Journaal van een Kazemat - Een heldenstrijd op de Grebbeberg

(fragment)


De nacht lag klaar en helder over het oude Grebbestadje. Tegen de nachtelijke Mei-hemel groeide het silhouet van de ranke toren en in de verte hoorde de sectie soldatenliedjes zingen. Ze waren niet bepaald de eersten, maar 't zou tóch wel weer larie zijn met dat eeuwige groot-alarm; ze hadden er een abonnement op; je kreeg er gewoon de zenuwen van.

Ze mochten in rust marcheeren, en toen de luit op deze wijze van zijn vredeswil had laten blijken, begon er achter in de rij één te fluiten: "Als sterren aan den hemel staan". Het was helemaal in stijl en al gauw begonnen ze te zingen om geen koude voeten te krijgen. Na het tramstation hielden ze de Grebbedijk aan, onder langs de berg, waar de kazematten en andere versterkingen al bezet waren. Rechts blonk 'n watertje in de nacht en wat verderop stroomde de Rijn. Het was overal stil, alleen de bomen konden ze horen waaien.

Naar het front

Klik hier voor een uitvergroting
Gietstalen koepelkazemat G.19 in de frontlijn bij Heimerstein in het vak van 2-I-8 R.I., na de strijd. Er werden 5.600 lege patroonhulzen geteld. (mei 1940) » meer
- Beur je klavieren op, waarschuwde de sergeant. Je maakt de kinderen wakker!
- Het ouwemannenhuis gaat met vacantie! deed de korporaal er nog een schepje bij, maar toen er een uit de troep bezorgd vroeg of de korporaal de kwispeldoor wel meegenomen had, zei de luit, dat ze maar zingen moesten van de "Blanke top der duinen". Toen was het met de discussie gedaan en zongen ze de donkere nacht vol geluid.
Het was 'n aardige tippel, met de volle bepakking, want de sectie lag in het voorterrein, stijf onderaan de berg, waar de kazemattenreeks en de schuttersopstellingen om het hotel heenboog in de richting Veenendaal. Voor de stellingen stroomde het inundatie-riviertje als 'n grijsgrauw streepje. De luit liet halthouden bij Huize Heimerstein. Daar wees hij de jongens nog eens op hun plicht, want het zag er heel ernstig uit!
- Alwéér! zei er eentje, maar hij kreeg een snauw van de sergeant.
Toen gingen ze uit elkaar, naar de onderscheiden kazematten, schuttersopstellingen en de Pag-apparaten, waarvan er enkele zuinig stonden opgesteld.
Ben van Vronesteyn kende z'n plaats als schutter: Kazemat 1, die ze in de wandeling "Pilboks" gedoopt hadden.
De sergeant commandeerde "Geeft acht", maar direct daarop zei hij: ach, loop ook zó maar! Ze waren met z'n vieren, de sergeant inbegrepen. 'n Tof stel: sergeant Hazeshop, schutter van Vronesteyn, korporaal van Karsten en de Leur. Ze sjokten op de Pilboks aan en Ben liep volkomen in zichzelf gekeerd. Hij dacht nog na over de woorden van de luit, die gezegd had, dat ze hun plicht moesten doen als de vijand kwam, volgens de berichten was de toestand zeer ernstig!
De anderen waren aan het kankeren.
- Belabberd van onze gezegende nachtrust, jongens! zei de sergeant. Dat vonden ze allemaal toen ze eenmaal binnen de vier betonnen muurtjes van de Pilboks gekomen waren en te klappertanden zaten van de kou.
- God, God, wat 'n wereld! zei van Karsten.
- Hoe zoo? vroeg de Leur.
Er kwam geen antwoord.
Ben van Vronesteyn stond op de zware mitrailleur te staren. Vanwege de "verhoogde toestand" moest hij bij het orgel blijven staan, terwijl de andere drie op de hurken en tegen de koude betonnen muurtjes zaten. Buiten was het een reuzekabaal. Door de schietspleet zag Ben hoe de morgenschemering al optrok; over de Rijksweg naar Wageningen rolde het Pag-geschut en in de schuttersopstellingen zongen ze en vloekten ze bij toerbeurt. Verder het voorterrein in gingen nog enkele patrouilles, die daar waarschijnlijk werden uitgezet en die door de tirailleurs naast hun kazemat nog werden nageroepen.

Vliegtuigen

Ben van Vronesteyn had opeens willen vragen: wie van jullie heeft de radio aangezet? want het was net of hij het zoemen van een zojuist ingeschakeld luisterapparaat hoorde. Maar dat was natuurlijk gekheid, want in de kazemat was nog niet eens 'n telefoon, laat staan 'n radio. Alles bij elkaar was het gewoonweg: eerste klas nèp!
Toch hoorde hij gezoem, toen duidelijker, en opeens wist hij het: het waren vliegtuigen!
Vliegtuigen! Hij zei het zóó hardop, dat de Leur, die zat te soezen, van schrik een schreeuw gaf, alsof ie plotseling uit een nachtmerrie opschrok.
De sergeant was al uit de Pilboks gekropen en tuurde met de hand aan de helm naar de strakke lucht waarin de ochtend zich in gele banen meldde. Het was straal overbodig om de hand aan de helm te houden, want als zwermen vogels vlogen ze over, met de rivieren als een magneet onder zich.
- Godbewaarme! zei van Karsten, wat 'n zoodje!
- Da's fout! peinsde Ben hardop!
- Je bent gek! antwoordde de sergeant, ze doen 'n raid op Engeland. Je kon de piloten uit hun cockpits zien kijken; zulke brutale honden, zei hij nog.
- Zouwe niet schieten, sergeant? vroeg van Karsten. Benne zuiver moffen, en ze schenden toch maar onze neutraliteit.
- Neutraliteit... zei van Vronesteyn langzaam.
Ze keken hem alle drie aan.
- Of niet? vroeg de sergeant.
- Neutraal geweest! zei Ben weer zeer nadrukkelijk, terwijl hij naar de voorbijtrekkende vliegtuigen keek. - We zitten in de oorlog, lui.
- Je ziet ze vliegen! deed de Leur.
- Inderdaad! antwoordde Ben van Vronesteyn - kijk maar, daar kómen de ellendelingen. En hij wees naar de wijde Nederlandse luchten, naar de formaties transportvliegtuigen, die rustig en zelfverzekerd vlogen, terwijl lichte jachtvliegtuigen als parlevinkers bedrijvig om de vloot krioelden.
- Nou je het zegt! zei de sergeant.
- Maar dan is het toch idioot, dat we hier zoo staan te gapen! vond van Karsten. Lâa'n we ze foor der hàrses schieten.
- Maak gijn!
Ze stonden elkaar wat verbouwereerd aan te kijken.
- Maak je niet sappel jongens, vond de Leur, 't is 'n gewoon rotraidje op Engeland, wat ik je smoes.
- Houd jij je vieze verhaaltjes bij je! zei de sergeant, die de alliteratie in de Leur's woorden niet op slag begrepen had.
- Mot je hem hooren! deed de Leur gepiqueerd. Dat jij nou geen Engels ken...
De sergeant werd opeens ernstig: van Vronesteyn moest bij het orgel blijven staan en de rest om de beurt in de Pilboks. Twee man was nu eenmaal voorgeschreven en als het inderdaad vuil wou, dan was de zaak in elk geval op post.
Even later was de luit er.
- Wat mot dat nou, luit? vroeg de sergeant, toen ie model gegroet had.
- Ik geloof, dat het fout is, jongens.
Ze zagen, dat z'n kop ernstig stond.
- Denkt u?
Hij knikte.
- Is er dan helemaal geen bericht?
- Ja jong - we hebben nu eenmaal geen radio en nog minder telefoon. Nou weet je verdraaid nog geeneens of je wel of niet in oorlog bent. Ik zou echter maar met het ergste rekening houden.
Ze waren er stil van.
De luit zag het. Toen gaf ie ze alle vier een slag op de schouders en zei: verdomme jongens, als 't waar is, dan schieten we ze aan repen!
- Ik maak prikplanken van ze! zei Ben van Vronesteyn.
Ze voelden zich opgelucht, toen de luit in de schuttersopstellingen verdwenen was.
- 'n Jofele vrijer! zei de lange van Vronesteyn.
Ze bleven wat klungelen en kijken. Later in de morgen zagen ze de boerderijen in het voorterrein in de fik gaan. Er was een vrij schootsveld nodig, maar het kon nog wel even duren voor ze het tuig hier onder vuur zouden hebben. 't Was overigens te hopen, dat ze aan de IJssel teruggemept werden.
De geruchten waren trouwens niet van de lucht. De een wist te vertellen, dat de Engelsen hier geland waren en de ander, dat de Duitsers al vlakbij zaten. Plesman was doodgeschoten en nog meer lugubere verhalen vielen zo maar uit de lucht.
Tegen twaalven kwam de ploeg terug, die de boerderijen in de omgeving plat had moeten branden. In de Pilboks hoorden ze een lawaai alsof de Koningin jarig was.
- Wat salle ze me daar mankeren? vroeg de sergeant zich af, en mèt dat hij poolshoogte ging nemen, zag hij hoe de ploeg als de oud-testamentische verspieders belast en beladen was met de boerderijenbuit: schenken, worsten en een toom vette konijnen. De buurt stond op z'n eind!
Nadien waren er wat gilletjes van spartelende konijnen, en even later geurde een braadlucht boven de stellingen.
Toen ze 's middags met z'n vieren 'n konijn en een stuk ham koud maakten, kwam de luit weer, thans naar hij zeide, om de officieele boodschap van de oorlogsverklaring over te brengen. 't Was officieel mis, we bevonden ons in oorlog met Duitsland!
Ze zeiden met z'n vieren geen stom woord, tot de sergeant opeens vroeg of de luit al wist hoe het aan de grens stond?
- Officieel niets, maar Westervoort was al gevallen. Dat was vrij zeker!
Toen gaf ie ze allemaal 'n hand.
- Houd je taai, jongens! Houd de eer van je land en het 8ste hoog!
- Tot uw orders! zei de sergeant, en die had toen gesalueerd.
Ze kropen de kazemat weer in. Nu en dan gierde er een vliegtuig over hun terrein en meenden ze het gerikketik van een mitrailleur te horen. Soms konden ze elkaars ademhaling verstaan.
De lange van Vronesteyn stond haast roerloos aan den staart van de mitrailleur en de Leur tuurde zonder wat te zeggen door de kijkspleet.

Contact

Er was contact in het voorterrein! Absoluut! Ze luisterden. Duidelijk verstonden ze het gerikketik van mitrailleurs. Het was haast opluchtend na een dag vol enerverende spanning.
- We hebben ze vóór ons! zei de Leur.
- Halleluja!! schreeuwde de lange en speelde met de staart van de mitrailleur.
- Hoogst onfatsoenlijk om in de avond te komen! zei van Karsten, en de lange antwoordde: dat je dàt nu eenmaal kon verwachten van dieven en moordenaars.
Daar zaten ze nu in hun betonnen doodskist: geen telefoon, geen verbinding, alleen de schemer voor zich, waar ze hun oogen zeer op staarden.
- Zie je niets? vroeg de Leur, die zich het zweet onder de helm vandaan veegde.
- Nee, zei de sergeant. Ja tóch!.... Nee, 't is niks!
Het voorterrein lag breeduit in de avond: een diepe wei met prikkeldraadversperringen en op de achtergrond een boomgaard. De Rijksweg naar Wageningen liep er middendoor. Opeens gierde een vliegtuig over hen heen en instinctmatig bukten ze zich. Er gebeurde niets. Weer tuurden ze het geheimzinnige voorterrein in, waar het getiktak van mitrailleurs te horen was. Soms meenden ze een gedaante te zien opspringen en de lange Ben richtte er dan automatisch zijn spuit op. Maar het was niets. Het was steeds niets. Soms dachten ze, dat er gedaanten over het voorterrein slopen. De spanning was enerverend. Ze waren geladen. Opeens hoorden ze voetstappen. Ze hielden de adem in en keken elkaar stomweg aan zonder een mond open te doen. Toen werd er met de kolf van een pistool tegen de deur van hun Pilboks geslagen. Ze gaven echter geen antwoord, totdat de stem van de ordonnans herkend werd. Hij had 'n bevel! Ze herademden.
- Er moet op het voorterrein gevuurd worden! Precies 10.02 uur!
- Gode zij dank! zei de lange.
- We zullen ze helpen! zei de sergeant.
Van Karsten en de Leur sleepten direct patroonbanden aan en de sergeant tuurde op z'n polshorloge.
- Nog anderhalve minuut! zei hij.
- Laat die maar zitten! grijnsde de lange, die het bijna in zijn broek deed vanwege de spanning en de zenuwen. De sergeant telde de seconden mee.
- Vuren! riep hij opeens.
De lange drukte op den knop en daar ging ie! De opgekropte spanning van een hele dag ontlaadde zich in een beestig geflodder, dat in het wildeweg maar toch ook weer systematisch werd gegeven op de prikkeldraadversperringen, ver in het voorterrein, waar de vijand vermoed werd. Ze waren het niet alleen! Neen! Heel de gordel van kazematten en schuttersopstellingen braakte vuur en in het schemerdonker vonkten de vuurmonden als driftig bediende morselampen. Later in den avond kwam de ordonnance weer om te zeggen, dat het vuren gestaakt moest worden. Er gingen patrouilles van ons het voorterrein in. Het was toen al heelemaal donker.

De vijand

De nacht hing maar ijl en dun over het terrein, dat ze om beurten in de gaten hielden. De rest probeerde een oogje dicht te doen, maar het lukte niet. Nu en dan gierde er een granaat met een huiltoon over de kazemat en barstte verderop in duizend geluiden uiteen. Soms stond het heele terrein in lichter laaie, wanneer de lichtparachutes als in hun vaart geremde kometen boven de berg en het voorterrein hingen. Dan sprongen de andere drie ook op en zochten ze samen gulzig het schootsveld af, waar echter alleen de schaduwen van de verre fruitbomen en versperringen de vage onbeweeglijke gestalten van de nacht waren, met hier en daar een sluier mist, die de Leur voor een rookgordijn aanzag.
Hoe laat het precies was, hebben zij nimmer geweten, maar na een trage nacht van bovenmatige spanning, en nèt toen de ochtendschemer schuchter in het gras viel, ontdekte de sergeant de eerste vijanden in het voorterrein; kleine, haast niet herkenbare figuren, die uit de boomgaard gekropen kwamen en slechts moeizaam te herkennen waren.
De lange vloog als een vonk van de grond en stond in dezelfde seconde aan de staart van z'n machine, toen de sergeant alarm sloeg. Door de kijkspleet zag ie ze als kikkers uit het gras opspringen, vooruitstormen en weer neervallen. Maar ze wáren gesignaleerd! Toch moest de sergeant er enkele aanwijzen, die hij slechts met z'n kijker kon waarnemen, zo goed waren ze gecamoufleerd met hun groenovertrokken helmen, beschilderde gezichten en groenbruine jakken. Verderop gaven ze vuur. Als je goed oplette, zag je er telkens 'n paar opspringen tusschen de bomen of uit het gras en meteen werd er van alle kanten geschoten.
- Vuren! zei de sergeant met een rood gezicht en de lange legde z'n hoofd schuin over de staart van de zware mitrailleur, die begon te schokken als een kind, dat niet uit z'n huilbui kan komen. Het feest was begonnen. Ze waren over het doode punt heen, maar de vijand drong op.

Pinksteren

Al vroeg in de morgen sloeg de wacht alarm! Het was nog schemer. Even later brak de hel weer los. 's Nachts was de vijand onder dekking van de duisternis geconcentreerder in het voorterrein gaan liggen, maar het was moeilijk om de kerels te ontdekken. Alleen als ze zich oprichtten om met enkele snelle bewegingen wat verder naar voren te stormen, hadden ze er vat op. Want voor de rest werd er maar in het wildeweg op de bedreigde en soms aangegeven punten gevuurd.
Opeens kwam er een ordonnance van de tirailleurs met z'n kop door het kazematdeurtje en vertelde met haastige stem, dat ze in hun loopgraaf gezien hadden, dat er 'n zwik moffen in een appelboom geklauterd waren en vandaar met hun handmitrailleurs pal in hun stellingen schoten. De tirailleurs konden ze met hun geweren niet bereiken en of de heeren van de Pilboks zoo vriendelijk wilden zijn om dat zaakje even te klaren.
Nog voor de ordonnance zijn relaas beëindigd had, zwaaide Ben van Vronesteyn de zware mitrailleur op de aangeduide boom.... Tikketikketak.... Tikketikketak... Als overrijpe appelen zagen ze de moffen eruit vallen. De sergeant, die door de kijkspleet tuurde, smakte 'n keer met de lippen en tetterde toen een vloek van genoegen over de oogst.
- Zeef die boom nog 'n beetje na, lange! zei hij nog.
Zoo zette het Hoogfeest van Pinksteren in. Ze wisten van toeten noch blazen. Af en toe, als er een felle kogel tegen het stalen kozijn van de kazemat sjiepte of stijf langs hen in de betonnen achtermuur 'n gaatje drukte, dan werden ze opeens weer herinnerd aan het feit, dat ze een levend wezen waren. Toen de korporaal voor 'n ogenblik de staart van de zware mitrailleur had overgenomen, moest Ben van Vronesteyn daar aan denken. Hij bestudeerde de anderen. Van Karsten was toch ook Katholiek!
Dat het Zondag, laat staan Pinksteren was, daar had geen mens erg in. Ben van Vronesteyn wreef met zijn beoliede handen door z'n gezicht alsof hij een waanidee uit z'n kop wilde wegvegen. Het was oorlog. Dat kon sterven betekenen. Hij bad een schietgebed. Wat een wereld. Soms dacht ie, dat hij gek werd. Toch maar kalm blijven. Kalm ja! Waren het geen beesten, die op hen afstormden? De tirailleurs, die uit het voorterrein waren gekomen, hadden verteld, dat die stoottroepen stom dronken waren. Brrrr! Hij schudde ervan. En toch was het Pinksteren vandaag. Nu en dan was er een vleugje herinnering aan dit feest, maar in het lawaai van een aangierende granaat ging het weer verloren. Feest van de Heilige Geest? Pinksteren? Oh natuurlijk: als vurige tongen barstten de aanslingerende handgranaten uiteen en de withete staaldelen drongen als genadestoten in hun vlees. God in de hemel: waar waren de stemmen van de koorzangers, die zolang voor dit Hoogfeest geoefend hadden? Zong vader vandaag ook niet mee? Hoe klonk vandaag hun Palestrijns Gloria, waar hij altijd zo trots over sprak? Of zouden ze niet zingen? Hier was noch de tijd noch de sfeer om het betonnen dak van de kazemat in een kort ogenblik te metamorphoseren in de speelse spitse lijnen der gothische gewelven van de kerk; en de realiteit verhinderde met grote weerhoudende handen de suggestie om in het geluid van een huilende en aangierende granaat de melodie van een stormachtig en begeesterd Toccata op het kerkorgel terug te vinden.
Het was oorlog, het was Pinksteren.
- Zit je te suffen? vroeg de sergeant plotseling, terwijl hij de lange met de platte hand 'n klap op de helm gaf, dat Ben er van soesde. Hazeshop draaide zich echter snel om en tuurde, alsof hij niets gezegd had, weer op het voorterrein.
Ben van Vronesteyn was even beduusd, maar meteen was hij met zijn gedachten weer thuis. Wat zou vader zich bezorgd over hem maken, en hij wist zeker, dat moeder zenuwachtig zou zijn. Misschien was hun stad wel geëvacueerd, want Vrijdag - of was het gisteren? waren er tientallen schepen, volgepakt met mensen, hier de Rijn af komen zakken. Wat was er in het Oosten gebeurd? Hadden ze het daar gisteren niet zien branden? En pluimden er in de lucht niet nóg zwarte rookwolken?
Psjieuw!! Er beukte een granaat vlak achter hun Pilboks in den grond, die met een zware detonatie openscheurde alsof heel de wereld verging. Hij hoorde de scherven op de kazemat kletteren.
- Hoe zou het met de andere jongens zijn? Met de vrouw van de sergeant, die zich zo tof hield? Wat hadden die moffen in de vorige oorlog allemaal niet uitgespookt met de Belgische vrouwen en meisjes? De Leur had er vannacht hele verhalen van verteld. De zwijnen!
Niet prakkezeren! Daar werd je stapel mesjokke van!! Rangg!! Gooiden ze met handgranaten? Het zand stoof door het schietgat naar binnen. Onze Lieve Heer zou ze wel helpen. En hen óók wel, die hier in die verrekte doodskist zaten. Het was net of ze er met lange messen doorheen staken. God, wat een wereld! Opeens veerde hij op.
- Dááár!! gilde de sergeant. Schiet 'm voor z'n d.....!! En hij rukte zelf aan de staart van de zware mitrailleur, waarvan de mond naar een aanstormende mof zwaaide, die juist een handgranaat naar hun kazemat wilde slingeren. Ze waren alle drie opgesprongen en keken over de rug van de sergeant op het voorterrein. 't Was net op tijd. Als 'n zoutpilaar bleef de Duitser 'n moment staan. Néé, als 'n standbeeld! zei de sergeant, die een vloek van verlichting loosde toen de heroïsche houding van de aanvaller in elkaar zeeg en even 'n flauwvallende fakkeldrager leek, toen de handgranaat in zijn dode vingers uiteenbarstte.
- Die is niet erg gaaf in het Walhalla aangekomen! zei de korporaal droogweg, maar er was geen mens die lachtte... (L.F.)

Bron: Arnhemsch Dagblad van 10 mei 1947,
vermoedelijk het relaas van dpl. sergeant E. Hazewinkel,
(gietstalen koepelkazemat G19 - 1e sectie M.C.-I-8 R.I.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 23.59 MB)