Viaduct was laatste linie op de Grebbeberg

Vergissing van generaal

RHENEN - Pas veel later zou blijken hoezeer generaal majoor J. Harberts zich vergiste. In zijn stafkwartier in Doorn had hij die eerste oorlogsdagen nauwelijks een beeld van de omvang van de Duitse invasie. Daarom kon hij niet weten dat een van de drie hoofdstoten op de Grebbelinie juist gericht was op zijn zwakkere zuidflank; de Grebbeberg. Een niet geïnundeerd stuk van de linie. Drie regimenten infanterie moesten deze stelling verdedigen. Op de tweede oorlogsdag begon om half drie 's morgens een artilleriebombardement op de voorpostenstrook van majoor C.J. Voigt. Verstoken van radio- en telefooncontact met de Nederlandse artillerie trachtte zijn bataljon de vijand tegen te houden. Maar aan het eind van de middag was de helft van het bataljon de berg opgevlucht. En de verhalen die zij daar vertelden waren niet geruststellend.

"Soldaten die niet wilden, zouden worden gedwongen"

Generaal Harberts was woedend over het verlies van de voorpostenstrook. De volgende dag, zondag 12 mei, zocht hij de regimentscommandant persoonlijk op. Overste W.F. Hennink diende met zijn "regiment der lafhartigen" onmiddellijk de voorposten te heroveren. Het ging maar om een handjevol Duitsers, wist Harberts hem te vertellen. Maar verstoken van luchtverkenning en goede informatie wist de generaal niet dat onder de bloeiende boomgaarden in dit zuidelijk deel van de Gelderse Vallei de elite van de Duitse oorlogsmachine oprukte. De zwaar bewapende SS-standarte "Der Führer" had de taak de berg te nemen en de weg vrij te maken naar het westen. Anders dan de Nederlanders wisten deze troepen wel degelijk wat zich in hun voorterrein bevond. De Nederlandse stellingen waren hen bekend; de schaarse kazematten in kaart gebracht.

Ook op de tweede dag van de gevechten bij de berg had Harberts nog geen beeld van die vijand. Om de toenemende desertie tegen te gaan, wilde hij een voorbeeld stellen. Bij Nieuwersluis was een sergeant aangetroffen, die zijn stelling op de berg had verlaten. Hij had zijn ondergeschikten en een stuk pantserafweergeschut op de vlucht meegenomen. De sergeant kwam voor de krijgsraad. Voor de zitting voegde Harberts de auditeur-militair (officier van justitie) toe dat hij een doodstraf verwachtte. De generaal ging daarmee te ver. Maar de zaken lagen voor de krijgsraad te velde duidelijk; sergeant Meijer werd ter dood veroordeeld. Zijn zenuwen hadden het een paar dagen te vroeg begeven.

Klik hier voor een uitvergroting
Oud-marechaussee T. Oordt: ervaringen op schrift gesteld. (mei 1985)

"ORDER IS ORDER"

Het doodvonnis werd voltrokken door Harberts persoonlijke lijfwacht, de marechaussees die zijn stafkwartier in Doorn bewaakten. Tien van deze grenswachten, die zich meer politieman dan militair voelden, werden geselecteerd. De nu 73-jarige T. Oordt was een van hen; waar het was weet ik niet meer. We kwamen ergens op een stuk grond terecht waar het moest gebeuren. Men had kennelijk op ons gerekend, want er stonden meerdere doodskisten. De sergeant, ik meen dat hij Meijer heette, kwam op een afstand van 25 meter voor ons staan.

Er werd gevraagd of hij een blinddoek wilde. Dat wilde hij niet; "schiet maar", zei hij. Kunt u zich voorstellen wat er in ons omging? Het leek wel of je in die dagen in een roes leefde, net een droomwereld... Een dag later liepen er duizenden weg van het front, maar hij moet dood...

Deze zware taak ging voorbij aan wachtmeester J. Wiering. Vijfenveertig jaar later is de 77-jarige man er nog dankbaar voor; "Ik vroeg opperwachtmeester Van der Krol: "Laat me in godsnaam wat anders doen. Zet me desnoods drie, vier dagen op wacht". Van der Krol zei niets, maar ik kreeg later opdracht om te posten bij het stafkwartier. Ik had het ook voor geen goud - ...nou ja, opdracht is opdracht..."

Oordt en Wiering behoorden tot het bewakingsdetachement van kapitein G.J.W. Gelderman. Wiering: "Kapitein Gelderman had regelmatig contact met generaal Harberts. De generaal was helemaal over zijn toeren. Hij liep voor zijn stafkwartier heen en weer. Ik hoor hem nog vloeken over het terugtrekken van de troepen. Op de Grebbelinie gebeurde dat toen denk ik al op vrij grote schaal. "Alle mensen die terugkomen", zei Harberts, "allemaal opvangen. Ze worden allemaal doodgeschoten. Ik hoor het hem nog zeggen".

MURW GEBEUKT

Aan het Grebbefront had men inmiddels allang niet meer de indruk dat het om een "handjevol Duitsers" ging.

Waar ging 't dan wel om? Feiten en geruchten mengden zich tot een griezelig beeld. Er zouden ergens Duitse parachutisten zijn geland. Duitsers slopen rond in Nederlandse uniformen. De leeuwen en tijgers van Ouwehands Dierenpark zouden door de bossen zwerven. Er werd gesproken over neerdalende ballonnen met gifgas. De oververmoeide en door granaatvuur murw gebeukte verdedigers maakten voor zichzelf uit wat ze ervan wilden geloven. Feit was wel dat ze steeds vaker vanuit bomen in hun ondiepe loopgraven werden beschoten. Dat de Duitsers speciale projectielen afvuurden, die de indruk gaven dat er achter de Nederlandse stellingen al Duitse mitrailleurs ratelden. Een ander demoraliserend effect gaven sommige Duitse kogels, die overvlogen met het gehuil van neerkomende granaten. En tenslotte trachtte de vijand het moreel te breken door zich achter gevangen Nederlandse militairen te verschuilen. Herhaaldelijk werden de krijgsgevangenen gedwongen voor de SS-troepen uit te lopen, roepend: "Niet schieten, wij zijn Hollanders". Of ze werden in spreidstand op de borstwering van een vijandelijk mitrailleursnest gedwongen. Het werkte allemaal in het voordeel van de Duitsers, die ondanks het verlies van naar schatting 700 man, opdrongen. Aan Nederlandse zijde vielen in die dagenlange strijd 380 militairen, een vijfde van alle Nederlandse soldaten, die in die vijf meidagen sneuvelden.

"BLANKE KLEWANG"

De schamel uitgeruste infanteristen, die tot voor kort hun verlofdagen het belangrijkste van de militaire dienst vonden, werden in de Duitse verslagen geroemd om hun taaie tegenstand. Ze hadden ook uitdrukkelijk opdracht stand te houden in de stoplijn, het loopgravenstelsel dat van noord naar zuid over de berg liep. Zondagsmiddags werd besloten tot een tegenstoot. Onder leiding van majoor J.H.H. Jacometti werd een aanval ingezet (Jacometti: "We zullen ze er wel even uitgooien en er met de blanke klewang op ingaan"). De majoor sneuvelde en de aanval mislukte. De Duitse successen op de Grebbelinie beperkten zich tot deze zuidflank, elders kwamen ze niet door de frontlijn.

In het noorden, voor Amersfoort, raakten de Duitsers nogal onder de indruk van schermutselingen met Nederlandse huzaren. Daarom werd de aanval geconcentreerd op de niet geïnundeerde frontlijn bij Scherpenzeel. Maar dankzij goed gerichte artillerievuur wisten de voorposten ook de volgende dag (maandag) een complete Duitse divisie tegen te houden. In de Betuwestelling werden die dag bij Ochten de Duitse aanvallen afgeslagen.

Klik hier voor een uitvergroting
Voormalig wachtmeester-titulair J. Wiering: "Wij voelden ons geen militairen..." (mei 1985)
Alleen Rhenen wankelde zondags al. De toestand werd kritiek toen vlak na de tegenstoot van majoor Jacometti een SS-detachement (circa 250 man) op de andere vleugel door de stoplijn brak. Een paar uur eerder liet generaal Harberts een detachement van 15 marechaussees aantreden. Als de Nederlandse soldaten dan niet wilden vechten, dan zou Harberts ze wel dwingen. Het detachement kreeg opdracht naar Rhenen te gaan. Daar zouden ze zich opstellen bij het viaduct over de kloof. Om van het gevechtsterrein in de beboste oostelijke hellingen naar het stadje Rhenen te vluchten, moesten de soldaten dit viaduct passeren.

HERINNERING

Via de directeur van het Marechausseemuseum in Buren, A.J. Weekenstroo, en politievakbondsman C. Moerkerken treffen we in de buitenwijken van Doetinchem en Arnhem twee van Geldermans mannen aan. T. Oordt en J. Wiering zijn inmiddels gepensioneerde politiemensen. Maar na 45 jaar staan beiden de gebeurtenissen nog helder voor ogen, al is de volgorde soms wat onduidelijk. Vaak haarscherp herinneren ze zich die avond en de nacht bij het viaduct. Wat er zich verder op en rond de Grebbeberg afspeelde weten ze niet, interesseert hen ook nauwelijks. Dat geldt ook voor Oordt die de complete werken van dr. L. de Jong in de boekenkast heeft staan. Wanneer we opmerken dat De Jong, in tegenstelling tot E.H. Brongers ("De Grebbelinie"), nogal zuur doet over de houding van veel Nederlandse militairen, zegt hij: "Voor wat ik ervan gezien heb ben ik ook negatief".

Oordt heeft zijn belevenissen twintig jaar geleden op verzoek van een schrijver op papier gezet. Niet zonder zelfspot leest hij voor hoe de 27-jarige marechaussee de taak kreeg het Nederlandse leger op zijn morele plicht te wijzen. De ernst drong echter al tot hem door in Doorn; "Het liep al tegen de avond, toen we met kapitein Gelderman mee moesten naar de Grebbeberg om daar de boel recht te zetten. Al onze bezittingen moesten we achterlaten. De kepi ging af, de helm kwam ervoor in de hand. Later vernam ik dat zij ons hadden afgeschreven. We werden in vrachtauto's geladen en gingen richting front".

Wiering, toen een wachtmeester van 30 jaar, "We kregen opdracht om, zoals dat heette "morele steun te geven aan de terugtrekkende troepen". We vonden dat een heel vreemde opdracht. Wij waren geen soldaten, maar politiemensen. Maar goed, opdracht is opdracht...

"PARACHUTISTEN"

Bij Rhenen werd het detachement uitgeladen. Ze kwamen al meteen onder granaatvuur. Oordt: "We gingen te voet verder en na een poosje klommen we een berg op. Al gauw deed het verhaal de ronde dat de eigenaar van Ouwehands Dierenpark alle leeuwen en tijgers het bos in had gestuurd. We verbleekten, maar voelden ons aan de andere kant toch wel sterk met onze geladen geweren. We spraken elkaar moed in, tot iemand schreeuwde: "Daar is er al een!". En inderdaad, op korte afstand gaapte een vreselijk dier ons aan. Een leeuw of een panter, of zoiets. Maar het dier deed niks, hij bleef stokstijf staan. Dat kon ook moeilijk anders, want het was een opgezet dier. De een of andere grapjas had kennelijk nog tijd gevonden dat ding op de weg te zetten..."

Klik hier voor een uitvergroting
Het opgeblazen Viaduct gezien vanaf de Zwarteweg (1940) » meer
Wiering: "Via loopgraven kwamen we uiteindelijk bij het viaduct uit. Het liep al tegen de avond. Een paar man en ik kregen opdracht om over het viaduct te gaan en daar soldaten op te vangen. Al gauw zagen we Nederlandse militairen uit de bossen komen, in onze richting. Velen waren ongewapend. Ze wilden het viaduct over. Maar dat was inmiddels afgezet met "Friese ruiters", staketsels met prikkeldraad. Niemand mocht erdoor. Maar die jongens waren buiten zinnen. Als de bomen in de avondwind bewogen gilden ze: "Pas op, een parachutist!" Je kon met die groep geen wijze dingen meer doen. Maar op zeker moment verscheen er een kapitein. Een grote rustige man. Kapitein Van Heijst. Dat was de enige officier die daar zijn positieven nog bij elkaar had. Hij sprak de jongens toe, als een vader z'n zoons. Hij zei: "We laten ons toch niet kisten door een stelletje moffen die ergens in een hoek van de Grebbeberg zijn doorgebroken. Het is meer een handjevol. Die kunnen wij met z'n allen gemakkelijk terugdrijven". En hij kreeg die horde weer begeesterd. Een paar kanonnen, die bij het viaduct lagen, werden meegesleept en daar gingen ze de berg weer op, het bos in.

"MIJNGAS"

Maar dat geweld, dat granaatvuur, duurde ononderbroken. Je raakt je gevoel voor tijd kwijt. Een uur, misschien twee uur later, kwam die groep terug. Het waren inmiddels een paar honderd man. Ze waren bleek van angst en zagen overal Duitsers. Ze wilden hoe dan ook weg van de Grebbeberg en stormden op het viaduct af".

Klik hier voor een uitvergroting
Foto van G.J.W. Gelderman als 1ste luitenant van de Koninklijke Marechaussee (1929-1939)
De ene helft van zijn detachement had Gelderman voor het viaduct geplaatst. Deze hadden de taak om de vluchtenden met woorden te inspireren naar het front terug te gaan. Nu dat niet lukte zag Gelderman zich gedwongen de menigte onder druk te zetten. Aan de andere zijde van het viaduct had hij een zware mitrailleur opgesteld. Daarmee liet hij salvo's over de hoofden lossen (volgens dr. De Jong zouden daarbij vele slachtoffers zijn gevallen). Gelderman wilde voorkomen dat deze panische horde verderop de rest van het legerkorps zou verontrusten. Hij zette ze zo letterlijk tussen twee vuren.

Dat beseften ook de marechaussees, die tussen de menigte in liepen. Wiering: "Wij wilden er ook graag weg, want als de Duitsers inderdaad hierheen kwamen zaten we in de tang. We konden vanuit die positie niets uitrichten. Aan de overkant wel, daar waren loopgraven langs de hellingen. We vroegen Gelderman of we er door mochten, maar dat kon niet. Niemand mocht erdoor.

Op zeker moment - ik zal het nooit vergeten - riepen die soldaten het wachtwoord naar de overkant: "mijngas". Als je namelijk langs een wachtpost wilde moest je dat zeggen. De hele groep, honderden mannen, nam het over. Het werd een groot koor dat scandeerde: "mijn-gas, mijn-gas, mijn-gas, laat ons erdoor".

PISTOOLSCHOT

Roelofs (redactie: bedoeld Jan Roelofsen), onze oudste wachtmeester, zei toen tegen mij: "We proberen erdoor te komen. Als we hier blijven zijn we verloren". Tot driemaal toe probeerden we in het donker gebukt langs de balustrade over het viaduct te komen.

Klik hier voor een uitvergroting
Jan Roelofsen (1938)
Maar net als we middenop waren ratelde die mitrailleur. Roelofs wilde het nog een keer proberen. We zouden een aanloop nemen en over de versperring springen. Roelofs ging voorop, ik er vlak achter. Op drie meter voor de versperring viel hij; "Ik ben gewond", zei hij nog. Ik nam drie, vier grote sprongen en dook over de versperring, bovenop een mitrailleur. Ik ging meteen naar Gelderman. Ik zei: "Kapitein, Roelofs is gewond en ligt op het viaduct. Toen liet hij meteen die Friese ruiters weghalen en iedereen kon erdoor. We hebben Roelofs een huis binnengedragen. Toen we zijn jas openmaakten zat er een klein gaatje in zijn borst. Ik vraag me nu nog af waardoor hij is getroffen. Dat was geen mitrailleurkogel, dat was een pistoolschot. Ik zal er nooit achterkomen wie daar nog meer heeft staan schieten. Roelofs was toen al dood".

Gelderman liet de gevluchte militairen de stellingen op de westelijke helling betrekken en sloot het viaduct weer af. Aan de overkant was het doorgebroken SS-detachement toen al bij het viaduct aangekomen. Ze nestelden zich in de loodsen van timmerfabriek "De Stoomhamer". Iedereen was gespannen. Je hoorde niets van de overkant. Dat werkte op je zenuwen. Soms dacht iemand toch iets te zien of hoorde wat takken bewegen. Als hij dan begon te schieten nam de hele linie het over. Toen het dag werd begon het granaatvuur. Twee- driehonderd meter achter ons begon het in te slaan, maar het kroop steeds dichterbij. We kregen toen ook een vliegtuig boven ons, dat rondcirkelde.

Dat was geen leuke gewaarwording. Toch kwamen de inslagen niet dichterbij dan zo'n vijftien meter. Maar het maakte je wel zenuwachtig. Een man naast mij wilde weg. Ik zei tegen hem dat het niet goed was om ons in de steek te laten. Hij schaamde zich en liet zich weer in de loopgraaf glijden. Even later stak hij zijn hoofd boven de loopgraaf uit en kreeg een kogel door zijn hoofd... tja, zo was het nu eenmaal. Iemand heeft me dat later wel eens verweten, maar dit was onze taak".

HUZARENSTUKJE

Oordt: "Bij de loodsen aan de overkant zagen we Nederlandse soldaten staan. We begrepen er eerst niets van. Later zagen we dat ze een linie vormden, terwijl de SS-ers achter hen heen en weer liepen. Maar Gelderman liet naast deze krijgsgevangenen schieten. Toen was dat spelletje gauw afgelopen. Even later kwam er ineens een schreeuwende horde in ondergoed van de overkant het viaduct op. Er werd van onze kant geschoten en een man viel gewond neer; hij riep: "moeder". Toen wisten we dat het Nederlanders waren...

Klik hier voor een uitvergroting
Herdenkingsplaat 'Laatste gevecht aan de Grebbelinie' (1950) » meer
Af en toe liet Gelderman me de loopgraven inspecteren. Er waren elke keer minder mannen aan onze kant, maar soms kwam er ook een beetje aanvulling uit de achterhoede. Zo stonden er ineens de Huzaren van Boreel uit Deventer bij ons. Tjonge, wat maakten die kerels een indruk. Ik geloof dat ze het mes tussen de tanden hadden. Nu zou het dan even gebeuren..." De groep huzaren maakte een omtrekkende beweging en slaagde er zelfs in het detachement SS-ers uit de timmerfabriek te drijven. Maar daar hield het mee op, er was te weinig ondersteuning van de nog aanwezige Nederlandse troepen. En dus was ook dit initiatief gedoemd te mislukken. Ook de huzaren trokken tenslotte weer weg.

Oordt: "Plotseling vloog het viaduct de lucht in. We waren door niemand gewaarschuwd, dus we snapten er niks van. Tot er een paar man van het springcommando opdoken en kapitein Gelderman doodleuk vroegen hoe hij dit wel vond. Wij hadden niet eens gemerkt dat die jongens onder het viaduct bezig waren geweest."

De stellingen raakten verlaten. Er waren nog zo weinig mensen over dat sommigen het idee kregen dat iedereen al weg was. Wiering zag niemand meer, ook kapitein Gelderman was ergens in de loopgraven verdwenen. "Ik ben nog op zoek gegaan, maar kon hem niet meer vinden. Het was een hopeloze situatie. Ik ben toen weggegaan.

DROOMWERELD

"Het laatste wat ik me herinner", zegt Oordt, "is dat alleen kapitein Gelderman, wachtmeester Van Dieren bij het viaduct waren en een handjevol militairen. Gelderman verdomde het om weg te gaan. En ik... ik voelde me bepaald geen held, ik was doodsbang, maar weglopen vond ik zo intens gemeen... Maar het was voor mij wel een opluchting toen kapitein Gelderman mij de order gaf om naar achteren te gaan en versterking te halen. Op dat moment zag ik met mijn lekenoog al dat verder verzet hopeloos was.

Ik vond een motorfiets, een kleine Sparta, en kreeg hem aan de praat. Toen ik in Rhenen aankwam stond de hele stad in brand. En er was geen sterveling te bekennen. Net een droom: de zon straalde aan de hemel en in het brandende stadje heerste een intense stilte, op het knetteren van de vlammen na. Ik viel. De motorfiets was tegen een puinhoop gereden en ik sloeg over de kop. Heel stoer trok ik mijn pistool en liep verder. Het stadje was toch niet helemaal uitgestorven: in een van de zijstraten zag ik militairen lopen. Toen ze mij zagen doken ze weg. Ik weet niet wat ze daar deden, ik denk dat ze plunderden.

Buiten de stad werd ik tegengehouden door een officier met een pistool in de hand. Hij vertrouwde mij niet. Hij kon zich niet voorstellen dat er nog mensen in het voorterrein waren. Ik vertelde hem dat ik opzoek was naar een commandant om hulp te halen voor Gelderman. Toen zei hij dat iedereen weg was. En hij wees naar het westen. Daar zag ik lange rijen militairen en voertuigen richting Zeist gaan. Wat moest ik doen? Ik wilde niet terug naar Gelderman om te vertellen dat ik geen hulp kon krijgen. Ik besloot verderop hulp te halen. De eerste vrachtwagen hield ik aan.

VUIST

Ik eiste dat de soldaat me naar de generaal zou brengen. De man keek me met grote ogen aan. Hij zal wel onder de indruk zijn geraakt van die marechaussee met die verwilderde blik. Maar hij bracht me naar Doorn. Daar stevende ik rechtstreeks naar de generaal. Ik begrijp nog niet helemaal dat ik dat toen durfde. Een paar dagen ervoor had ik nog hoog tegen officieren aangekeken. Laat staan tegen een generaal. Maar ik was door het dolle; onderweg had ik duizenden mensen naar het westen zien trekken en kapitein Gelderman stond met een handjevol mensen tegenover Duitsers. Daar werd ik vals van. Ik zal bij de generaal wel een hoge toon hebben aangeslagen. Ik sloeg er met de vuist op tafel. Maar iedereen bleef heel vriendelijk. Ze luisterden heel geduldig naar me. Ze pakten zelfs een stafkaart om mij aan te laten wijzen waar Gelderman was. Ik kreeg een sigaret en een kop koffie. Een officier nam me toen bij de arm. Hij zei dat voor mij de oorlog was afgelopen. Ik geloof dat ze kapitein Gelderman - en alles wat bij hem was - hadden afgeschreven.

Van de 15 marechaussees sneuvelde alleen wachtmeester G.J. Roelofs. Kapitein Gelderman en wachtmeester J. van Dieren werden na de oorlog voor hun moedig gedrag onderscheiden. Beide mannen zijn inmiddels overleden. Gelderman kreeg aan het einde van zijn leven de psychische terugslag, een oorlogssyndroom.

Bron: krantenartikel uit het dagblad De Vallei van mei 1985, bevrijdingsbijlage "40 jaar na de bevrijding"

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 19.37 MB)