Belevenissen van een gewonde oud-strijder van 2-II-8 R.I.

Gevochten om en aan
de Grebbeberg in Rhenen

door Joseph Hubert Huntjens,
in mei 1940 als dienstplichtig soldaat ingedeeld
bij de 1e sectie van 2-II-8 R.I.

Klik hier voor een uitvergroting
Dienstplichtig soldaat Joseph Hubert Huntjens (2-II-8 R.I.) (augustus 1935) » meer
Geboren 14 september 1915 op de Beckershof in de Laurastraat (Eygelshoven). Omstreeks de leeftijd van 12 jaar verhuisd naar Stegel no. 16. Mijn ouders zijn daar naderhand een winkeltje begonnen. Nadat ik de lagere school had afgemaakt, ben ik begonnen met het venten van groente, fruit en aardappelen. Bij ons thuis was het leren of werken. Het werd werken. Met een trekwagen waarop de kisten stonden met groente, fruit en aardappelen heb ik door geheel Eygelshoven gevent. Na enige tijd werd er door ons voor fl. 1,80 een kar met twee pony's en tuig gekocht. Vanaf die tijd werd er naar de grossiermarkt in Heerlen gegaan. Deze grossiermarkt te Heerlen werd op dezelfde plaats gehouden waar momenteel de gewone markt wordt gehouden. In het begin werd ik vergezeld door mijn moeder. Nadien ging ik alleen. 's Morgens vroeg om 3.00 uur opstaan. De grossiermarkt te Heerlen begon om 4.00 uur. Om 8.00 uur werd vlug wat gegeten. Vervolgens werd het paard verzorgd en de kar gereed gemaakt om de ganse dag te gaan venten.

Diensttijd

Wij waren bij ons thuis met 6 broers en 2 zusters. Omstreeks mijn 17-jarige leeftijd diende ik me te melden voor mijn soldatenkeuring. Ik werd goedgekeurd. De toenmalige diensttijd bedroeg 5½ maand. Omdat ik thuis niet zolang gemist kon worden heb ik mij de Vrijwillige Landstorm aangemeld. Hierdoor hoefde ik maar 6 weken in Arnhem te dienen. Hier tegenover stond dat ik in 1933 een jaar lang één keer per week diende te melden in het naburige dorp Nieuwenhagen (zaal Storms). Aldaar kreeg ik mijn soldatenkleren, geweer en uitrusting toebedeeld. Buiten de marsen welke wij deden werden ons de krijgshandelingen aangeleerd. In 1934 ben ik nog een jaar lang een avond in de week naar een school in Spekholzerheide dienen te gaan. Hier leerde ik dhr. Sjeng Coenen uit Simpelveld kennen welke later tijdens de Duitse bezetting in Valkenburg (L.) zou worden vermoord als zijnde verzetstrijder. Verder heb ik nog twee dagen in Maastricht dienst gedaan. De twee dagen werden gevuld met marcheren. Nadien naar Arnhem waarvoor ik me had aangemeld. Aldaar deed ik mee aan de manoeuvres welke 6 weken zouden duren. Ik verbleef in de Menno van Coehoornkazerne. In de Menno van Coehoornkazerne raakte ik slaags met een zekere Crapuls uit Nuth, eveneens een Limburger welke naar mij sloeg. Het voorval geschiedde als volgt. Bij een kaartspel, bij welke Crapuls niet meedeed, verraadde hij aldoor de kaarten. Toen ik hem hierover aansprak, haalde hij naar mij uit. Hierop heb ik hem ongenadig tegen de grond geslagen. Iedere keer wanneer we naar huis gingen zag ik hem kijken in welk treinwagon ik instapte. Hij wilde ieder contact vermijden. (Uit een bericht in de Limburger Koerier van 22 mei 1940 bleek later dat deze Crapuls gewond was geraakt op de Grebbeberg: In het Sint Elisabethgasthuis te Arnhem werd verpleegd J.H. Crapuls uit Nuth, schotwond rechterbeen en beenfractuur.)

Mobilisatie

Klik hier voor een uitvergroting
Openbare lagere school aan de Veenendaalseweg te Rhenen (1930) » meer
Na mijn vervulde diensttijd van zes weken was ik weer terug thuis, alwaar ik allengs weer aan de slag ging met het verkopen van groeten, fruit en aardappelen. Dit deed ik tot 1939. Ik werd opgeroepen voor de Mobilisatie. Ik diende me te melden in Arnhem. Na twee dagen uit het burgerleven te zijn gestapt, vertrok ik met de anderen met volle oorlogsuitrusting naar Rhenen. Via Wageningen gingen wij de Grebbeberg op. Onze eindbestemming was de Lagere School aan de Nieuwe Veenendaalseweg nr. 49. Het was een zware dag. Toen we aldaar aankwamen waren wij zo vermoeid dat wij blij waren dat we konden uitrusten op het aldaar aanwezige stro. Iedereen kreeg een slaapplaats toebedeeld. Na verloop van tijd verkregen wij vier persoonskribben (twee onder - twee boven). Ikzelf lag aan een venster aan de voorkant van de school. Mijn dienstkameraad Jan Flint lag naast mij.

In de Kamppolder hebben wij vierkanten schotten gemaakt welke wij drenkten in de carbolineum. Je stonk er letterlijk naar. Het hout verkregen wij in een houthandel te Rhenen (De Stoomhamer). Verder maakten we loopgraven voor onze stelling in de Kruiponder voorbij de boerderij Koningskampen. Buiten dit dienden wij verder wacht te lopen. Ikzelf heb wachtgelopen op de Grebbeberg. Het betrof autocolonnewacht. Hetgeen ik deed zonder munitie. Verder heb ik 's nachts wacht gelopen bij de school aan de Veenendaalseweg, waar wij ingekwartierd waren. Alhier is eens mijn geweer gebroken. De dagen verliepen zo in hetzelfde ritme. Toen de winter aanbrak kwam er ijs op de Grebbe. De Grebbe diende open te blijven, waardoor wij het ijs zaagden in schollen van twee vierkante meter en met haken aan wal trokken. Hetgeen wij deden zolang de winter aanhield. Iedere dag gingen wij (onze geweergroep) naar ons steunpunt, een stelling op de dijk, alwaar wij onze loopgraven uitgroeven en verbeterden.

Iedere 14 dagen kreeg ik 2 dagen zakenverlof. Echter met het venten langs de deur was men bij ons thuis opgehouden. Tijdens mijn zakenverlof (hetgeen mijn laatste zou zijn) voelde ik me ziek, maar ik ben toch terug naar Rhenen afgereisd. Bij mijn aankomst ben ik op ziekenrapport gegaan. Men gaf mij kwartierziek te bed. Die nacht van 9 op 10 mei was groot alarm. Alles rukte uit, maar ik bleef alleen achter in de klas van de lagere school aan de Veenendaalseweg.

10 mei 1940

Klik hier voor een uitvergroting
Stellinggedeelte van 1e sectie 2-II-8 R.I. langs de Grebbe (april-mei 1940) » meer
Om plusminus 4.00 uur werd ik wakker door het gebulder van het luchtafweergeschut. De kalk kwam van de muur en het plafond. Allengs ben ik naar buiten gegaan. Hier zag ik dat ze met een paar gevangenen aankwamen. Vervolgens ben ik naar binnen gegaan en heb mijn gehele uitrusting op de fiets gedaan. Deze fiets had ik bij mij om snoep naar de stelling te brengen. Snoep had ik altijd bij me. In de kast en in de ransel. Ik ben meteen naar de stelling gegaan. Ik ben niet op ziekenrapport gegaan. Bij mijn tocht naar de stelling zag ik een vliegtuig (bommenwerper) naar beneden komen. Tijdens mijn tocht naar de polder over de smalle holle zandweggetjes diende ik enkele keren dekking te zoeken in de berm (tegen de dam).

Er waren luchtgevechten bij de boerderij Koningskampen. Voordat ik bij de boerderij Koningskampen aankwam, kwam ik aan bij een straatversperring welke bewaakt werd door een soldaat. Deze liet mij door, door de versperring opzij te schuiven. Hier heb ik ook nog snoep gekocht. Geld had geen waarde meer. Ik ben toen verder gegaan en bij de boerderij Koningskampen heb ik mijn fiets in de schuur gezet. Van hieruit ben ik te voet naar mijn stelling gegaan. De afstand bedroeg 1.000 tot 1.200 meter. Daar aangekomen heb ik de snoep, welke ik bij me had, verdeeld. Ik stond bekend dat ik altijd snoep in mijn ransel had. Tijdens mijn zakenverlof bedienden degenen die in dezelfde klas bevonden zich van het snoep. Mijn kast stond open. Voordat ik het snoep had uitgedeeld was een vliegtuig zeer laag over het terrein gekomen.

11 mei 1940

De munitie werd uitgedeeld en het was schieten geblazen. Op alles wat bewoog en op menig struikgewas. We gingen zo onze eerste nacht in. De hel was losgebroken. Lichtkogels op de Grebbeberg, gevolgd door hevig granaatvuur. Van slapen gaan was geen sprake. De hele nacht tot de morgen toe. Het werd alsmaar erger. De volgende morgen kon je zien dat Wageningen onder vuur werd genomen, want daar bevonden zich de Duitsers. Op het uiterste steunpunt richting Veenendaal waar ik me bevond kwam niemand door. In de namiddag geraakte de munitie op. Mij werd opgedragen munitie op te halen in een depot welke zich in een steunpunt achter ons bevond. De afstand bedroeg ongeveer 50 meter. Door te kruipen geraakte ik heelhuids met de gevraagde munitie weer terug bij ons steunpunt. Daar aangekomen kregen we bezoek van een Duits verkenningsvliegtuig op welke ik eveneens heb geschoten.

Klik hier voor een uitvergroting
Manschappen van 1e sectie 2-II-8 R.I. poseren onderlangs de Grebbeberg (1939-1940) » meer
In het steunpunt was soldaat Bennie Smits degene welke zich bediende van de lichte mitrailleur. Ik bediende me van mijn Hembrug-geweer. Een geweer van oude makelij, welke 5 kogels kon bevatten. Menige kogel werd voorzien van een kruisje. De lichte mitrailleur was geplaatst achter een stalen plaat waarin zich een sleuf bevond. Enkele keren heb ik ook met de mitrailleur geschoten. Niet lang nadat het Duitse verkenningsvliegtuig was verdwenen, kwam het granaatvuur. Het granaatvuur welke in de loopgraaf op de dijk viel, kwam als het ware op ons af. In een steunpunt heb je geen dekking. We moesten terugtrekken. Het moet ongeveer 19.00 uur geweest zijn. We hadden geen munitie. Eten en drinken hadden wij ook niet. Twee dagen hadden wij niets meer gegeten. Bij het verlaten van ons steunpunt was ik de voorlaatste. De laatste welke het steunpunt verliet was mijn vriend Bennie Smits, een jonge jongen met zwart krullend haar. Bennie Smits werd geraakt en is gevallen. We hebben hem achter moeten laten. Hetgeen ons pijn deed. Twee dagen met elkaar vechten en iemand zo achter moeten laten. Je kreeg de mogelijkheid niet om iemand mee te nemen in het helse gebeuren wat om ons heen gebeurde. Het was liggen en opstaan.

12 mei 1940

Klik hier voor een uitvergroting
Joseph Hubert Huntjens (1e sectie 2-II-8 R.I.) (2 juni 1940) » meer
Bij het terugtrekken naar de boerderij Koningskampen heb ik mijn geweer onklaar gemaakt door de grendel eruit en de afsluiter eraf te halen. Mijn geweer heb ik weggegooid in een sloot. Mijn geweer had geen enkel nut meer, aangezien er geen munitie meer was. Vervolgens kwamen we aan bij de boerderij Koningskampen, welke geheel kapotgeschoten was. Door het gebeurde dacht ik er niet aan dat ik hier mijn fiets had gestald. We zijn verder teruggetrokken en kwamen bij een volgende boerderij alwaar zich een commandopost bevond. Hier werden we aangehouden doordat men ons de revolver/pistool op ons richtte. We zijn vervolgens richting Grebbeberg gegaan. Naar mijn denken was 1e luitenant Vos hier ook bij.

Op de Grebbeberg aangekomen bemerkten we dat de loopgraven leeg waren. Er was niemand meer. Toen zijn we met hele troep teruggegaan. Toen we aan de rand van de Grebbeberg waren aangekomen, waar we voorheen ook waren geweest, hadden de zware mitrailleurs stelling ingenomen. Gelukkigerwijs wisten we het wachtwoord. Indien we dit niet hadden geweten dan hadden ze ons doorzeefd. Ze zagen ons niet aan voor Duitsers. Vervolgens zijn we weer teruggegaan naar de commandopost. Op dezelfde weg terug kregen we in een bocht granaatvuur. Ik zocht dekking langs de weg en werd vervolgens in mijn rechtervoet geraakt door een stuk ijzer van een granaat. Vervolgens werd ik door twee soldaten met een arm over de schouder verder gedragen. Bij de boerderij alwaar ook de commandopost was, werd ik achtergelaten in een schuur. Het was dezelfde boerderij/commandopost waar we eerder waren geweest (onder bedreiging van revolver). De commandopost was verlaten, er was niemand meer.

De rest trok verder. Ik ben vervolgens vanuit de schuur naar buiten gekropen waar een melkkan stond gevuld met ranja. Ik verging van de dorst. Vervolgens ben ik weer teruggekropen in de schuur. Na enig wachten werd ik opgehaald door een hospitaalsoldaat op een fiets. Zo goed als het ging ben ik achterop gaan zitten. Ik werd naar een hulpverbandpost, welke zich onder grond bevond, gebracht. Daar aangekomen zag ik dat dienstkameraad Arts werd geholpen. Deze had een halve voet af. Nadat men deze had geholpen was het mijn beurt. De dokter/chirurg maakte een kruisje of sneetje onder de rechtervoet en trok vervolgens een zeskantig stuk granaatijzer ter grootte van een duimtop uit de rechtervoet. Het stuk granaatijzer was via de binnenkant van mijn rechtervoet binnengedrongen en bevond zich aan de onderkant van mijn voet. Het stuk granaatijzer werd mij als aandenken meegegeven. Verder deelde de dokter mij mede dat ik altijd hiervan last zou ondervinden. Hetgeen ik hem niet had gevraagd. Ik was al blij dat het stuk granaatijzer was verwijderd.

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting

11 mei 1940 - 12.30 uur

11 mei 1940 - 21.00 uur

12 mei 1940 - 18.00 uur

12 mei 1940 - 23.00 uur

Epiloog

Klik hier voor een uitvergroting
13 mei 1940 - 7.00 uur
Nadat mijn rechtervoet goed verpakt was, werd ik middels een draagbaar in een vrachtwagen gebracht. Deze vrachtwagen vervoerde mij met anderen naar Driebergen. Aldaar aangekomen werden wij een gebouw binnengedragen (het Groot Seminarie). We kregen daar een cognacje te drinken. Dat deed mij goed. Vervolgens werden we naar station Utrecht getransporteerd en in een trein van het Rode Kruis gedragen. De trein had eindbestemming Amsterdam. Langs de spoorlijn stonden mensen te wuiven. In Amsterdam aangekomen werden we getransporteerd naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis aan het Oosterpark alwaar ik verpleegd zou worden. Ik heb in het begin bezoek gehad van een Zuster welke in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis werkzaam was. Nadat ik enigszins kon opstaan ben ik naar de binnenplaats gegaan. Langs de omheining stonden veel mensen. Misschien waren het wel Joden welke medelijden met ons hadden. Na drie weken heb ik bezoek gehad van een broer en zus welke mij kwamen opzoeken. Enige tijd later kwam een andere broer mij opzoeken. Ze zeiden dat het zolang had geduurd eer ze thuis wat van wij hadden vernomen. Ze dachten dat ik gesneuveld was na de zware gevechten op de Grebbeberg.

Klik hier voor een uitvergroting
Dhr. Huntjens bij het graf van Jan Flint op de Grebbeberg (augustus 2001)
Eenmaal ben ik op ziekenverlof geweest. We konden wat invullen want we zouden bezoek krijgen van Seyss-Inquart. Maar ik was met ziekenverlof thuis in Eygelshoven. Ik kreeg een paar schoenen welke ze mijns inziens uit de winkels gehaald hebben. Tot 30 juli 1940 verbleef ik in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis-ziekenhuis. Die dag werd ik ontslagen. Toen naar huis.

Om de kost te verdienen ben ik weer begonnen met venten. Sukkelend ben ik begonnen. Er werd weer een paard gekocht. De aardappelen waren op de bon. Het was een sjouwerij. De groenten waren eveneens op de bon. Deze bonnen heb ik opgekregen. Iedere morgen vroeg weer op om met paard en kar naar de groentemarkt te Heerlen te gaan. De meeste keren werd niets verstrekt. Eerst kwam de Duitser, vervolgens de N.S.B'ers. Je werd je dan vaak niets verstrekt.

In die tijd had ik het geluk dat ik bij het agentschap van Heineken, welke gelegen was aan de Schaesbergerweg te Heerlen, bier en limonade kon verkrijgen. Hetgeen in die tijd bijna niet te verkrijgen was. Het geluk bestond dat mijn vriendin (mijn latere vrouw) aldaar werkzaam was. Op 9 mei 1942 ben ik in Simpelveld met haar in het huwelijk getreden. In 1943 diende ik me te melden voor het krijgsgevangenschap te Assen. De heenreis duurde 10 tot 11 uur. Een dag voordat ik me diende te melden heb ik bij burgers geslapen. 's Morgens diende ik me te melden in de desbetreffende kazerne. Ik werd binnengeleid door 2 Duitsers. Eén voor mij met bajonet op het geweer en één achter mij. Toen ik binnen kwam werden twee "Ausweisen", welke ik bij me had, gecontroleerd. Eén Ausweis was van de Vakcentrale en van de N.S.B'er Burgemeester van Eygelshoven Alphons Le Haen. Beiden betroffen de voedselvoorziening. Ik kon gaan. Buiten aangekomen ben ik spoorslags naar het station gegaan om de grote terugreis naar Limburg te aanvaarden.

Klik hier voor een uitvergroting
Dhr. Huntjens bij het graf van Bennie Smits op de Grebbeberg (augustus 2001)
Thuis was men blij met mijn terugkomst. Vervolgens was het weer aardappelen sjouwen. Groente werd ons nauwelijks toebedeeld. En als je wat kreeg, dan had je voor een kleine groep wel wat, maar voor jezelf niets. Aardappelen waren er wel. Na de Duitse bezetting werd de Oorlogs Invaliden Bond opgericht. Hier ben ik lid van geworden.

Tot 1957 heb ik langs de deuren gevent. Ik ben toen hiermee gestopt omdat ik hiermee niet meer mijn kost kon verdienen. En vanwege mijn onderwijl slechte lopen. Mijn vrouw runde ondertussen de groeten- en levensmiddelenwinkel. Ik ben toen beginnen te werken op de plaatselijke steenkolenmijnen Laura en Julia. Aldaar werkte ik bovengronds. Ondankbaar werk heb ik hier verricht. Te weten in het ketelhuis, briketfabriek. Vijf jaar ben ik daar werkzaam geweest. Hierna heb ik bankwerkerswerk verricht bij de firma Vossen te Haanrade. Nadien heb ik een jaar geen werk gehad. Een vergoeding werd door de gemeente Eygelshoven aan mij verstrekt. Ik werd gevraagd voor werkzaamheden in de Invalidenwerkplaats Molenberg/Heerlen. Na enige tijd werd ik overgeplaatst naar een werkplaats te Beersdal/Heerlen. Nadien werd ik wederom verplaatst naar een kwekerij te Eygelshoven. Daar werd ik voor 80% tot 100% afgekeurd. Al de tijd dat ik werkzaam was heb ik groeten, fruit en aardappelen verkocht op de zaterdagmarkt te Eygelshoven. Dit ben ik blijven doen totdat ik 65 jaar werd. Een jaar later werd eveneens een punt gezet achter onze winkel.

Dat waren de belevenissen van een gewonde oud-strijder welke gediend heeft bij 2-II-8 R.I. Joseph Hubert Huntjens overleed op 16 november 2001 te Eygelshoven in de leeftijd van 86 jaar.

3041