoten kunnen afgeven. Na de schietoefening moesten de lege hulzen van de verschoten patronen worden verzameld en geteld, zodat men kon vaststellen of iemand een nog goede patroon achterover gedrukt had.

Afkondiging Algehele Mobilisatie

Na de afkondiging van de Algehele Mobilisatie in 1939, hadden de reservisten van het 15de Regiment Motor Artillerie zich verzameld in hun plaats voor opkomst, in het kazernecomplex kamp "Crailo".

Klik hier voor een uitvergroting
Deelname aan de Vierdaagse van Nijmegen (1939) » meer
Toen ik in die dagen op een Zondag met mijn Moeder in Laren in de Basiliek van St. Johannes de Doper naar de kerk geweest was en we nadien op een zonnig buitenterras van het hotel "Hamdorf" een kopje koffie zaten te drinken, kwam Majoor Kramer langs lopen, groette mijn Moeder en mij en vroeg of hij bij ons mocht komen zitten.

Tijdens het gesprek bleek, dat de Majoor mijn Moeder kende van uit Heemstede, waar wij vroeger gewoond hadden, ik geboren was en de Majoor een accountantskantoor had. De Majoor zag aan mijn uitmonstering dat ik ook een motorartillerist was en vroeg: "Sergeant, wilt U ook bij het veldleger komen?". Ik gaf een bevestigend antwoord, ik was namelijk wel in voor nieuwe ervaringen en ontdekkingen. Toen ik me de volgende dag weer op de kazerne meldde, werd mij gezegd, mijn spullen te pakken en me te melden op kamp "Crailo".

Mobilisatiebestemming Driebergen

Na enkele dagen vertrokken we naar onze mobilisatiebestemming, de plaats Driebergen. Als gemotoriseerde eenheid, dus snel verplaatsbaar, lagen wij het verst van onze oorlogsstelling, op de Grebbeberg bij Rhenen, verwijderd. Bij aankomst in Driebergen werden we de eerste dag ondergebracht in de klaslokalen van de Oranjeschool waar men stro op de grond had gelegd, dienende als bedmatras. De officieren kregen een onderkomen in hotel "Rijsenburg" en waarschijnlijk, bij te geringe capaciteit in dit hotel, bij burgers, waar ook de onderofficieren, op vrijwillige basis en tegen een financiële vergoeding, werden ingekwartierd. Ik werd ingekwartierd bij de familie van Apeldoorn aan de Arnhemse Bovenweg nr. 189.

Klik hier voor een uitvergroting
Majoor W.P. van den Abeelen (rechts), commandant 15 R.A. (1939-1940) » meer
De verspreiding onze Eerste Afdeling 15 R.A. over Driebergen zag er als volgt uit: het Regimentsbureau van Majoor W. van den Abeelen was ondergebracht in een grote villa, "Wildbaan", aan de Hoofdstraat liggend, halverwege het hotel "Rijsenburg" en de Traay (straatnaam). Tot de Regimentsstaf, dan wel tot de Staf van de 1ste Afdeling behoorden de 1ste Luitenants Ir. J. Versluys, en B. Luykx.

Van de 1ste Afdeling, I-15 R.A. was de Majoor J.H. Kramer de commandant; tot zijn officieren behoorden de 1ste Luitenants F. Jutte, luitenant-adjudant, (?) Werker, gasofficier, F. v.d. Rhee, verkenner, sergeant A. Beijersbergen van Henegouwen, verkenner.

De batterij-commandant van de 1ste Batterij, 1-I-15 R.A. was kapitein Madsen. Daarnaast waren hierbij ingedeeld de 1ste Luitenants Mr. A.J.W. Koch, Sectiecommandant, J. Vos, Sectiecommandant, 2de Luitenant Houdret, waarnemer, Luitenant, dan wel soldaat van Gelderen, verkenner. Beroepsadjudant van Spanje, een prachtkerel met zorg voor manschappen en materieel, was Commandant-voertuigen. Ten gevolge aan deelname aan het "Verzet" is hij in de Scheveningse gevangenis ("Oranje-Hotel") terechtgekomen, werd op transport gesteld en is in Duitsland gefusilleerd. Ter zijner nagedachtenis is hij op een grafsteen van een familielid, op de R.K.-begraafplaats in Bussum (gelegen naast Hotel "Golden-Tulip") vermeld. In Utrecht is de "Van Spanjelaan" in de omgeving van Transwijk, Kanaleneiland, naar hem vernoemd. Sergeanten van deze 1ste Batterij waren: sergeant Alletrino, stukscommandant, hij kon prachtig zingen, was "Jood" en heeft zich na de capitulatie, uit angst voor de bezetter van het leven beroofd, sergeant Th. Casander, verkenner, later stukscommandant, sergeant Bosch, stukscommandant, sergeant W. van Klinkum, stukscommandant, sergeant G.J. Eijssens, stukscommandant.

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting


Bij de 2de Batterij (2-I-15 R.A.) was kapitein Foppes batterij-commandant maar is later wegens ziekte vervangen door 1ste Luitenant Versluys, dan wel door 1ste Luitenant Veen (?). Hier herinner ik me verder alleen de 1ste Luitenant Blok. De stukscommandanten waren de sergeants G. Bruggemans, J. van der Kley, N. Blaauw, en Van Gein. Vervolgens zijn mij de namen nog bekend, waarvan ik niet weet bij welk onderdeel zij waren ingedeeld: de 1ste Luitenants: ter Weme, A. Meuwese, Dokter Broekstra, en sergeant G. Engel.

Huisvesting der diverse onderdelen

1ste Afdeling 15 R.A. (I-15 R.A.). Het bureau van de 1ste afdeling van 15 R.A. was gehuisvest in huize "Salatiga", van de Hoofdstraat de Buntlaan inlopend, vooraan, aan de rechterkant. Dit pand is heden nog bewoond. Tegenover dit Afdelings-bureau stonden de vuurmonden met Trado's en munitiewagens in het park "Welgelegen" opgesteld.

Klik hier voor een uitvergroting
Een bijzonder voertuigje... (1940) » meer
Halverwege de Buntlaan, aan de linkerkant van de weg, waren de korporaals en soldaten van de 1ste Batterij (1-I-15 R.A.) in leegstaande twee onder één kap villa's ondergebracht. Achter deze twee onderkomens, op de Welgelegenlaan, bevond zich het bureau van de 1ste Batterij. Aan het einde van de Buntlaan, rechts, vlak bij de Arnhemse Bovenweg, lagen de korporaals en soldaten van de 2de Batterij. De locatie van het bureau van de 2de Batterij is mij onbekend.

Op zekere dag zag ik een bijzonder voertuigje; 'n klein, open autootje, dat in technisch oogpunt niet uit een voor- en achterkant bestond, maar twee voorkanten had. Waar dit voertuigje thuishoorde is mij onbekend. In de voor- en achterzijde van dit voertuig zaten twee chauffeurs, met de ruggen naar elkaar toegekeerd, daartussenin bevond zich de motor. Beide chauffeurs hadden een volledige mogelijkheid tot besturing tot hun beschikking. Wanneer bijvoorbeeld geen mogelijkheid was tot keren van het voertuig, dan wel dat men in gevaarlijke omstandigheid niet de tijd had te keren, dan kon men, door een eenvoudige schakeling de besturing overbrengen naar de achterkant van dit voertuig. Het voertuig was ten slotte ook nog amfibisch.

Tweewekelijks verlof

Tijdens de Mobilisatie kregen de militairen om de 2 weken een volle dag verlof, voor soldaten die boer waren of anderszins zakelijke bindingen hadden, kon "zakenverlof" worden aangevraagd. Een zekere chauffeur Blom was niet van verlof teruggekeerd; hij werd door de Militaire Politie van huis opgehaald. Als beloning kreeg hij twee weken "brommen". Na die twee weken mocht hij weer naar huis; opnieuw moest hij door de Militaire Politie worden opgehaald. Bij zijn volgend verlof stond de Militaire Politie al op de tijd van de "eerste reisgelegenheid terug" voor zijn deur te wachten. Toen ik hem eens een keer sprak zei hij tegen mij: "ik moet nu toch ook nog eens de mogelijkheid uitzoeken zodat de Militaire Politie mij ook nog naar huis wil brengen."

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting


Toen ik op zekere dag op het Regimentsbureau "De Wildbaan" moest zijn, hoorde ik, in de tuin lopend, iemand met luide stem roepen: "Hé sergeant, het is hier lekker in het zonnetje." Wie kon dit anders geroepen hebben dan soldaat Blom. Boven op de zolder van het Regimentsbureau hadden ze wat strafcellen gecreëerd. Blom was uit het dakraampje geklauterd en lag heerlijk met zijn rug op de leien van het dak en de voeten in de dakgoot, te zonnen.

Uitrukoefening

De acht maanden durende mobilisatie moesten de militairen bezig gehouden worden; zodoende had kapitein Madsen een "uitrukoefening" gepland. Alle voertuigen van de 1ste Batterij stonden in de Buntlaan opgesteld, met alle hulpchauffeurs naast hun wagen. De Commandowagen vooraan, daarachter de Trado's met aangehaakte kanonnen en daarachter de munitiewagens, waarvan de beroepsadjudant Van Spanje de Commandant was. Kapitein Madsen, naast de Commandowagen startte met het eerste commando: "opgelet". Dit commando ging als volgt: de kapitein brengt de militaire groet, hetgeen door de hulpchauffeur van de tweede auto wordt herhaald. Deze hulpchauffeur draait zich 180 graden om en salueert; de derde hulpchauffeur herhaalt de groet en keert zich om, enz. enz., dit gaat zo door tot aan de hulpchauffeur, staande naast de laatste auto van de colonne. U denkt natuurlijk, dat is dus geregeld, maar neen, met dezelfde ceremonie wordt het "bericht begrepen", nu van achteren naar voor, verzonden.

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting


Ik bespaar nog enkele commando's, alleen deze ene nog: Het commando: "Motoren starten" wordt gegeven, dit moet gebeuren door met de rechter arm een draaiende beweging te maken, met de wijzers van de klok mee. Dit armzwaaiende commando komt tot aan de laatste hulpchauffeur vóór de beroepsadjudant, die dan te kennen geeft, dat hij er niets van begrijpt. De kapitein is geïrriteerd, slaat verdere commando's over, maakt met zijn arm een zwaaiende beweging, richting voertuig, onder de kreet: "instappen en rijden". Daar de voorste helft van de colonne zich in beweging zet en wij blijven staan, ga ik naar de Adjudant en vraag: "Adjudant, moeten wij niet volgen?" Zijn antwoord hierop luidde: "Hoe kan dat nu, de motoren draaien nog niet." Wat was in werkelijkheid nu het geval? De Adjudant had de kapitein, bij het commando "starten", zijn arm zien zwaaien tegen de wijzers van de klok in, in plaats van met de klok mee.

Stationswacht in Driebergen

Op een zekere dag had ik Stationswacht in Driebergen. Op de fiets, drie soldaten voor mij uitrijdend, kwam een 1ste Luitenant van een ander onderdeel ons op de fiets tegemoet rijden. Hij sommeerde mij af te stappen en zei: "Sergeant, de voorste soldaat rijdt "naakt"; (een typisch militaire uitdrukking, wanneer je uniform niet geheel was verzorgd) daar moet U een rapport over opmaken. Ik op mijn beurt diende hem van repliek, door te zeggen: "die beoordeling ligt aan mij Luitenant". Hierop was weer zijn antwoord: "Ik beveel U daarvan rapport op te maken", waarop ik weer zei: "Luitenant, die jongens staan onder mijn bevel en het is mijn taak om er een rapport over op te maken of niet; als U wilt kunt U een rapport over mij opmaken", en ik hem de gegevens van mijn onderdeel opgaf. Op het station aankomende zag ik, dat de "naaktheid" bestond uit het niet vastzittende kleine haakje van de opstaande boord van zijn tuniek.

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting


De volgende dag werd ik op het Batterijbureau ontboden, waar de 1ste Luitenant Vos en de beroepsadjudant aanwezig waren. De Adjudant zei: "Sergeant, ik heb een rapport over U ontvangen, wat moet ik daarmee?". Ik antwoordde hem: "Kapot scheuren en in de prullenmand gooien Adjudant". Als beroeps wist de Adjudant hoe hij nu moest handelen, dus richtte hij zich tot zijn meerdere, de Luitenant, en vroeg hem: "zullen we dat dan maar doen Luitenant?", die op zijn beurt zeer minzaam knikte. De Adjudant verscheurde het rapport en ik kon weer inrukken.

Voorgaande gebeurtenissen en ook nog enkele volgende zouden in het boekje "Frank van Wezels roemruchte jaren" uit de jaren 30 van de schrijver A.M. de Jong, absoluut niet misstaan hebben (dit boekje was overigens voor militairen "verboden lectuur").

Loopgraven maken naast Ouwehand's Dierenpark

Onze oorlogsstelling was gesitueerd naast Ouwehand's Dierenpark. Het moet ongeveer de plek zijn, waar momenteel de parkeerplaats ligt (aan de oostzijde van het dierenpark). Vele malen per week gingen we vanuit onze Mobilisatiebestemming, Driebergen, pionieren. Daar het terrein hier ter plekke oneffen was, werden de "beddingen" voor de stukken geschut, en tevens loopgraven gemaakt.

Klik hier voor een uitvergroting
Het graven van de groepsschuilplaats bij de stelling van I-15 R.A. (1939-1940) » meer
Toen ik, bij het fabriceren van de loopgraven op zekere dag meehielp en kapitein Madsen langs kwam, zei hij tegen mij: "Sergeant, dit is werk voor de soldaten". De kapitein gaf verder aan hoe de jongens de loopgraven moesten maken. Toen echter de 2de Luitenant Houdret zich even later liet zien en zag, hoe de soldaten te werk gingen, gaf hij nieuwe instructies. U raadt het al, kapitein Madsen verschijnt weer ten tonele en ziet, dat men zijn instructies niet heeft opgevolgd. De verontschuldiging van de soldaten was, dat zij de bevelen van Luitenant Houdret hadden opgevolgd (daar men in militaire dienst altijd het laatst gegeven bevel op moet volgen). De kapitein geeft hernieuwde instructie. En ja, daar komt de luitenant weer aan en zegt met verheffing van stem: "ik heb jullie toch gezegd dat je het zus en zo moet doen", waarop de soldaten zeggen: "Luitenant, dit is de opdracht van de kapitein". De Luitenant antwoordt: "Wat weet zo'n kantoorklerk nu van het maken van loopgraven af, ik ben mijningenieur, wie zal het beter weten?" En dus, werd het laatst gegeven bevel weer uitgevoerd.

Bij gelegenheid, dat ik een gesprek met Majoor Kramer had, maakte ik de opmerking, dat er wel in onze mobilisatiebestemming Driebergen verschillende wachtposten waren uitgezet, maar niet op ons stellingterrein in Rhenen. (Bij latere geschiedschrijving is wel gebleken, dat de Duitsers van dergelijke onvolkomenheden dankbaar gebruik hebben gemaakt.) Een week later werden er ook in ons stellingterrein wachtposten uitgezet.

Voorts gaf ik aan, dat wanneer een van onze chauffeurs, als er oorlog zou uitbreken, buiten gevecht gesteld zou worden, men zijn wagen, met eventueel bijbehorend kanon, als niet meer inzetbaar beschouwen kon; ik vernam later terloops dat de officieren eerst en daarna de onderofficieren in Apeldoorn een rijopleiding zouden krijgen.

Verplaatsing van de stelling

Wij hadden veel tijd besteed bij het bouwen van onze stelling naast Ouwehand's Dierenpark; er werd niet bepaald effectief gewerkt, maar men moest de militairen actief zien te behouden. Mijn gedachten is, dat men ook tijd had kunnen besteden om de "directe omgeving" van de stelling te verkennen, hetgeen bij eventueel "dichtbij"-contact met een eventuele toekomstige vijand, zijn nut zou kunnen hebben, daar men dan van de mogelijk- en onmogelijkheid van de naaste omgeving, op de hoogte zou zijn geweest.

Klik hier voor een uitvergroting
Stukken 12 lang staal tijdens de opleiding van Theo Casander (1939) » meer
De stelling naast Ouwehand's Dierenpark moesten wij verlaten, want die werd "verkocht" aan II-19 R.A., met de beschikking over het Vestinggeschut 12-Lang-Staal, "bouwjaar" 1878. Wij moesten een nieuwe stelling inrichten nabij de "Koerheuvel". Dit nieuwe stellingterrein lag 2 kilometer naar het westen, in de bossen bij Remmerden, een klein gehucht, nu industrieterrein, tussen Elst en Rhenen.

Het terrein bestond uit laag loofhout en struiken, brede zandwegen en had een egale ondergrond, zodat we hier, buiten ons ondergrondse schuilonderkomen, niet behoefden te graven. We moesten de vuurmonden alleen zo verdekt mogelijk opstellen. De boompjes vlak voor de opstelplaats van de vuurmonden moesten "getopt" worden, om ons een vrij schootsveld te verschaffen. De schuilonderkomens werden half onder en half bovengronds gemaakt; terwijl voor de opslag van de eerst nodige munitie, tussen de schuilplaats en het kanon, een eenvoudig beschutte opslagruimte werd vervaardigd.

Luchtfoto's van het nieuwe stellingterrein

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting


Schietoefening

Soms werd naar Rhenen afgemarcheerd (in de Trado's), want de afstand van Driebergen naar ons stellingterrein in Rhenen, was zo ongeveer 30 kilometer. Was er tijdens zo'n oefening een stukscommandant met verlof, dan moest ik als stukscommandant inspringen. Ik had terloops vernomen dat de stukscommandant, sergeant van Klinkum, er op uit was om mijn functie als sergeant-verkenner over te nemen; hij vond namelijk dat hij, als oudere lichting, daar meer recht op had. Om dit te voorkomen handelde ik, binnen de grenzen van de Krijgstucht, als volgt:

Klik hier voor een uitvergroting
Stuk houwitser 15 lang 15 in actie! (1939-1940) » meer
Bracht de kapitein in zo'n geval een vuurbevel uit, dat via de Sectiecommandant bij de stukscommandant terecht moest komen, dan sprongen de manschappen al op, voordat ik een bevel gegeven had. Ik beval de jongens weer naast het kanon in knielende houding terug te gaan met de woorden: "zolang ik jullie stukscommandant ben, voeren jullie alleen mijn bevel uit, met de Officieren hebben jullie niets te maken". Dat was voor hen natuurlijk een leuke, spannende ervaring, een jong sergeantje die het tegen zijn kapitein op durfde te nemen. De kapitein: "Sergeant, waarom laat U mijn bevel niet uitvoeren, de andere stukken zijn al bezig". Waarop mijn antwoord was: "Kapitein, U gaf een (en hier gaf ik een 10-Veld vuurbevel) aan, in plaats van een (zelfde soort bevel, echter voor de houwitser)."

Ik was een "kersverse" sergeant, bij wie alles nog vers in het geheugen lag, terwijl alle reservisten het fijne van de zaak reeds vergeten waren. Na de door mij, aan de kapitein gegeven correctie van zijn bevel, liet ook ik mijn jongens de opdracht uitvoeren. Dit herhaalde zich voor de tweede maal, op precies dezelfde wijze. Voordat de kapitein het derde vuurbevel uit wilde brengen, en hier gaf hij het mij door, vroeg hij mij: "Sergeant, is het nu goed?" Raar, maar echt waar. Met deze manier van handelen trachtte ik de Officieren bij te brengen, dat ik een slecht stukscommandant was, hetgeen, zoals later bleek, een averechtse uitwerking had. Op de tweede oorlogsdag werd ik toch stukscommandant. Ik troost me maar met de gedachte, dat ik juist bewezen had een prima stukscommandant te zijn.

10 mei 1940: De eerste oorlogsdag

's Avonds, 9 mei, was ik op de Arnhemse Bovenweg aan het tennissen, toen een soldaat van de Staf langs kwam en me vertelde, dat het de komende nacht wel eens kon gaan gebeuren; en ja, om 4 uur 's nachts kwam een motorordonnans mij waarschuwen. Het gehele Regiment vertrok richting hun oorlogsbestemming, waar wij om ongeveer 6 uur 's morgens op de 10de mei aankwamen.

Klik hier voor een uitvergroting
Schuilplaats voor de bedieningsmanschappen bij de stelling van 1-I-15 R.A. (1940) » meer
Na korte tijd kwamen er zwermen Duitse vliegtuigen over. Ik moest de karabijnmunitie uitdelen, en toen ik daar mee bezig was kwam kapitein Madsen langs en vroeg: "Sergeant, maakt U daar geen aantekening van?". Hoogst bevreemd vroeg ik hem: "Kapitein, is het oorlog, of zijn we een spelletje aan het spelen?". Ik moest hiervan echter aantekening maken, hetgeen ik deed op een sigarettendoosje, dat ik uit mijn zak haalde. Voordat het sigarettendoosje volgeschreven was verdween de kapitein en ging ik op oude voet verder.

Dat men soms over een groot adaptatievermogen beschikt blijkt wel uit het volgende. sergeant Beijersbergen van Henegouwen ging op de eerste oorlogsdag nog een lekker bad nemen in de Rijn. Sergeant Casander liep, terwijl de granaatscherven vlak bij hem in de grond sloegen ten gevolge waarvan het zand omhoog spoot, rustig te fluiten en verbeelde zich toen, dat hij immuun was voor de rondvliegende scherven.

Even later kwam het bevel, dat men moest stoppen, met het schieten op de vele overvliegende vliegtuigen, om zodoende onze stelling niet te verraden.

De tweede dag van de oorlog hadden ze me al stukscommandant gemaakt en kreeg ik meteen de opdracht een oriëntatieschot af te vuren ("inschieten" geheten). Van de uitkijkposten werd de inslag bij de vijand waargenomen, zodat men zo nodig correctie kon toepassen. Naar aanleiding van dit inschieten kon de vijand al gedeeltelijk onze stelling lokaliseren. We hoeven niet lang te wachten, want terwijl de soldaten, het was een prachtige zonnige dag, hun kuchje, zittend op de grond, zaten te eten, ook ik, viel het eerste schot zo'n kleine 100 meter van ons vandaan. Er ging al een reeks soldaten naar hun ingegraven schuilplaats om dekking te zoeken. Een volgende vijandelijke granaat viel dichter bij. Weer gingen er wat soldaten een veiliger heenkomen zoeken. Hoe dichter de granaten bij kwamen, hoe meer soldaten verdwenen er. Ik zat maar te dubben, als ook ik opsta met mijn kuchje, dat ik zat te eten, liep mijn uniform kans om besmeurd te raken van de boter op mijn brood en mijn brood zou vies kunnen worden van mijn uniform; echter, toen het topje van het boompje, waartegen ik aangeleund zat, bij een volgend schot vlak naast mij op de grond viel, heb ik snel de Intercity genomen, richting schuilplaats.

Klik hier voor een uitvergroting
In de waarnemingspost bij de stelling van 1-I-15 R.A. langs de Autoweg bij Remmerden (1940) » meer
Ondanks alle ellende waren wij toch al een beetje aan deze heksenketel gewend, maar onze jongens van de munitiewagens totaal niet. Ik kan me nog levendig herinneren, dat wij, lachend en wel, een sigaretje rokend, een munitiewagen aan zagen komen rijden, beide autoportieren open zagen zwaaien en de chauffeur en hulpchauffeur, ieder aan een kant van de munitiewagen, een duik op de grond zagen maken; en wij maar lachen. Maar die arme sloebers kwamen uit een rustig gebied en meenden hier in de hel beland te zijn.

Al hetgeen ik deze oorlogsdagen heb gegeten was een kuchje en wat melk, dat een van de soldaten tussen het vijandelijk granaatvuur door, rechtstreeks bij een van de "producenten" die nog in de wei liepen, was gaan halen.

Gedurende deze meidagen heeft onze Afdeling schoten afgevuurd op "Kruiponder", het "Hoornwerk", de Heimersteinselaan, "Anna's Hoeve", en in de plaats Wageningen zelf. In totaal werd er 55.000 kilogram brisantgranaten verschoten, wat neerkomt op 1223 stuks. Vanwege het grote gewicht der granaten werden er maar een gering aantal per munitiewagen vervoerd. Op het moment van de capitulatie waren er nog 846 stuks over. Toen er een schietopdracht "snelvuur" was gegeven en Adjudant van Spanje langskwam zei hij: "Sergeant, als U in dit tempo doorgaat is er geen aanslepen van nieuwe munitie meer aan". De jongens van mijn stuk waren, evenals ik, geweldig gemotiveerd: een pluim op hun (hoed) helm!

De munitiecolonne stond "verdekt" opgesteld even ten Noorden van Ouwehand's Dierenpark, te bereiken van af het viaduct, langs de Levendaalseweg. Momenten van vuur op vijandelijke posities uitbrengen en onder vijandelijk vuur te komen liggen, volgden elkaar steeds op. Van slapen kwam in die dagen niet veel terecht, voor mij zelf kan ik me niet meer dan twee uurtjes herinneren.

Schot weigert af te gaan

Het afvuren van een stuk 15 hw l 15 geschiedde door een stalen pen, aan het eind van een vuurkoord bevestigd, weg te trekken van achter de gespannen haan die de slagpatroon moet doen ontsteken welke op zijn beurt de hoofdlading moet doen ontbranden. Toen tijdens een snelvuur het schot op een gegeven moment niet afging, moest ik de oorzaak hiervan vast gaan stellen. Allereerst controleerde ik de slagpatroon, waarbij ik constateerde dat die niet afgegaan was.

Klik hier voor een uitvergroting
Casander gezeten op een stuk houwitser 15 lang 15 (1939-1940) » meer
Als de slagpatroon wel was afgegaan, zou het sluitstuk moeten worden geopend om te zien wat de verder mogelijke oorzaak van het niet afgaan van het schot kon zijn. Indien bij het openen van het sluitstuk de kardoezen liggen te smeulen en plots vol op van zuurstof worden voorzien, kunnen ze ineens ontbranden; het gevolg...... niet prettig. Gelukkig lag het in dit geval aan de ontstekingspatroon, die ik door een nieuwe verving. Maar in mijn gedrevenheid vergat ik, bij dit snelvuur, om de stalen pen achter de haan in te steken en vervolgens de haan te spannen. Met de zwaai van mijn arm om de haan te spannen hoorde ik gelijktijdig een schreeuw van een van mijn attente stuksbemanningsleden, en realiseerde ik mij aan welk gevaar ik mijzelf bloot stelde, zodat ik mijn hand boven de haan uit liet zwaaien.

Daar bij het afgaan van een schot zo'n geweldige kracht ontstaat, dat in voorwaartse richting de 45 kilogram wegende granaat over kilometers ver wordt uitgeworpen, en de achterwaarts optredende kracht allereerst de loop van het kanon achteruit stuwt en vervolgens het 5.000 kilogram zware kanon enkele meters achteruit doet rollen, tegen, achter beide raderen geplaatste wiggen, op doet rollen, waarna het kanon weer in schietpositie vanaf de wiggen terug rolt. Had mijn stuksbemanningslid geen schreeuw gegeven, dat had ik dit verslag niet kunnen geven.

13 mei 1940: gewond

Toen we op 13 mei weer onder Duits artillerievuur lagen, en wij in onze kleine schuilonderkomens zaten, die ongeveer 1,50 bij 2,50 meter groot waren en bestemd voor de voltallige bemanning van het kanon (1 sergeant stukscommandant, 1 korporaal en 6 soldaten), kwam er een bericht: "Munitie controleren". Daar ik geleerd had, dat ieder bevel direct moest worden uitgevoerd, en ik dus in de veronderstelling leefde, dat uitvoering van dit bevel zeer dringend was (anders zou men dit bevel wel gegeven hebben als het vijandelijk vuur had opgehouden), moest ik een van mijn jongens hiervoor aanwijzen. Daar zij echter allen getrouwd dan wel verloofd waren, vond ik, dat ik dit karweitje maar moest klaren, en de hieraan verbonden risico's maar moest nemen, omdat ik nog een volkomen vrije jongen was.

Klik hier voor een uitvergroting
Casander bij een stuk houwitser 15 lang 15 (15 hw l 15) tijdens zijn opleiding (1939-1940) » meer
De munitie opslagplaats lag zo'n 3 meter rechts naast het kanon. Toen ik daar op die mooie 2de Pinksterdag met de munitiecontrole bezig was, hoorde ik een van de vijandelijke granaten precies op mij afkomen; die inschatting heb je, door ervaring al gauw onder de knie.

In zo'n situatie gaan je gedachte tientallen malen sneller dan normaal. Ik overwoog om òf onder het 5.000 kilogram zware kanon dekking te zoeken òf een duik te nemen tussen de opgeslagen brisantgranaten, kardoezen en schokbuizen. Mijn keus werd een duik tussen de munitie. Bij het exploderen van de Duitse granaat werd het rechter rad van het kanon kapotgeschoten en kreeg ik een granaatscherf die mijn linker pink geheel en mijn ringvinger voor driekwart afrukte, een scherf die een hap uit mijn linker dijbeen sneed en een kleine schram naast mijn linkeroog.

Ik kan me nog goed herinneren, dat ik een "help"-schreeuw gaf waarvoor ik me daar op dat moment meteen diep schaamde. Met mijn rechterhand bond ik zo goed als mogelijk mijn linker pols af en liep richting commandopost. Adjudant van Spanje was de enige militair die vanuit de schuilplaats kwam en tegen wie ik zei: "Adjudant, ik stik van de dorst" (waarschijnlijk vanwege het vele bloedverlies), waarop hij een pepermuntje uit zijn zak haalde; op dat moment een Godsgeschenk voor mij. Op het moment van de verwonding heb ik totaal geen enkele pijn gevoeld. Schijnbaar een gevolg van de spanning, het onverwachtse, de snelheid waarmee het gebeurde en de gloeiende hitte van de scherven.

Klik hier voor een uitvergroting
Een door Duits artillerievuur beschadigd stuk houwitser 15 lang 15 van 1-I-15 R.A. (mei-juni 1940) » meer
Toen ik met de commandowagen naar de eerste hulp verbandplaats werd vervoerd, begon ik schijnbaar weer een normale kijk op het leven te krijgen, want dat herinner ik me nog goed, toen ik de rust weer vervaarde en verlost was van de "Hel", dacht ik, als ik weer genezen ben en weer naar het front moet, schiet ik mijn rechter pink zelf maar af.

Op het kasteel te Amerongen kreeg ik mijn eerste verzorging en werd later via het Klein Seminarie Rijsenburg naar Utrecht vervoerd om in het ziekenhuis aldaar verder behandeld te worden. Daar de Duitsers Utrecht tot "open stad" hadden verklaard werd ik met de trein naar Amsterdam gebracht. Wachtende op het Maliebaan-station, liggend op een brancard, moest ik een "plasje doen" waartoe ik naar een 1ste Luitenant zwaaide, die dit teken meteen vertaalde door tegen een naast hem staande soldaat de opdracht te geven: "geef die sergeant een sigaret".

Opname Wilhelmina-Gasthuis te Amsterdam

In goederenwagons werden de invalide militairen naar Amsterdam vervoerd. Ik kwam in het Wilhelmina-Gasthuis. De zusters probeerden mijn verbonden hand door mijn uniformmouw te krijgen; Hollandse zuinigheid. Ik zei: "knip mijn mouw toch open", hetgeen gebeurde. Na een geslaagde operatie kwam ik op een ziekenzaal te liggen, middels een deur, verbonden met een tweede zaal, waar allemaal gewonden militairen hun verblijfplaats kregen.

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting


Alleen maar militairen bijeen, dan kun je natuurlijk wel wat verwachten, zo ook hier. Een soldaat belde de zuster en vroeg om een "steek". Toen de zuster de zaal weer uit was belde een tweede militair en vroeg ook om een steek. Zo ging dat door, tot de zuster in alle wanhoop zei: "schieten jullie toch eens op, want er zijn geen steken meer"; waarop de laatste, om een steek vragende militair zei: "zuster, toe nou, ik kan het niet meer houden". Toen de zuster in angstzweet de zaal verlaten had, schoven alle militairen, op beide zalen, hun lege, ongebruikte steek, over de grond richting de verbindingsdeur van beide ziekenzalen.

Vulneratus nec victus (Gewond maar nog niet verslagen)

Ik had in het Wilhelmina-Gasthuis o.a. ook met dienstplichtig sergeant Jan van den Berg op één der ziekenzalen gelegen. Deze sergeant was evenals ik, door een granaat getroffen maar had minder geluk gehad. Hij was namelijk de onderarm aan de ene kant en de pols bij de andere hand kwijt.

Ik heb hem later eens opgezocht, hij had zijn Rechtenstudie afgemaakt en later op het Ministerie van Defensie een behoorlijke baan aangeboden gekregen, want hij had een kamer voor zichzelf. Toen ik hem opzocht en wij een poosje van gedachten hadden gewisseld, vroeg Jan mij: "wil je soms roken?". Ik wilde mijn pakje sigaretten uit de zak nemen, maar hij zei, "neen, je krijgt er één van mij". Hij pakte zijn pakje sigaretten van zijn bureau, tussen elleboogstomp en onderarmstomp, schoof het doosje open, en presenteerde mij een sigaret, uit zijn doosje. Ik mocht zelf ook geen lucifer aansteken. Hij liet, op een handige manier, een lucifer uit zijn doosje vallen, klemde het doosje tussen beide armstompen, raapte een gevallen lucifer tussen zijn tanden pakkend op en streek de lucifer aan, en bood mij zo vuur aan.

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting


Ik had schijnbaar nog niet goed geleerd, want toen hij even later zei: "het begint wat donker te worden", stond ik op om het licht aan te doen; maar het was "zitten blijven" geblazen. Hij stond op en draaide zelf de lichtschakelaar om; er was daar nog geen drukschakelaar. Pas later heeft hij arm- en handprothesen gekregen.

Terugtocht 1- en 2-I-15 R.A.

Op 13 mei, 2de Pinksterdag, trok het onderdeel I-15 R.A. zich uit de stelling terug en kwam op de Maliebaan, tegenover het paleis van Kardinaal de Jong terecht. Vele militairen raakten wat gespannen doordat de Duitsers, Utrecht tot "open stad" hadden verklaard en gingen enkele Katholieke militairen gauw even in het paleis van de Kardinaal biechten. Sergeant A. Beijersbergen van Henegouwen schreef ter plekke een brief naar zijn familie met de woorden: Met mij gaat alles goed en ik ben "voorbereid". Via Leiden, Haarlem en Amsterdam kwam de Afdeling op 15 mei weer thuis op hun militaire opleidingsplaats: Naarden.

Demobilisatie 1940

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting


Bron: interviews met Dhr. Casander in Hilversum en op lokatie bij de Grebbeberg,
uitgewerkt door Stichting De Greb. Casander overleed op 3 mei 2004 te Hilversum.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 6.49 MB)