4e Regiment Huzaren op de Grebbeberg

Inleiding

Klik hier voor een uitvergroting
Uitgave van het blad Mededelingen van de Vereeniging Officieren Cavalerie (VOC) (september 1972)
Bij het optreden van 4 R.H. op de Grebbeberg en de infanterie aldaar is het goed zich in te denken dat:

  • men, hoewel gewaarschuwd, door de oorlog was verrast. De avond tevoren had men in een onderdeel nog een uitgebreid verjaardagsfeest gehouden en was laat naar bed gegaan. Men dacht dat het wel weer zou overwaaien.
  • van slaap vooral bij de troepen in voorste lijn weinig meer kwam.
  • men er niet bij stil gestaan heeft dat troepen in voorste lijn na 24 uur in de strijd te zijn geweest moeten worden afgelost en dat dit moet zijn beoefend.
  • van eten, laat staan warm eten, weinig kwam. Zelfs bij vredesmanoeuvres ging dit dikwijls mis.
  • tegenaanvallen niet waren voorbereid. Blijkbaar miste men de fantasie.
  • door zenuwen bij de hogere leiding veel tegenbevelen werden gegeven en daarmee de troep nodeloos werd vermoeid.
  • er slechte verbindingen waren door uitvallen van de telefoonleidingen. Radio's waren zeer sporadisch en optische seinmiddelen zeer onvoldoende gebruikt. Hogere commandanten gingen niet naar voren en reageerden op geruchten.
  • de reserves bij de Grebbe voor het optreden in het achterland waren weggehaald.
  • er een voortdurend artilleriebombardement was en overdag vijandelijke vliegtuigacties. Door de vliegtuigen werden de paarden onrustig en het paard vervulde nog een grote rol.
  • door het zwenken in de verdedigingspolitiek het onvoldoende duidelijk was dat er alles aan het behoud van de Grebbe gelegen was. Dit had tot gevolg dat de Divisie te snel de terugtocht van 4 R.H. van de spoorbaan gelastte. Men rekende nog steeds op de, indien de inundaties zouden zijn gesteld, zeer moeilijk te nemen Vesting Holland.
  • het slechte gedrag van de infanterie die geen gevechtsmoreel had. Uiteraard is dit niet aan haar maar aan ons pacifistisch ingestelde parlement te danken geweest. Voor velen gold de kreet "geen man en geen cent". De cavalerie, die door het paard welks behandeling een langer diensttijd eiste, sportiever was en een beter officiers- en onderofficierskorps had, was aan deze neerhalende druk ontsnapt.
  • het gelukkig stemt dat de huzaren waar zij ook optraden het zo goed deden. Bij de Grebbe verloor het regiment: 1 gesneuvelde, 9 gewonden, 17 vermisten die zich weer spoedig terugmelden en 5 krijgsgevangenen, zware mitrailleurbediening. Dat er in deze chaos waar duizenden verdwenen, er maar 17 man vermist raakten wijst op de hoge kwaliteit van de troep en haar leiding. Toen het regiment op mars was, noord van Rhenen, richting oost, kwam men zoveel terugvliegende troepen tegen dat het duidelijk was dat de zaak hopeloos was.
  • er totaal van het regiment aan de Grebbe in voorste lijn: 500 man met 24 lichte en 12 zware mitrailleurs, 4 stuks pantserafweergeschut (Pag.) en 2 mortieren stonden.

Het verhaal genomen uit het herdenkingsboek van Huzaren van Boreel 1813-1963 werd aangevuld bij een gesprek met de oud-Regiments Commandant. Toevoegingen zijn aangehaald.

11 Mei en 12 Mei 1940

Gedurende deze dagen te Leersum gelegerd, werd het regiment vrijwel gehalveerd en van zijn stootkracht beroofd door de opdracht van de Commandant Veldleger welke door Commandant II Leger Korps (LK) werd doorgegeven, om 2 eskadrons te dirigeren op Utrecht om aldaar de orde te helpen handhaven, 3 en 4 Eskadron Paw en de sectie Paw KRA werden eveneens door het Algemeen Hoofdkwartier naar 's Gravenhage ontboden. De 11e en 12e mei werden door de overige onderdelen voornamelijk doorgebracht met een vruchteloze parachutistenjacht op vermeende parachutisten. De paardeneskadrons werden met rijwielen uitgerust en alle paarden verzameld bij 2-4 R.H. waardoor dit eskadron niet meer inzetbaar was.

De Regiments Commandant (R.C.) van ons zwaar gehavende regiment kreeg op 12 mei te 15.00 uur van Commandant II LK bevel naar Rhenen op te marcheren, zijnde hij gesteld onder bevelen van Commandant IVe Divisie. Te 17.45 uur vindt de afmars van de inmiddels schielijk weer verzamelde eskadrons, welke zich zelfs te Doorn en Maarn voor de parachutistenjacht bevonden, plaats.

Te 18.50 uur is 4 R.H. bij Kilometerpaal (kp) 104.7 aan de Kunstweg Amerongen-Rhenen onder bevel van de oudste ritmeester, Commandant 2-3 R.H. Van der Voort van Zijp, aangekomen. Te 18.00 uur bevond zich Commandant 4 R.H., Jhr. de Marees van Swinderen, vergezeld door de 2e Hoofd-officier, De Kruyff en hun beider adjudanten in de commandopost (cp) van Commandant IVe Divisie, waar hij het volgende bevel ontving:
1. Zend een eskadron naar Kruiponder;
2. 4 R.H. komt in reserve in bosterrein Noord van Remmerden;
3. Commandopost 4 R.H. in Elst. (Aldaar was telefoon met de Divisie)

"De R.C. kende de voorste lijn van de voorposten. Op zijn vraag naar nadere gegevens kreeg hij een lijn op de kaart, zie rode stippellijn. Dit was de 2e stellinglijn. De vijand zou hier nog niet door heen zijn."

Tijdens de uitvoering van de bezetting van Kruiponder door 2-3 R.H. versterkt door een Sectie zware mitrailleurs, kwam het bevel nog een eskadron in te zetten Zuid van Kruiponder (de Haarwal) waarvoor 6-4 R.H. werd aangewezen. De inzet van deze eskadrons werd nodig geacht omdat de oorspronkelijke, deze lijn bezettende onderdelen van de infanterie, de wijk zouden hebben genomen en daardoor een aanmerkelijk gat was ontstaan.
Echter werd reeds te 20.30 uur telefonisch een nieuwe opdracht van Commandant IVe Divisie ontvangen:
1. voor-eskadrons terugnemen;
2. regiment verzamelen West van Berg en Dal (jeugd-herberg).

Waar de beide eskadrons nog nauwelijks hun opstelling hadden bereikt en ingenomen, liet dit bevel niet na, ontnuchterend te werken, terwijl het verlaten van de juist ingenomen stelling op de aldaar in de omgeving nog - zij het weinig talrijke - aanwezige infanterie onderdelen de indruk van een vlucht maakte.

Ten onrechte is uit dit voorval het gerucht ontstaan dat 4 R.H. ontijdig het stellinggedeelte had verlaten en werd onverdiend een blaam op het regiment geworpen. Gelukkig is deze later weggenomen. Doch in het licht van de volgende gebeurtenissen, was dit een niet te veronachtzame waarschuwing voor de beoordeling van de gedragingen van het regiment op 13 mei 1940.

Vermelding dient, dat het terugnemen van de beide eskadrons in dit voor allen daarbij betrokkenen volkomen onbekende terrein een bijzonder moeilijk uit te voeren beweging was. Gelukkig kon de bij 4 R.H. ingedeelde reserve-paardenarts 2e klasse A.J. Peters, die uit Rhenen afkomstig was, onschatbare diensten bewijzen en hij heeft op lofwaardige wijze door zijn plaatselijke kennis van het terrein als gids kunnen optreden.

Tijdens het teruggaan van de beide vooreskadrons, ontvangt te 21.00 uur de R.C. wederom een bevel van Commandant IVe Divisie. Helaas is de woordelijke tekst van dit bevel, overgebracht door Commandant 2-4 R.H. (van welk eskadron later meer) vernietigd. Dit is de oorzaak, dat later bij totale reconstructie van de gebeurtenissen in en om Rhenen op 13 mei 1940, ernstige meningsverschillen zijn ontstaan over het optreden van 4 R.H. aan het spoorwegravijn van de Rijn tot Kilometerpaal 25 aan de toenmalige spoorweg Kesteren-Amersfoort.

Allen, die deel uitmaakten van 4 R.H. hebben door een voorbeeldige discipline en rust blijk gegeven ware huzaren te zijn. Het spreekt toch boekdelen, dat in de namiddag en avond van 13 mei 1940, toen de grote massa's andere troepen met haastige spoed de aftocht bliezen - richting Westen - er geen huzaar is geweest, die zich door deze vluchters liet aansteken en met de stroom meeging.

Klik hier voor een uitvergroting
Situatieschets van de opstellingen der Huzaren langs de spoorweg Amersfoort-Kesteren (september 1972)
Wij keren nu terug naar 12 mei 1940 te ca. 21.00 uur, toen Commandant 4 R.H., zich thans bevindende (zie schets) van Commandant 3-4 R.H. het omstreden bevel ontving. 3-4 R.H. werd tot nu toe in het verslag gemist, omdat dit eskadron aanvankelijk behoorde bij de Brigade B.

Het eskadron werd echter op 11 mei, nadat het op 10 mei, d.a.v. in de omgeving van Heumen had deelgenomen aan het gevecht aldaar, van Leeuwen via Tiel naar Amerongen gedirigeerd en legerde ter plaatse bij de dijk van Amerongen naar Wijk bij Duurstede.

Op 12 mei 1940 ontving de Eskadron Commandant te ca. 15.30 uur opdracht van Commandant Brigade B om verkenning tegen Elst en Rhenen te verrichten. Deze verkenning viel negatief uit ten aanzien van de aanwezigheid van de vijand. De verkenning voortzettende werd de Eskadron Commandant door Commandant IVe Divisie opgedragen door Rhenen te marcheren en verband te zoeken met infanterie in de stoplijn Zuid van de kunstweg tot aan de Rijn. Deze lijn werd slechts zeer ten dele bezet gevonden.

Daarna diende een bruggenhoofd gevormd te worden Oost van de spoorweg Amersfoort-Kesteren à cheval van het viaduct (snijpunt kunstweg-spoorweg). Bij het uitvoeren van deze operatie werd een verwarde toestand aangetroffen en het eskadron door eigen troepen uit allerlei richtingen onder vuur genomen. Aangezien de toestand uiterst onoverzichtelijk was en in feite onhoudbaar, is de Eskadron Commandant te ca. 20.30 uur wederom naar Commandant IVe Divisie gegaan om versterking te vragen. Aldaar maakte hij de Divisie Staf opmerkzaam op 4 R.H. en kreeg nu de opdracht: zoek Commandant 4 R.H. op, Noord van Rhenen en overhandig deze de opdracht van Commandant IVe Divisie.

De opdracht luidde - "Gij wordt Commandant van Rhenen, wijd bijzondere aandacht aan Kilometerpaal (Kp) 25" - Door het vallen van Kruiponder was men kennelijk bang voor dit punt!

3-4 R.H. kwam van dit ogenblik af onder de bevelen van Commandant 4 R.H. Toen de Regiments Commandant de commandopost van Commandant II-19 R.I. eindelijk gevonden had, bracht dit weinig verheldering in de toestand. Kaarten noch schetsen waren aanwezig, terwijl de Bataljons Commandant in een toestand van uiterste vermoeidheid verkeerde en evenals de vele andere aanwezigen in de Commandopost, niet wel in staat was de helpende hand te bieden.

"Het noodlot wilde dat deze Commandant als weinig geslaagd reserveofficier eerst een baantje als stationscommandant in Zwolle had en nu hier was terechtgekomen."

Waar bij de nachtelijke verkenningen, slechts zeer weinig bezetting in de stelling werd aangetroffen en de enige inlichting luidde, dat II-19 R.I. in het Noorden bij Kp 25 zijn stelling in Noord-Oostelijke richting had bezet terwijl de facto deze richting Noord-West had moeten zijn, kwam daardoor een beoogde afsluiting niet tot stand, er was integendeel een gat tussen Kp 25 en Achterberg ontstaan.

In deze uiterst verwarde en onoverzichtelijke toestand nam Commandant 4 R.H. het besluit gegrond op de overtuiging, dat met de reeds gedemoraliseerde, weinig aanwezige en door elkaar gemengde troepen niet veel viel uit te richten, de bevolen verdediging maar met zijn eigen regiment te voeren, zo goed en zo kwaad als dat mogelijk was en hij gaf orders tot het bezetten van de spoorlijn over de Rijn tot Kp 25.

Enkele losse onderdelen van de Infanterie waren toegevoegd aan 1-4 R.H. bij het viaduct te Rhenen. Tevens vatte hij het plan op om, bij het aanbreken van de dag, de spoorlijn te overschrijden en de hardnekkige verdediging aan de Oost-zijde te voeren. Ook met de toestand aan de Oost-zijde was hij ten enenmale onbekend. Bij het ochtendgloren op 14 mei 1940 was het regiment volgens dit plan langs de spoorlijn opgesteld met een gevechtsgroep Zuid onder bevel van de Majoor G.P. de Kruyff, bestaande uit 1-4 R.H. en 3-4 R.H. plus sectie zware mitrailleurs en sectie Pag. en een Noordelijke gevechtsgroep onder commando van Commandant 2-3 R.H. de Ritmeester van der Voort van Zijp, bestaande uit 2-3 R.H. plus een sectie zware mitrailleurs en een sectie Pag. en een ondersteuningseskadron: 6-4 R.H. in reserve achterwaarts.

In de ochtenduren vond het zware en juist gerichte vijandelijk artilleriebombardement op Rhenen plaats, gepaard met een Stuka-aanval op de stellingen nabij het viaduct. Tevens kwam telefonisch bericht van Commandant IV Divisie in, dat de voorgenomen aanval over het ravijn niet mocht worden ingezet. Bovendien kwam de melding binnen, dat de troepen op Noord-Westelijke vleugel niet meer betrouwbaar waren en een Ritmeester moest worden aangewezen om aldaar het commando over te nemen. Mitsdien werd Commandant 2-3 R.H. opgedragen zijn eskadron Noord-waarts te verplaatsen. Het daardoor ontstane gat werd opgevuld met het ME. (min 4). Kort daarop werd de enige (telefonische) verbinding uit de commandopost, welke inmiddels was gevestigd bij de commandopost van Commandant II-19 R.I. in het badhuis aan de Vreewijkseweg te Rhenen, verbroken. Commandant 4 R.H. zette zijn bevelvoering voort buiten dit badhuis, ten einde een beter overzicht te hebben, hoewel door de hevige artilleriebeschieting de zaak niet gemakkelijker werd.

Het was niet te verwachten, dat door de uiterst gerekte en dunne weerstandslijn - welke het regiment had kunnen vormen, in summier aangelegde schootsveld - met veel succes weerstand van enige betekenis zou kunnen worden geboden aan een vijand, die in korte tijd de maandenlang voorbereide verdediging aan de Oost-zijde van de spoorweg in elkaar had doen storten. Toen dan ook bleek dat het artillerie-vuur kennelijk op commandopost en spoorweg werd gericht en aan het einde van de morgen Commandant 6-4 R.H., naar later is gebleken onjuist ingelicht, meldde, dat over de spoorweg doorgebroken vijanden ter sterkte van 1 à 2 compagnieën zich in de richting van de commandopost begaven, kreeg Commandant 4 R.H. de indruk, dat zijn volkomen onbeschermde commandopost hem daar geen langer verblijf toeliet en verplaatste hij zich met zijn toegevoegde personeel in de richting van 6-4 R.H. (richting Vreewijk). Ook daar bleek door het hevig artillerie-vuur, dat hen volgde, geen goede gelegenheid om enige gevechtsleiding te bieden. Daarom begaf de Commandant 4 R.H. zich met 6-4 R.H. naar een meer achterwaarts gelegen punt, nl. pl 105 bij Remmerden, om vandaar te trachten Rhenen weer te bereiken.

Het was inmiddels 14.00 uur geworden en alvorens verder te gaan moet met een enkel woord de toestand bij het viaduct worden vermeld. Aan de West-zijde van dit viaduct in de nabijheid waarvan zich dus Noord 1-4 R.H., Ritmeester Feist en Zuid 3-4 R.H. reserve Ritmeester Baron van Pallandt bevonden, was geruime tijd geleden de Kapitein der Koninklijke Marechaussee Gelderman aangekomen met enkele onderofficieren, met de bijzonder moeilijke opdracht gewapenderhand de van het viaduct terugvloeiende troepen en losse militairen tegen te houden. Hoewel hij zich met grote tact en vastberadenheid van deze taak kweet (hem werd daarvoor de M.W.O. 4 toegekend), kon hij toch de grote terugtocht niet beletten, hoewel daarbij nog gesteund door een stuk Pag. van 4 R.H. onder commando van de eerste luitenant der huzaren J.L. Hollertt van 4 R.H. Hoewel beiden herhaaldelijk om versterking verzochten, is het niet mogelijk gebleken, deze te verschaffen, zodat eerst de Kapitein Gelderman zelve het viaduct verliet, om te trachten aanvulling te verkrijgen en tenslotte te 16.45 uur ook de luitenant Hollertt (nadat 1-4 R.H. zijn opstelling had verlaten), zich op de commandopost Commandant 4 R.H. bij Remmerden meldde. Voor zijn voortreffelijk optreden is hij onderscheiden met de Bronzen Leeuw. Commandant 1-4 R.H. is eveneens onderscheiden en wel met het Bronzen Kruis.

Inmiddels was op deze commandopost (kenbaar aan de zichtbaar geplaatste standaard) een officier van Divisie Staf aangekomen, die in overleg met de Regiments Commandant besloot dat de commandopost niet meer verplaatst zou worden, het regiment ter plaatse zou worden verzameld met de opdracht de terugtocht op de Vesting Holland, waartoe inmiddels besloten was, te dekken in het vak van de Divisie. Bevelen werden hierop uitgezonden waarop de 3 eskadrons en het ME teruggingen.

Ter plaatse werd zo goed mogelijk, à cheval van de kunstweg, een verdediging georganiseerd, waarbij uit de terugtrekkende troepen zoveel mogelijk personeel en materiaal werd opgevangen.

Op deze wijze werd nog een sectie Pag. onder commando van de Vaandrig B.J. de With en een sectie 2 t.l. (tegen luchtdoelen) opgevangen, welke in de geïmproviseerde stelling ter plaatse uitstekend van pas kwamen.

Militairen die geen verband meer konden vinden met hun eigen onderdelen en zich konden onttrekken aan de algemene drang naar het westen, sloten zich met enthousiasme in de rijen van 4 R.H. De Regiments Commandant zond, ook nadat de kapitein Brons (1) zich met zijn groep naar het station Rhenen had begeven, verschillende officierspatrouilles uit in richting oost. Al deze patrouilles kwamen met vrijwel negatieve berichten omtrent aanwezigheid van vijand west van de spoorlijn terug.

In de officiële bronnen wordt vermeld dat de Divisie Commandant bericht ontving te 12.20 uur "dat de huzaren waarop het volste vertrouwen werd gesteld de spoorbaan hadden verlaten wat een diepe indruk maakte". 1-4 R.H. en 3-4 R.H. verlieten deze echter op bevel pas om 14.00 uur en de luitenant Hollertt met een stuk Pag. bij het viaduct nog later. (2) Toen in de loop van de middag ook deze onderdelen zich weer bij de stelling van het regiment te Remmerden (driesprong) (3) gevoegd hadden was inmiddels de opdracht aan het regiment om ter plaatse een achterhoede-stelling te vormen gegeven en is het wellicht te betreuren dat op een voorstel van de Regiments Commandant om tegen de stroom in weer naar de spoorbaan in Rhenen te gaan, niet is ingegaan. Bij het invallen van de duisternis is het regiment in volmaakte orde op een tweede lijn teruggegaan in de omgeving van Leersum waar de nacht werd doorgebracht onder de gebruikelijke veiligheidsmaatregelen en intensieve patrouillegang.

Noten:

  1. Dit moet kapitein Boers met zijn compagnie zijn geweest.
  2. 6-4 R.H., reserve ritmeester Jhr. W. Quarles van Ufford, was voor flankdekking naar Prattenburg gestuurd. De korpstreinen met keukenwagens waren helaas door de divisie naar het westen meegenomen.
  3. De Regiments Commandant merkt op dat toen de eskadrons aan de spoorweg kwamen ook de weinige infanterie die achtergebleven was nu de benen nam en dat uitgezonden ordonnansen de luitenant Hollertt niet bereikten.
  4. Commandant reserve 1e luitenant J.M. Fentener van Vlissingen.

Bron: blad Mededelingen van de Vereeniging Officieren Cavalerie (VOC)
33e jaargang, september 1972, nummer 3

3257