De ontruiming der gestichten uit Druten, Rhenen en Wageningen in mei 1940
Toen in de vroege morgen van de 10e Mei 1940 het krijgsgeweld tot binnen Nederland's grenzen was doorgedrongen en als gevolg daarvan de Nederlandse strijdkrachten overal ter verdediging van het vaderland werden ingezet, was een der allereerste evacuatieopdrachten, die van het Algemeen Hoofd kwartier uitgingen, dat tot ontruiming der gestichten, althans voor wat betreft urgentie a, moest worden overgegaan. Een verrassing bracht deze lastgeving intussen, ondanks het vroege uur, allerminst. Immers vanaf het ogenblik dat, eerder reeds, het bericht was ontvangen, dat met de evacuatie uit het gebied van de Grebbestelling zo spoedig mogelijk moest worden aangevangen, lag het voor de hand, dat ook de tijding, dat besloten was tot ontruiming van de gestichten uit de phase "a", niet lang meer kon uitblijven.
Feitelijk had de volgorde andersom moeten zijn, gezien de lichamelijke en soms ook geestelijke toestand, waarin zich de bewoners der meeste voor ontruiming in aanmerking komende inrichtingen bevonden. De dynamiek der gebeurtenissen echter stelde het Algemeen Hoofdkwartier (A.H.K.) en de centrale evacuatie-instanties voor een voldongen feit. Van enige voorrang kon geen sprake meer zijn. Terwijl de landstrijdkrachten des vijands overal reeds onze grenzen hadden overschreden en zijn vliegtuigen het luchtruim boven Nederland beheersten, moesten zodoende zieken en zwakken, blinden, mismaakten en ouden van dagen nu met de grootst mogelijke spoed naar veiliger oorden worden overgebracht.
Bij het geven van een overzicht van wat zich bij deze phase a van de ontruiming der gestichten afspeelde, zullen de diverse groepen, waarin de te ontruimen inrichtingen waren ingedeeld, in de volgorde der nummers worden behandeld.
* * *
(Groep I heeft betrekking op plaatsen die buiten de scope
van deze website vallen en is derhalve niet overgenomen)
* * *
De evacuatie-geschiedenis van groep II is die van de verpleegden van "De Boldershof", het Rooms-Katholieke Internaat voor zwakzinnige meisjes te Druten, waarvan de onderbrenging in de dagen van voorbereiding de Commissie Burgerbevolking en de Sub-commissie Volksgezondheid veel hoofdbrekens had gekost. Tenslotte was op 27 Maart 1940 de Koninklijke Militaire Academie (K.M.A.) te Breda als verblijfplaats aangewezen en hadden op 19 April d.o.v. de Moeder Overste en de Geneesheer-Directeur een bezoek aan de K.M.A. afgelegd en voorbereidende besprekingen gehouden met de Gouverneur, waarbij de inrichting een ideaal noodverblijf bleek voor de bevolking van "De Boldershof". Op 8 Mei daarna brachten de Moeder Overste met één zuster en de geneesheer een tweede bezoek aan de Academie, die inmiddels de vorige nacht reeds door de Cadetten was verlaten en werden nieuwe voorbereidende maatregelen besproken voor de onderbrenging der circa 380 patiënten.
Dat twee dagen later de evacuatie al werkelijkheid zou worden, was iets, dat tijdens de besprekingen van 8 Mei zeker niet is vermoed. Op de 10e Mei waren vanaf "De Boldershof" telefonische verbindingen óf zeer moeilijk óf in het geheel niet meer te verkrijgen en het werd ongeveer 11.00, voordat de Geneesheer-Directeur het bericht ontving van de zijde van het Stafkwartier van brigade B, dat de inrichting moest worden ontruimd. Het vervoer naar Breda zou moeten geschieden met behulp van 21 autobussen, die in één slag allen zouden meevoeren naar de K.M.A., maar die op dat ogenblik nog niet te Druten waren aangekomen. Alle maatregelen werden inmiddels genomen om, zodra de bussen zouden arriveren, zo spoedig mogelijk te kunnen beginnen met het inladen der verpleegden en van de mede te voeren bagage als dekens, beddegoed, voedings- en geneesmiddelen.Te 13.00 verschenen de 21 autobussen van de autoafdeling van de Brabantse Buurt Spoorwegen, die zich vanuit Breda tijdig op weg hadden begeven naar Druten, doch op hun marsweg via Tilburg en Den Bosch, meerdere malen oponthoud hadden gehad door het dekking zoeken tegen vuur uit de lucht. De gehele colonne bereikte "De Boldershof" echter tenslotte intact en kort daarna verscheen ook de voor dit belangrijke transport aangewezen vervoercommandant per Red-Tax uit Den Haag na een avontuurlijke reis via Gouda-Culemborg-Geldermalsen-Tiel en Leeuwen naar Druten onder constant luchtgevaar, uitgaande van talrijke vijandelijke jagers en bommenwerpers. Bij de overgang met de veerpont in Tiel stortten o.a. een Duitse bommenwerper en een jager van onbekende nationaliteit brandend in de Waal en in de Betuwe werden verschillende wrakken van neergeschoten vliegtuigen gepasseerd. Te 13.00 werd Druten heelhuids bereikt en onmiddellijk contact gezocht met de Geneesheer-Directeur van "De Boldershof".
Tegen 16.00 was het transport voor afmars gereed en begon de tocht naar Breda via Leeuwen-Wamel-Dreumel-Heerewaarden-Hedel-Den Bosch als eerste traject van de reis, waarvan het tempo in de aanvang niet vlot kon zijn in verband met de aanwezigheid op de dijk van kudden vee en van vele autobussen met vluchtelingen uit omliggende plaatsen. In elk der bussen werden pl.m. 20 verpleegden vervoerd onder hoede van twee zusters. De portieren bleven met het oog op de aard der passagiers zoveel mogelijk gesloten. In een overdekte vrachtauto werd een zwaar zieke patiënt in een bed vervoerd, vergezeld door een verpleegster. Als begeleidende vervoercommandant van dit grote auto-transport was een gewezen Indisch officier gekozen, van wie bekend was, dat hij bij de motordienst was gedetacheerd geweest en op de hoogte was met het voeren van het commando over een autotreinafdeling en ook hier werden van deze voorbereidende maatregel de vruchten geplukt.
In het open Betuwe-terrein op de hoge dijken werd met het oog op het constant aanwezige luchtgevaar met vergrote afstand tussen de auto's der colonne gereden, terwijl later, na Den Bosch te zijn gepasseerd, onder dekking van het geboomte op de weg naar Tilburg en Breda normale afstand werd genomen.
Ondanks het feit, dat geen motorordonnansen ter beschikking waren van de leider van het transport en met vreemde chauffeurs werd gereden, die zich echter kranig van hun taak kweten, verliep na Den Bosch de rit naar Tilburg vlot. Tilburg echter bleek in staat van luchtalarm. Alles was van de straten en wegen verdwenen, de colonne werd aangehouden en de colonneleider verzocht alle verpleegden en zusters te doen uitstijgen om ze daarna in huizen en café's langs de weg voorlopig onder te brengen, hetgeen de vervoercommandant pertinent - en terecht - weigerde. Hij gaf order onmiddellijk en zo snel mogelijk door te rijden en aldus daverden de autobussen met hun last van arme zwakzinnigen door de ontvolkte straten van het bedreigde Tilburg naar de buitenzijde van de stad, waar de grote weg naar Breda zonder ongevallen werd bereikt.
De reis naar de K.M.A. werd verder ongestoord voortgezet, al was er zo nu en dan verontrustende belangstelling voor de colonne van de zijde van Duitse vliegtuigen, die zich echter tot waarneming bepaalden, terwijl overal langs de marsweg de verse sporen van oorlogsgeweld werden aangetroffen. Te 20.00 werd de K.M.A. bereikt, de lading van verpleegden en personeel afgeleverd en de colonne der Buurt Spoorwegbussen [N.V. Brabantsche Buurtspoorwegen en Autodiensten = B.B.A.] ontbonden. De B.B.A.-chauffeurs hadden hun moeilijke taak met grote kalmte en ervaring keurig volbracht.
Daar de vervoercommandant zijn terugtochtweg naar Den Haag via de Moerdijkbrug afgesloten zag en teruggaan over Tilburg en Utrecht eveneens niet meer mogelijk bleek, doordat Duitse valschermjagers inmiddels op het vliegveld van Gilze Rijen waren geland, bracht hij de nacht te Breda door en vertrok de volgende morgen vroegtijdig om alsnog te trachten naar Den Haag terug te keren, hetgeen tenslotte na tal van wederwaardigheden en omzwervingen gelukte via een noodbrug over het Wilhelminakanaal, een pontveer ten Noorden van Capelle en verder over Gorinchem-Schoonhoven-Gouda.
Bij zijn vertrek uit Breda was deze stad en de omgeving vol van Franse gemotoriseerde eenheden, die in Oostelijke richting in snel tempo oprukten.
Had aldus deze vervoercommandant zijn opdracht met succes en grote handigheid uitgevoerd, aan de avonturen van de bewoners van "De Boldershof" was daarmede zeker nog geen einde gekomen. Na de aankomst in de Koninklijke Militaire Academie bleek alras, dat een deel der gebouwen reeds in gebruik was genomen ten behoeve van aangevoerde gewonde militairen, zodat men voor de zwakzinnigen zich met minder ruimte moest tevreden stellen en een groot deel der patiënten op inmiddels aangevoerd stro ter ruste moest worden gelegd. Gelukkig bleken de meesten harer zich goed in haar lot te schikken, waarschijnlijk ook vooral omdat de betekenis van het gebeuren, dat ze meemaakten, maar ten dele of in het geheel niet tot deze arme geesteskranken doordrong. Slechts af en toe klonk van de ligplaatsen geschreeuw op.
Diezelfde avond van de 10e Mei werd van de burgemeester van Breda de mededeling ontvangen, dat "De Boldershof" niet in de K.M.A. kon blijven en het Kasteel "Bouvigne" te Ginneken als verdere verblijfplaats was aangewezen.
Zaterdagmorgen 11 Mei werd onmiddellijk met de voorbereidselen voor deze nieuwe verhuizing begonnen. Om 9.00 werd weer met inladen begonnen in dezelfde bussen van de vorige dag, maar daar zich onder de 380 patiënten minstens een 150-tal bevond, dat totaal hulpbehoevend was en ook alle bagage weer moest worden ingeladen, duurde het tot ongeveer 12.00, voordat "Bouvigne" na een rit van slechts 4 kilometer was bereikt. Nauwelijks was men daar aangekomen of er was luchtalarm, dat tot omstreeks 13.00 duurde en aldra zou blijken op de volgende dag - eerste Pinksterdag - dat deze nieuwe verblijfplaats ook allerminst een ideale was. Die dag namelijk kwam men te Bouvigne reeds dermate tussen de strijdende Franse en Duitse gemotoriseerde eenheden in te zitten, dat de leiding het veiliger achtte in de morgen de gebouwen te verlaten en met alle patiënten, ook de hulpbehoevenden, de zusters en het personeel, in de omliggende bossen in verschillende groepen een schuilplaats te zoeken.
Toen de activiteit op de grond en in de lucht wat verminderde, en het in de omgeving wat rustiger was geworden, werd in de namiddag, ook in verband met de koude wind, besloten het er maar op te wagen en de gebouwen weer te betrekken. Deze waren inmiddels al te klein gebleken voor een bevolking van circa 450 zielen, waaronder zieken en hulpbehoevenden. Er waren in hoofdzaak twee grote zalen beschikbaar, waarvan in de benedenste de onzindelijke patiënten voor een groot deel op stro op de vloer werden gelegd, terwijl op de bovenste zaal de niet-hulpbehoevenden of half-hulpbehoevenden werden ondergebracht. Het personeel en de zusters werden gehuisvest in een twintigtal kamertjes, waarvan de ruimte in sommige gevallen door 4 à 5 personen moest worden gedeeld.
De nacht van de eerste op tweede Pinksterdag werd voor de geëvacueerden een nacht der verschrikking. Reeds in de avond nam het gedreun van kanonvuur en de ratelende klop van mitrailleurs toe en spoedig bleek het oude kasteel zo zeer in de gevechtslinie te liggen, dat de doffe davering van bominslagen en van kanonschoten, waaraan ruiten en deuren ten offer vielen, het gebouw deden schudden op zijn grondvesten. Dubbel erg was de toestand voor de wachthebbende zusters, die in deze helse chaos van geluiden nog haar zorgen moesten wijden aan angstige en schreeuwende patiënten in ruimten, waarin verlichting ontbrak. Gelukkig kwam er na 4 uur in de morgen verademing. Het geschutvuur verminderde en het rumoer van het krijgsbedrijf begon zich te verwijderen. De vrees voor ineenstorten van het gebouw, die velen hadden gekoesterd, verdween geleidelijk, toen het in de omgeving rustiger was geworden. Maar men was daarmede nog niet aan het einde der moeilijkheden, want al spoedig werd geconstateerd, dat gas- en waterleiding buiten bedrijf waren en de telefoonleiding was afgesneden. Bovendien maakten landmijnen overal de omgeving onveilig, speciaal op de weg langs Bouvigne en elke verbinding met Breda of Ginneken was voorlopig niet mogelijk. Een en ander bracht vooral zijn moeilijkheden mede ten opzichte van de voedselvoorziening. De hoeveelheid brood, die uit Druten was meegevoerd, begon zienderogen te verminderen en bij gebrek aan gas en electrische stroom was het ook bijna onmogelijk om groente en aardappelen voor maaltijden te bereiden. Ook het drinkwater begon een probleem te vormen. Daarom werd door weilanden en over sloten een verbinding gezocht en verkregen met een naburige boerderij, terwijl op een houtvuur in de open lucht zo goed en zo kwaad als dat ging, aardappels in een ketel werden gekookt. De hoeveelheid voedsel, die nog beschikbaar was, kon niet anders dan zeer beperkt zijn. Doch toen via de boerderij een verbinding werd verkregen door de weilanden met het dorp Ginneken, verbeterde de voedseltoestand snel.
Inmiddels werd ook meer ruimte verkregen voor de patiënten. Met de evacuatie der bevolking van Breda was ook een 80-tal K.J.B.-meisjes, die in Bouvigne tot dienstbode werden opgeleid, gevlucht. Hierdoor kwam een gebouw "de Boerderij" leeg, waarin een groot deel der patiënten kon worden gehuisvest, een gelukkige omstandigheid omdat de toestanden in het verblijf der onzindelijken langzamerhand ondragelijk waren geworden.
Toen eenmaal tot de bevolking van Ginneken was doorgedrongen, dat, hoewel de vorige bewoonsters Bouvigne hadden verlaten wegens het oorlogsgevaar, juist door dit gevaar een 450 nieuwe bewoonsters het kasteel waren binnengetrokken, die gaarne voedingsmiddelen en andere levensbehoeften zouden kopen, kwam er spoedig verbetering in de algemene situatie. Na 6 à 7 dagen functionneerde de waterleiding weer, een paar dagen later was ook de gastoevoer weer hersteld, waardoor weer voor een groot aantal personen voedsel kon worden bereid. Zo begonnen wederom normale toestanden te heersen en met de rust, die terugkeerde, kwam ook het verlangen om naar Druten en "De Boldershof" terug te gaan, vooral toen na een verkenningstocht per rijwiel van de tuinman bleek, dat de gebouwen daarginds slechts weinig hadden geleden, terwijl ook door de inspectie van het Staatstoezicht op krankzinnigen, op voorbereiding van de terugtocht naar Druten werd aangedrongen. Dit is inderdaad geschied en dank zij de medewerking van de burgemeester van Breda en hulp uit Druten kon vanaf 21 Mei in gedeelten naar Druten per autobus worden teruggereisd op benzine, die daarvoor te Breda ter beschikking werd gesteld. Zelfs zeer achterlijke patiënten wisten aan haar vreugde over het vertrek uit Bouvigne uiting te geven door haar uitroep: "Hoera weer naar Druten".
Te Druten bleken de beschadigingen aan de gebouwen over het algemeen niet van ernstige aard, beschadigingen die alleen het gevolg waren van beschieting door Nederlandse militairen, die zich aan de Noordelijke oever der rivier bevonden en in de mening moeten hebben verkeerd, dat de vijand tot Druten was doorgedrongen. Wel was uit de gebouwen veel ontvreemd. De gevolgen der evacuatie voor de gezondheid van patiënten en personeel zijn van zeer geringe aard geweest. Tijdens het verblijf in Bouvigne zijn slechts twee sterfgevallen voorgekomen: een van een patiëntje, waarvan de dood reeds verwacht werd, vóórdat de evacuatie plaats had en één van een tweede meisje als indirect gevolg van minder gunstige hygiënische omstandigheden tijdens de eerste dagen van het verblijf aldaar. Vermeld dient nog te worden het vermist raken van twee verpleegden in de drukte bij het onverwachte vertrek uit Druten op de 10e Mei. Gelukkig kwam vast te staan, dat de beide achtergeblevenen spoedig na het vertrek der anderen door te Druten achtergebleven dienstpersoneel waren opgespoord en aan de zorgen van een naburige ziekeninrichting waren toevertrouwd.
Ziehier de bewogen historie van de ontruiming van "De Boldershof", waarbij de Directeur-Geneesheer van deze inrichting aantekende, dat alle goede bedoelingen en goede zorgen der Regering ten spijt, de bevolking van het gesticht achteraf beschouwd beter in Druten had kunnen blijven dan in de K.M.A. en Bouvigne. Een opmerking, die bij wijze van epiloog gemakkelijk uit de pen vloeit, maar die tenslotte niets afdoet aan de juistheid van het besluit van de Regering, in het besef harer verantwoordelijkheid, om deze arme, hulpeloze wezens tijdig weg te voeren uit een omgeving, waarin de hel van de oorlog met vrij grote zekerheid over hun arme hoofden had kunnen losbreken.
* * *
(Groepen III en IV hebben betrekking op plaatsen die buiten de
scope van deze website vallen en zijn derhalve niet overgenomen)
* * *
De ontruiming van de gestichten van Groep V, die van de groep Wageningen, omvatte een dergelijke hoeveelheid arbeid, dat deze groep de enige was, zoals reeds gemeld, waarbij twee armbandofficieren waren ingedeeld. Alleen al de ontruiming van Oranje Nassau's Oord te Renkum vormde als het ware een object op zichzelf, maar daarnaast zou ook aandacht moeten worden besteed aan de evacuatie der verpleegden van het Rusthuis voor Ouden van Dagen en "Heimerstein" te Rhenen en het Rusthuis der Nederlandsche Hervormde Gemeente en de Stichting "Ziekenzorg" te Wageningen. Waar bovendien in deze groepen de plaatsen van tijdelijke onderbrenging zeer uiteenliepen, was indeling van een tweede vervoercommandant waarlijk geen overdadige weelde.
Zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven, was met een dezer beide armbandofficieren, te Arnhem woonachtig, vóór het binnenrukken van vijandelijke troepen aldaar nog telefonisch contact verkregen en was het hem gelukt nog per taxi langs een omweg Wageningen te bereiken en zich aldaar bij de burgemeester te melden. Aldus was in deze groep al zeer vroegtijdig een vervoercommandant ter plaatse. Inmiddels was in deze omgeving alles reeds in rep en roer, vanwege de reeds gelaste evacuatie der gewone burgerbevolking. Ook in Oranje Nassau's Oord begreep men, dat de inrichting zou moeten worden ontruimd en werden alvast op initiatief van de Geneesheer-Directeur allerlei voorbereidende maatregelen voor het vertrek genomen en de algemene bagage van het gesticht en die van de patiënten persoonlijk gereed gezet voor inlading in de daarvoor bestemde vrachtautomobielen van de A.T.O. [Algemeene Transport Onderneming, dochterbedrijf van de Nederlandse Spoorwegen], die ten getale van 24, spoedig uit Utrecht kwamen opdagen. Te 8.00, toen nog altijd geen officiële lastgeving tot ontruiming was binnengekomen, belde de Geneesheer-Directeur de Commissaris Afvoer Burgerbevolking van de provincie Gelderland op, die mededeelde, dat de evacuatie eerst 's avonds te 21.00 zou kunnen aanvangen, een misverstand, dat klaarblijkelijk zijn oorsprong vond in het vaststellen van dit tijdstip als aanvangsuur voor de treintransporten. Dientengevolge werden de voorbereidingen voor het vertrek in rustig tempo voortgezet, maar daarin kwam spoedig verandering, toen te ongeveer 9.30 de vervoercommandant uit Arnhem bij de inrichting arriveerde, nadat hij te Wageningen ook reeds in actie was geweest voor de ontruiming van de andere, kleinere gestichten van deze groep. Toen werd het tempo van de werkzaamheden onmiddellijk versneld, hetgeen in nog verscherpte mate het geval werd, toen ongeveer een uur later de andere vervoercommandant per taxi uit Den Haag aankwam en tevens een tweede Red Tax-wagen meebracht als vervoermiddel voor zijn collega. Bij de ontmoeting der beide armbandofficieren - beide oud-hoofdofficieren van het K.N.I.L. - bleek uit het rapport van de eerstaangekomene, dat de bewoners van het Rusthuis van Ouden van Dagen en van "Heimerstein" reeds waren afgereisd naar de plaats hunner bestemming, evenals die van het rusthuis te Wageningen. Ook de Stichting "Ziekenzorg" was reeds ontruimd, zij het dan op een wijze, die afweek van het vastgestelde plan voor de gestichten. Zodoende kon nu verder alle aandacht voorlopig aan het geval Oranje Nassau's Oord worden besteed, waarbij de ene commandant de leiding bleef houden bij het inladen te Renkum en de ander het oppertoezicht op zich nam op het station Ede, waar de verpleegden uit de autobussen en ziekenauto's moesten worden uitgeladen om daarna te worden overgebracht in de door de D.E.V. (Directie of Directeur van het Etappe- en Verkeerswezen) voor dit vervoer ingelegde en inmiddels aangekomen ambulancetrein.
Het inladen der zieken kon uiteraard niet zo heel snel gaan, maar spoed was nodig, omdat de nadering van Duitse stoottroepen weldra kon worden verwacht, die reeds in Oosterbeek waren gesignaleerd en zich boven de hoofden der evacuerenden soms luchtgevechten afspeelden. Daarbij kwam, dat het aantal te evacueren gestichtsbewoners op het moment van de ontruiming aanmerkelijk groter was, dan in het plan voor gestichtsontruiming was aangegeven en het transport in totaal instede van 160 à 170 hoofden er meer dan 200 omvatte, waardoor de voor het personentransport op tijd gearriveerde autobussen soms twee maal van het gesticht naar het station Ede moesten rijden. Bovendien bleek deze marsweg hier en daar gebarricadeerd om het naar voren dringen van vijandelijke voorhoede-afdelingen tegen te houden. Te 14.30 was echter alles in de ambulancetrein geladen en was deze gereed voor vertrek. Spoedig daarna verliet deze trein het station Ede met bestemming Bergen aan Zee, via Alkmaar. Als geleider was aangewezen een sergeant van het Roode Kruispersoneel, die geen zware taak te vervullen kreeg, daar er onderweg geen bijzondere dingen gebeurden en de stemming onder de verpleegden over het algemeen kalm was.De vervoercommandanten begaven zich met hun auto's naar Bergen aan Zee, om aldaar de nodige voorbereidingen voor de ontvangst der geëvacueerden te treffen, niet echter dan nadat de inlading der A.T.O. vrachtwagencolonne, die behalve levensmiddelen, beddegoed en andere bagage ook medicamenten en andere waardevolle instrumenten vervoerde, was gecontroleerd en de leider van dit transport de te volgen marsweg was opgegeven. Gedurende de rit werd meermalen voeling gehouden met deze colonne, die in de omgeving van Scherpenzeel nog een beschieting onderging met machinegeweren uit laagvliegende vliegtuigen, evenals trouwens de beide auto's der vervoercommandanten. Gelukkig werd door niemand letsel opgelopen.
Toen de auto's der beide vervoercommandanten met die van de Geneesheer-Directeur te Alkmaar aankwamen, werd op het station medegedeeld, dat de ambulancetrein eerst later in de avond werd verwacht. Dit viel echter achteraf mee, want de trein arriveerde in twee delen te 18.55 en 19.05 te Bergen aan Zee. Het vooruit snellen der beide armbandofficieren en van de leidende medicus had inmiddels reeds zijn vruchten afgeworpen, doordat men in de vacantiehuizen nog niet verwittigd was van het onderweg zijn van de ambulancetrein en in allerijl nu nog tijdig maatregelen tot ontvangst der patiënten konden worden getroffen.
De door de D.E.V. te Bergen beschikbaar gestelde A.T.O.-bussen uit Alkmaar waren op tijd aan het station aldaar aanwezig, zodat het vervoer van het station naar de beide inrichtingen, waar huisvesting zou worden verleend, onmiddellijk kon beginnen. Gelukkig was de af te leggen afstand maar kort, want het was inmiddels in de avondlucht voor de patiënten tamelijk koud geworden. De vrouwelijke patiënten werden naar het Bio Vacantieoord "Russenduin" gevoerd, de mannelijke gingen naar "Jong Nederland", alwaar ook de directrice haar intrek nam. De Geneesheer-Directeur, de assistenten en de analyste-apothersassistente verbleven op "Russenduin". De vrachtautocolonne met de bagage kwam eveneens zonder ongevallen nog diezelfde avond te ongeveer 22.00 te Bergen aan Zee aan, zodat de gehele ontruiming van Oranje Nassau's Oord volgens plan en zonder noemenswaardige stoornis had plaats gehad.
Ook het verblijf te Bergen verliep over het algemeen zonder sensationele gebeurtenissen. De voedselvoorziening leverde in den beginne enige moeilijkheden op, die werden overwonnen dank zij de medewerking van de Commandant van het 12e Depôt Bataljon en het ter beschikking stellen der militaire keukens. Deze Commandant zorgde er ook voor, dat afweergeschut en een zoeklichtinstallatie, die vlak bij een der tehuizen stonden opgesteld, naar elders werden verplaatst. Bomaanvallen op het niet ver afgelegen vliegveld van Bergen veroorzaakten onder de patiënten nu en dan wel de nodige consternatie, maar over het algemeen hadden zij zich spoedig aangepast aan de voor hen zo veranderde omstandigheden.
Spoedig nadat de capitulatie was afgekondigd, stelde de Directeur-Geneesheer zich in verbinding met de C.A.B. (Commissaris Afvoer Burgerbevolking) voor Gelderland en met hen, die waren achtergebleven te Renkum om zoveel mogelijk een oog te houden op de gebouwen der inrichting en toen was komen vast te staan, dat het sanatorium verlaten was, zijn de allerzwaarste patiënten per autobus, ingericht voor ziekenvervoer, na korte tijd weer naar Renkum teruggebracht. Van D.E.V.-zijde werd er daarna voor zorg gedragen, dat de rest der patiënten en het personeel op 27 Mei 1940 per ambulancetrein van Bergen naar Ede en vandaar per autobus naar Renkum werden teruggevoerd.
Bij de terugkeer bleek wel duidelijk, hoe goed het was geweest, dat het sanatorium tijdelijk was ontruimd. De verpleegden hadden daar waarlijk niet kunnen blijven, want Oranje Nassau's Oord had in de gevechtszône gelegen en de sporen daarvan bleken duidelijk aantoonbaar, terwijl in een later stadium de gebouwen door Duitse troepen waren gebruikt. Bij het opruimen en schoonmaken bleken met name verschillende instrumenten en dekens verdwenen te zijn, alsmede ook electrische motoren, terwijl de ijskasten op onverklaarbare wijze vernield waren. In de woningen bij het sanatorium bleken kasten, koffers en bureaux nauwgezet te zijn onderzocht en alle linnengoed, kleding, benevens waardevolle instrumenten, waaronder microscoop, polarimeter, spectroscoop, fototoestellen, projectie-apparaten, telelenzen enz. ontvreemd. Er kon niet worden uitgevonden, door wie dit alles is medegenomen. Op deze wijze zijn vele leden van het personeel een groot deel van hun have en goed kwijt geraakt.
Als een groot geluk mag naast dit alles worden aangemerkt, dat niemand van de talrijke patiënten of van het personeel van de evacuatie zelve ook maar de geringste nadelige gevolgen heeft ondervonden.
* * *
Mocht de evacuatie van de bewoners van Oranje Nassau's Oord aldus geen redenen hebben opgeleverd tot ontevredenheid, althans wat de evacuatie zelve betreft, ook de verpleegden uit de andere vier inrichtingen, die tot deze groep behoorden, zijn tijdig uit Wageningen en Rhenen vertrokken om volgens plan te trachten hun nieuwe plaats van verblijf te bereiken.
In de eerste plaats was er de ontruiming van het Nederlandsch Pedagogisch Instituut "Heimerstein" te Rhenen, waarvan de bewoners volgens het "Spoorboekje der Gestichten" naar Ermelo-Veldwijk zouden moeten worden getransporteerd met behulp van autobussen. Opgegeven was een totaal aantal te vervoeren verpleegden van 40, op de dag der evacuatie bleek het aantal hoofden van dit autotransport echter 51 te bedragen, waaronder zich geen zieken bevonden, voor wie speciaal vervoer nodig was. De het eerst te Wageningen aanwezige vervoercommandant overtuigde zich tijdig, dat de bevolking van "Heimerstein" zich gereed maakte voor vertrek in afwachting van de aankomst der twee autobussen, die voor dit transport waren gereserveerd. Alles geschiedde, de bijzondere omstandigheden in aanmerking genomen, rustig, zodat te 12.00 kon worden afgereden naar Ermelo, dat zonder bijzondere wederwaardigheden des namiddags te 15.00 werd bereikt en waar allen in "Groot-Emaus" liefderijk werden opgenomen en verpleegd. Tijdens het verblijf te Ermelo werd van de directie en het personeel der stichtingen aldaar alle gewenste medewerking ondervonden, waarvoor men van de zijde van "Heimerstein" zeer erkentelijk was. Op Woensdag 28 Mei kon de terugkeer naar Rhenen worden aanvaard, die zonder stoornis werd volbracht.De tweede kleinere inrichting uit Rhenen, die voorkomt in de geschiedenis der ontruiming van gestichten, is het Rusthuis van Ouden van Dagen aldaar, waarvan volgens vooraf beraamd plan 54 - patiënten en 7 leden van het personeel zouden moeten worden vervoerd naar "Huize Agatha" te Oostvoorne. Ook hier bleek in de praktijk der evacuatie het te vervoeren aantal personen iets hoger, want in totaal werden 71 personen geëvacueerd, waaronder een zieke en 3 gebrekkigen. Het transport geschiedde met de drie, door de Etappen-Directie daarvoor bestemde auto's, n.l. twee grote bussen en een kleinere, welke laatste tevens werd gebruikt voor het medenemen van de hoogst nodige bagage. De voertuigen waren op tijd aanwezig en het inladen geschiedde daarna zo snel mogelijk. Het Rusthuis zelf zou reeds spoedig daarna in gebruik worden genomen voor het opnemen van militaire zieken en gewonden. Toen alles was ingeladen, werd de reis naar de nieuwe bestemming aanvaard, een reis die echter niet zonder emotie zou verlopen, omdat men tussen Gouda en Rotterdam plotseling belandde in de actie-radius van een luchtbombardement, dat zowel het wegdek als de naaste omgeving schade berokkende, doch waarbij de kleine groep geëvacueerden en haar bussen er gelukkig zonder kleerscheuren afkwamen. Oostvoorne en Huize Agatha werden tenslotte heelhuids bereikt, doch niet meer op deze eerste oorlogsdag, want daar de passage over de Maasbruggen te Rotterdam die Vrijdagmiddag al niet meer mogelijk was, werd besloten om te trachten over Maassluis Oostvoorne te bereiken.
Te Maassluis aangekomen, moest daar worden overnacht en van daar uit kon de volgende dag per veerboot de reis worden voortgezet en werd tenslotte Oostvoorne in goede orde bereikt, waar de uitgewekenen na hun lange tocht in Huize Agatha werden opgenomen. Ook hier viel hun een goede ontvangst en vlotte medewerking ten deel en verliep het verblijf zonder bijzondere gebeurtenissen, totdat, na ingewonnen inlichtingen en verkregen toestemming, de terugreis naar Rhenen kon worden aanvaard op de 5e Juni en wederom intrek kon worden genomen in het Rusthuis, dat, behalve dan het bezwijken van een aantal ruiten onder invloed van de luchtdruk van ontploffende projectielen, bespaard was gebleven voor de vernieling, die Rhenen op vele plaatsen geteisterd had. De reis heen en terug, mitsgaders het verblijf van enige weken te Oostvoorne, verliep zonder dat een der verpleegden of leden van het personeel daarvan enig nadeel ondervond; gezien de toestand, waarin de eigen woonplaats na terugkeer uit Oostvoorne werd aangetroffen, zullen de bewoners van dit Rusthuis van hun oorlogs-"uitstapje" naar Oostvoorne wel geen spijt hebben gehad.
* * *
Waren aldus de beide inrichtingen uit Rhenen tenslotte vrij vlot op de plaats van tijdelijke huisvesting aangeland, minder fortuinlijk waren de beide Wageningse gestichten: de Stichting "Ziekenzorg" en het Rusthuis van de Nederlandsch Hervormde Gemeente. Het vervoer van de stichting "Ziekenzorg" was slechts gering van omvang, daar hier alleen sprake was van het overbrengen van 10 liggende patiënten in ziekenauto's voor speciaal vervoer naar Dordrecht.
Zoals reeds vroeger vermeld, waren door de zorg van de sectie B.K. in samenwerking met de sectie Spoorwegdienst en met de etappenarts, autobussen voor speciaal ziekenvervoer beschikbaar gesteld. De bussen behoorden tot het materieel van de autobusonderneming "VIOS" te Wateringen en op de morgen van de eerste oorlogsdag, werden uit de daarvoor aangewezen bussen snel de zitplaatsen gedemonteerd, waarna ze werden doorgezonden naar Delft, waar onder deskundig toezicht de Hollandia toestellen van de Geneeskundige Dienst in aantallen, afhankelijk van de binnenruimte der bussen, zouden worden ingebracht. En hier nu kwamen onvoorziene omstandigheden een kink brengen in de kabel van de organisatie. De Militaire Geneeskundige Dienst n.l. had medegedeeld een aantal toestellen "Hollandia" te Delft ter beschikking te zullen stellen voor het reisvaardig maken der bussen voor speciaal ziekenvervoer, maar daarbij steeds de indruk gewekt, dat al deze benodigde toestellen ook te Delft in de magazijnen aanwezig waren. Op de 10e Mei bleek dit echter niet het geval, maar werd namens de etappenarts bericht, dat de helft der Hollandia-toestellen zich bevond in magazijnen te Rotterdam en juist in een stadsgedeelte, dat in verband met de plaats hebbende gevechten niet meer kon worden bereikt, een en ander tot ontstemming van "B.K.", waarvan het voorbereidende werk gedeeltelijk aldus werd te niet gedaan.
Immers ongeveer de helft van de bussen voor speciaal ziekenvervoer kon nu bij VIOS slechts worden ingericht. Een gevolg was onder meer, dat, "Ziekenzorg" de bus voor het vervoer van zijn 10 liggende patiënten niet heeft zien verschijnen. Daar de tijd drong die Vrijdagmorgen, is de Geneesheer Directeur gelukkig zo verstandig geweest initiatief te ontwikkelen. Van de 10 zware patiënten liet hij er enkele overbrengen naar het Johanniter Ziekenhuis te Bennekom, de overigen heeft hij doen medegaan met de andere verpleegden der inrichting op de evacuatieschepen voor de normale burgerbevolking van Wageningen, zodat de gedachte aan het oorspronkelijk bestemmingsoord Dordrecht werd losgelaten.
Onder de gegeven omstandigheden was deze oplossing van de directeur nog wel de beste. Ook hier was het geluk met deze vluchtelingen, want geen der verpleegden uit deze inrichting heeft van de evacuatie-emotie enig blijvend nadeel ondervonden. Zij zijn spoedig weer in hun "tehuis" teruggekeerd.
Doch de minder aangename verrassing van de zijde van de Geneeskundige Dienst, ten opzichte van de Hollandia-toestellen is oorzaak geworden, dat de ontruiming van "Ziekenzorg" niet volgens de plannen is verlopen. Dit is tenslotte ook niet het geval geweest met die van het Rusthuis van de Nederlandsch Hervormde Gemeente, waarvan 24 ouden van dagen en 4 leden van het personeel met 1 gewone auto en een autobus zouden worden geëvacueerd naar Huize "Vredenheim" te Rockanje op Voorne. Het automaterieël, bestemd voor dit transport, was op tijd ter plaatse en na het reisvaardig maken en inladen in de auto's werd te ongeveer 10.30 afgereden in de richting Rotterdam. De rit daarheen verliep echter allerminst zonder stoornis, want tussen Gouda en Rotterdam maakten deze ouden van dagen een bomaanval uit vliegtuigen mede, waarbij van 7 neerkomende bommen drie het wegdek troffen en daarin grote verwoestingen aanrichtten. Na veel emotie en voorzichtig verder rijden werd tenslotte de Maasstad heelhuids bereikt, doch daar belandde men van Scylla in Charybdis, doordat er natuurlijk geen sprake meer kon zijn van een overtrekken van de Maasbruggen, waarop tussen Nederlandse en Duitse troepen felle strijd woedde. De chauffeurs en de vader van dit tehuis, waarschijnlijk ter plaatse niet voldoende bekend, zijn blijkbaar niet op de gedachte gekomen om de tocht naar Voorne via Maassluis voort te zetten en de beide vervoercommandanten waren elders druk in actie. Onder deze omstandigheden stond de leider van deze oude lieden midden in het in volle oorlogssfeer levende Rotterdam voor een moeilijk probleem, waarvoor hij, op raad van een passerende sergeant-motorrijder, voorlopig een oplossing vond door zich met zijn transport te melden bij het Rusthuis van de Burgerlijke Gemeente. Daar verwees men hem al spoedig naar het Rusthuis der Nederlandsch Hervormde Gemeente, het "Emmahuis" of "Lidmatenhuis" te Rotterdam, waar inderdaad onderdak aan deze verschrikte oude mensen kon worden verleend, en ze met vele anderen verbleven tot Dinsdagmiddag, toen tijdens het bombardement van de stad een vliegtuigbom midden in het gebouw insloeg, zeven der bewoners doodde en vele verwondde. De Wageningers echter waren gelukkig, slechts één hunner, een oude man werd licht gewond. In verband met het brandgevaar in de in lichterlaaie staande Rotterdamse binnenstad werden deze geëvacueerden op Woensdag 15 Mei omstreeks 15.30 nog overgebracht naar Spangen naar de Rooms-Katholieke school in de Willem Beukelszstraat, waar de volgende dagen werden doorgebracht, totdat op Vrijdag 17 Mei naar Wageningen kon worden teruggekeerd en het eigen tehuis weer kon worden betrokken, zonder dat, merkwaardig genoeg, ook maar één der vluchtelingen van dit felbewogen evacuatie-avontuur enig nadelig gevolg bleek te hebben ondervonden.
Een voorbeeld van een gestichtsontruiming, die niet volgens het plan verliep en die door onvoorziene omstandigheden deze ouden van dagen voerde naar een omgeving, die niet zoveel veiliger was dan die, welke men te Wageningen zo overhaast had verlaten.
* * *
(Groep VI heeft betrekking op plaatsen die buiten de scope
van deze website vallen en is derhalve niet overgenomen)
Bron: hoofdstuk II: De ontruiming der gestichten,
overgenomen uit het boek Evacuaties in Nederland - 1939-1940
door J. Koolhaas Revers / SDU 1950
|