De laatste dagen van soldaat Haggeman uit Wichmond

Hendrik Haggeman was soldaat van het achtste regiment infanterie (2-II-8 R.I.) dat als thuisbasis Arnhem had. Tijdens de Duitse inval die begon in de nacht van 10 mei maakte Haggeman deel uit van het Grebbesluisdetachement, net als Willemsen (Doetinchem) en Span ('s-Heerenberg). Alle drie werden ze 18 mei honderden meters noordelijker dood aangetroffen bij stellingen 28 en 29. Drie dagen daarvoor had Nederland op 15 mei gecapituleerd nadat de Duitsers Rotterdam hadden gebombardeerd. Zie ook: www.grebbeberg.nl

Soldaat Hendrik Haggeman sneuvelde volgens zijn grafsteen op 13 mei 1940 aan de rand van de Grebbeberg. 73 jaar later wil verslaggever Henny Haggeman weten hoe de neef van zijn vader aan zijn einde kwam.

door Henny Haggeman

Als de acht overgebleven soldaten de kogels aan de achterzijde van hun kazemat - een metalen koepel met daaronder een mitrailleur - horen inslaan, weten ze genoeg. Ze zijn omsingeld. De Duitse aanval komt niet langer alleen van voren, ze worden nu ook in de rug bestookt. Hoewel nog vroeg, is het deze maandagmorgen 13 mei 1940 - tweede pinksterdag - warm. De ochtendzon brandt, al zal dat niet de enige reden zijn dat bij sommige mannen het zweet op het voorhoofd staat. De middag ervoor hadden ze hun loopgraaf aan de rivier de Grift verlaten, waren een paar honderd meter landinwaarts getrokken en hadden zich genesteld in en rond een kazemat (stelling 28) die een stukje van de Levendaalschesteeg in het weiland lag. Daar - met op de achtergrond de zuidelijk gelegen Grebbeberg, waar zo te horen zwaar gevochten werd - was de verdediging met elf man sterk voortgezet. Drie van hen waren daarbij gesneuveld en drie waren gewond geraakt. Toch hadden de resterende vijf stand gehouden. Maar nu kwamen de Duitsers van achteren.

"Raus!", klinkt een harde stem van dichtbij. De vijf mannen kijken elkaar aan en snappen dat verder vechten zinloos is. Ze gooien hun wapens neer en lopen met de handen boven het hoofd de vijand tegemoet.

Klik hier voor een uitvergroting
Manschappen behorende tot de 1e sectie van 2-II-8 R.I. voor de Lagere school in Rhenen (winter 1939-1940) » meer
Als ik in een e-mail naar stichting De Greb - een groep mensen gespecialiseerd in de Slag om de Grebbeberg - vraag naar de doodsoorzaak van de op 13 mei 1940 gesneuvelde Hendrik Haggeman (soldaat 2-II-8 Regiment Infanterie), krijg ik snel antwoord. 'Uw familielid was, voor zover ik nu kan nagaan, met zijn sectie gelegerd aan de frontlijn langs de Grift', mailt Hajo Groenman van De Greb terug. '12 mei zijn ze teruggetrokken naar stelling 28 en 29, die vlak bij elkaar lagen. Daar is Haggeman vermoedelijk neergeschoten.'

Hendrik Haggeman is dan 25 jaar. Hij werd geboren op 28 januari 1915 in de boerderij aan de Broekweg in het buitengebied van het Achterhoekse Wichmond, vlakbij de rivier de IJssel. Hendrik was de tien jaar oudere neef van mijn vader. Die vertelde wel eens dat een neef van hem was gesneuveld op de Grebbeberg. Ik vroeg er nooit naar, maar sinds een paar jaar google ik op 'Haggeman' en 'Grebbeberg'. Daarna is het nog één klik naar de grafsteen van H.A. Haggeman, gestorven 13 mei 1940. Daaronder staat dat hij vijf dagen later - 18 mei - is gevonden aan de Levendaalselaan (zo heet het weggetje anno 2013) achter stelling 29 aan De Grift. Wat overeenkomt met de lezing van Groenman.

Een dag voor de mailwisseling met Groenman bezoek ik Benny Haggeman (65) en Joke Kempers in hun boerderij aan de Broekweg bij Wichmond. Dit is het ouderlijk huis van Hendrik, de oom van Benny. Erg veel weten ze niet van ome Hendrik, behalve dan dat hij boerenknecht was in Olburgen op het moment van mobilisatie in augustus 1939.

Op tafel komt een foto van Hendrik in militair uniform uit 1935, toen hij zijn dienstplicht vervulde. Verder is er een bidprentje waarop staat dat hij 'rond de pinksterdagen van 1940 is gevallen op het veld van eer'. En ook: 'Waar zijn lichaam rust weten wij niet'. Misschien toen nog niet, maar officieel ligt H.A. Haggeman op rij 6, graf 10 op de militaire begraafplaats op de Grebbeberg. Zijn ouders werden zeker tien jaar lang - tot aan hun dood - door een taxi in Wichmond opgehaald om de herdenking op de Grebbeberg bij te wonen.

Volgens de overlevering vertrok Hendrik in augustus 1939 strijdlustig naar de kazerne in Arnhem, vanwaar vervolgens in twee dagen werd gemarcheerd naar Rhenen. Daar werden ze ingekwartierd in een school. 'Overgeven nooit, dan maar kapot schieten', zou Hendrik hebben gezegd tegen zijn oudste broer Gradus, de vader van Benny. "Die zes woorden zeggen genoeg", zegt Benny. Maar hoe Hendrik aan zijn eind is gekomen, durft Benny niet te zeggen. Wel doet er een verhaal in de familie de ronde, maar daarvoor verwijst hij naar broer Geert. Die is stellig: "Van mijn vader Gradus weet ik dat Hendrik scherpschutter was en in een voorpost lag. Maar de munitie deugde niet. Hij schoot met losse flodders. Bij de eerste de beste Duitse aanval was het gebeurd. Hij was gelijk dood."

Gezien het bataljon waar Hendrik deel van uitmaakte is het onwaarschijnlijk dat Hendrik in de voorpostenlinie lag. Minder onwaarschijnlijk is het dat er inderdaad incidenteel Nederlandse soldaten met losse flodders schoten. Nederland had sinds 1831 (de Tiendaagse Veldtocht in België) geen slag meer geleverd en was anti-oorlog. In 1914 was het wapengekletter nog net aan Nederland voorbij gegaan en - terwijl Duitsland onder Hitler steeds agressiever werd - tot ver in de jaren dertig ging de regering ervan uit dat de neutraliteit niet werd geschaad. Tot Nederland in augustus 1939 overging tot mobilisatie, een maand voor de Tweede Wereldoorlog uitbrak met de Duitse inval in Polen. De herbewapening werd opgevoerd. Dat was aan de late kant, ook al omdat heel Europa dat deed. Een deel van het wapentuig waarmee Nederland zich van 10 tot 15 mei 1940 verdedigde was dan ook negentiende-eeuws.

Klik hier voor een uitvergroting
Manschappen van 1e sectie 2-II-8 R.I. poseren onderlangs de Grebbeberg (1939-1940) » meer
Maar ook die laatste weken voor de Duitse inval overheerste naïviteit. In het boek Grebbelinie 1940 schrijft Eppo Brongers dat de overheid verzuimde boomgaarden te kappen om zo voor een fatsoenlijk schootsveld te zorgen vanaf de Grebbeberg: het zou te veel geld kosten. Nu waren deze bomen prima dekking voor oprukkende SS-divisies. Ook bleef een staat van beleg uit, zodat Duitse militairen in burger tot kort voor de inval Nederland konden bezoeken en de verdediging bestuderen. Daar komt nog bij dat de Nederlandse militairen niets gewend waren als het ging om oorlog voeren. Er zijn voorbeelden van desertie bekend. Menigeen trok tijdens de strijd zijn uniform uit en ging naar huis.

Misschien wilde Hendrik Haggeman dat ook wel, ik weet het niet. Zeker is dat hij niet meer thuis is gekomen. Maar dat zijn doodsoorzaak minder duidelijk is dan ik dacht na het mailtje van Groenman, ontdek ik als ik - dankzij Groenman - in contact kom met Jack Huntjens. Zijn vader zat in dezelfde compagnie als Hendrik, maar raakte gewond en overleefde de slag. Huntjens verwijst naar een rapport uit 1941 waarin Haggeman wordt genoemd.

Het rapport is geschreven door Rud Hueting, ambtenaar bij een overheidsdienst met de ondoorzichtige naam Algemeen Informatiebureau van het Hoofdregelingsbureau in Den Haag. Hueting heeft tussen half december 1940 en half juni 1941 onderzocht wat er is gebeurd met de sinds de meidagen vermiste sergeant Adrianus van Hal (geboren in Renkum) en soldaat Bartus van der Wal uit Ochten. In het rapport staat dat Van Hal commandant was van een detachement van zestien manschappen dat de sluis en de brug over de Grift bewaakte: de oostelijke toegang van de Grebbeberg. De zestien werden afgevaardigd uit drie verschillende bataljons en om de maand vervangen. Onder de zestien die tijdens de oorlogsdagen het detachement vormden, vind ik een bekende: Haggeman. Eind april bezoek ik op een mooie voorjaarsdag samen met Hajo Groenman de Grebbeberg en als hij op station Ede-Wageningen in mijn auto stapt, vertelt hij me dat hij zijn eerste lezing over de dood van Haggeman moet nuanceren. Hij kent het rapport van Hueting ook, heeft het aan de vooravond van ons treffen voor de zekerheid ingezien en tot zijn verbazing de naam Haggeman ontdekt.

Uit het rapport blijkt dat de Grebbesluis al op de eerste oorlogsdag - 10 mei - 's avonds door de Nederlanders werd opgeblazen om de doortocht moeilijker te maken. Van Hal is de volgende morgen met zijn soldaten tweehonderd meter de berg op getrokken en heeft daar een schuilplaats gegraven. 'In geen enkel opzicht droeg deze schuilplaats het karakter van een loopgraaf of stelling', schrijft Hueting. 'De meeste geweren werden boven bij de schuilplaats achtergelaten.'

De schuilplaats (twee bij drie meter, volgens het rapport-Hueting) lijkt overigens aan de kleine kant voor zeventien mensen. Dat sterkt het vermoeden dat niet alle zeventien hier achterbleven, waarover later meer. Pinksterzondag 12 mei wordt de schuilplaats ontdekt door de Duitsers, die dan de berg over trekken. De mannen willen zich overgeven maar terwijl sommigen uit de schuilplaats klimmen, gooien de Duitsers handgranaten naar binnen.

Klik hier voor een uitvergroting
Speuren naar de laatste dagen van soldaat Hendrik Haggeman uit Wichmond (2013)
Negen van de zeventien Nederlanders van het sluisdetachement staan later op de lijst van doden. Van sommigen is zeker dat ze hier bij de schuilplaats zijn gestorven. Van Haggeman niet. Sterker, zijn naam wordt naast die ene keer in het hele rapport niet genoemd. Maar als Haggeman hier sneuvelde, is zijn datum van overlijden 12 mei en niet 13 mei. Mocht Haggeman inderdaad, zoals het rapport beweert, bij de Grebbesluis hebben gezeten dan is het de vraag hoe het kan dat zijn lijk honderden meters verderop achter de stelling bij de Levendaalselaan is gevonden. Er wordt beweerd dat de stellingen 28 en 29 na de slag verzamelplaatsen van lijken werden. "Maar waarom zover trekken met die lijken", vraagt Groenman zich af.

Overigens is Haggeman niet de enige op de lijst van het sluisdetachement wiens lichaam is gevonden aan de Levendaalseweg. Drie of vier van de gesneuvelden (ook Span uit 's-Heerenberg, Willemsen uit Doetinchem en mogelijk Van Rossum uit Wamel) kwamen bij stelling 28 en 29 terecht. Twee of drie - volgens rapport Hueting ook Van Rossum - zijn wel bij de schuilplaats van de Grebbesluis aangetroffen. Twee - Van Hal en Van der Wal - waren vermist en de laatste (Toonen Dekkers uit Balgoij) is op de berg gevonden.

Het kan zijn dat deze laatste na het opblazen van de Grebbesluis op 10 mei terug is getrokken naar zijn eigen onderdeel. Dat zou ook Haggeman met zijn drie maten gedaan kunnen hebben, suggereert Rutger Bol, ook van stichting De Greb. En dat kan verklaren dat hun lijken bij stelling 28 en 29 terug zijn gevonden. Hoe het op de morgen van pinkstermaandag 13 mei afliep bij stelling 28 aan de Levendaalseweg, weten we dankzij de ooggetuigenverklaring van Hendrik de Kleijn uit Overasselt. Als de vijf Nederlandse soldaten zich overgeven horen ze een hese Duitse stem brullen: "Ihr habt unsere Kameraden erschossen." De Kleijn kijkt in het gezicht van een zwetende SS'er die op vier meter afstand van hem staat en het vuur opent op hem en zijn vier maten. De zwetende SS'er is het laatste wat De Kleijn ziet. Hij overleeft op wonderbaarlijke wijze de moordpartij, maar is wel blijvend blind. De andere vier zijn dood. Haggeman wordt 18 mei vijftig meter verderop gevonden bij stelling 29 aan de rand van de Levendaalselaan. Groenman vermoedt dat hij stierf in de buurt van stelling 28. Hoe is niet bekend. In de getuigenis van De Kleijn komt geen Haggeman voor.

Bron: De Gelderlander (bijlage Spectrum p. 2+3) van 11 mei 2013

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 14.29 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 16.61 MB)