Dagboek van reserve-eerste luitenant H. Quaedvlieg

Dagboek van 10 - 14 Mei van 1-I-24 R.I.
--------------------------------------------

      Op 10 Mei ging de compagnie om 1.30 uur uit de kwartieren te Puiflijk naar haar stellingen te Boven-Leeuwen onder commando van haar compagnies-commandant de reserve-kapitein Van Weezel-Errens. Daar een groot gedeelte per rijwiel afmarcheerde, waren de stellingen zeer snel bezet.
      Tegen de tijd dat de ochtend-schemering begon passeerden groote hoeveelheden vliegtuigen op groote hoogte van Oostelijke in Westelijke richting. Reeds spoedig daarna keerden eenige op geringe hoogte terug die onder vuur werden genomen.
      Later op de dag werd nog eenige pionierarbeid aan de stellingen verricht terwijl in de stellingen zelf piketten aanwezig bleven.
      's Avonds werd er een officieel oorlogscommuniqué uitgegeven en er werd order gegeven 's nachts patrouilles te laten loopen tusschen de stellingen en in het terrein voor de eigen stellingen.
      Tegen 2.00 uur 's nachts bereikte ons de order terug te trekken naar Tiel; de compagnies-commandant zelf ging vooruit met de wielrijderscolonne terwijl de voetgangers volgden onder commando van reserve 1e luitenant Quaedvlieg, de opsteller van dit dagboek.
      Na de overtocht over de schipbrug in Tiel kreeg deze van zijn bataljons-commandant de opdracht door te marcheeren naar Maurik. Na aankomst aldaar werd er kwartier gemaakt onder leiding van de compagnies-commandant. De luitenant Quaedvlieg werd aldaar in het kantonnements-ziekenverblijf opgenomen.
      In de nacht van 11 op 12 Mei is de compagnie over Eck en Wiel naar Amerongen gemarcheerd; gedurende deze marsch is de commandant uitgevallen, naar verluidt wegens zenuwaandoening van de maag. De luitenant Quaedvlieg is vervoerd naar Amerongen waar hij in de namiddag van 12 Mei het commando over de compagnie heeft overgenomen van de vaandrig Terpstra, terwijl de troep stond opgesteld om af te marcheeren naar de Grebbeberg.
      Tijdens de marsch naar Rhenen kregen de compagnies-commandanten bevel zich naar voren naar de bataljonscommandant te begeven voor een bespreking in verband met de ontvangen opdracht. Nadat zij verzameld waren reden zij met de bataljonscommandant vooruit terwijl het bataljon op eenige afstand volgde.
      Even voor Rhenen werd halt gehouden voor de bespreking; toen deze nauwelijks was begonnen, bemerkte men eenige Nederlandsche vliegtuigen, twee jachtkruisers en drie of vier andere toestellen, die ten Zuiden van de rivier in Oostelijke richting hadden gevlogen en bij Rhenen naar het Noord-Oosten afbogen.
      Hetgeen de bataljonscommandant ons mededeelde kwam in groote lijnen hierop neer. Ons bataljon zou een tegenstoot moeten doen in een vrij smal vak - ongeveer ter breedte van 500 meter - ten Noorden van en aangeleund aan de kunstweg Rhenen - Grebbe. Onze compagnie - 1-I-24 R.I. - zou bataljonsreserve zijn met drie voor-secties een één sectie in reserve. Zij moest midden achter de twee voor-compagnieën marcheeren. De sectie in reserve zou in de uitgangsstelling vlak bij de spoorbaan zitten.
      Het uur U zou later bekend gemaakt worden; dit is niet geschied, maar de opmarsch begon onmiddellijk nadat de uitgangsstelling was ingenomen.
      Na de bespreking met de bataljonscommandant kregen de compagnies-commandanten gelegenheid het kader in te lichten.
      Het bataljon was intusschen ook daar ter plaatse aangekomen en de fietsen werden aan de kant van de weg achter gelaten.
      Aan allen werd vervolgens de ontvangen opdracht medegedeeld; ieder was wel onder de indruk van het feit dat hij nu de vuurdoop zou ondergaan, maar men bleef kalm en er was geen teeken van ontevredenheid.
      Terwijl de troep daarna verzamelde kwam de gevechtstrein aangereden en ieder werd overdadig van munitie voorzien.
      Voor de afmarsch gaf de bataljonscommandant mij bevel een sectie aan hem af te staan; wegens later te noemen reden is hieraan geen uitvoering gegeven.
      Daarna trokken we door Rhenen, dat door de bewoners was verlaten en duidelijke sporen van beschieting droeg.
      Toen de compagnie bij het viaduct Oost van Rhenen aankwam wachtte ons de bataljonscommandant op, om ons mede te deelen dat twee secties van onze compagnie met de vaandrig onder commando zouden komen van een kapitein die daar ook aanwezig was, doch mij onbekend was.
      Later heb ik vernomen dat zij direct naar de stellingen, die zich in de buurt van Ouwehand's Dierenpark bevinden, gegaan zijn en daar tot na de wapenstilstand gestreden hebben onder Commandant 8 R.I. Verschillenden die behoorden tot deze secties zijn pas 15 of 16 Mei weer bij de compagnie terecht gekomen of zijn nog steeds vermist.
      Nadat deze twee secties aan de compagnie ontnomen waren heeft de bataljonscommandant niet meer gesproken over het afstaan van nog een sectie aan hem.
      Onmiddellijk achter het viaduct in Rhenen, sloegen wij af in noordelijke richting om de uitgangsstelling in te nemen.
      Hier bleek dat de troep, misschien tengevolge van de groote vermoeidheid gemakkelijk van de wijs was te brengen; een gordijntje dat uit een der huizen waaide werd voor een Duitscher aangezien en zonder te richten begon een mitrailleur-schutter te vuren omdat hij eigen troepen, die reeds verder waren opgerukt, voor vijanden aanzag. De twee secties rukten in het begin langs de Levendaalsche weg op, kort achter de staf van het bataljon. Waar deze weg van kunstweg in landweg overgaat werd een richting zuiver Oost genomen. Op circa 200 Meter van dat punt waren wij gedwongen halt te houden, omdat we op een der voorcompagnieën stuitten. Daar zij mijns inziens de juiste marschrichting niet hadden, heb ik de commandopost van de bataljonscommandant opgezocht voor juiste gegevens. Daar bleek inderdaad uit de woorden van een gids dat zij meer rechts moesten aanhouden.
      Tegen deze tijd begon het vrij donker te worden en ik heb toen de nog aanwezige groepen met zeer kleine tusschenruimte in colonne laten voorwaarts gaan. Twee groepen hadden geen verband bewaard en konden niet meer ontdekt worden. Later heb ik vernomen, dat ook zij bij Commandant 8 R.I. terecht zijn gekomen.
      Voor een volkomen open gedeelte in het bosch hielden wij halt om weer te verspreiden en dit zoo te doorschrijden. Terwijl we hiermee bezig waren kregen wij vuur van voren en kort daarna werden wij aangevallen in de rug. Daarbij werden enkelen van ons gewond en anderen gevangen genomen; toen de Duitschers daarna door ons onder vuur werden genomen, hebben zij de krijgsgevangenen weer losgelaten.
      Daar ik wegens het vuur van voren ook een aanval uit die richting verwachtte heb ik om de andere man iemand opgesteld met front Oost en een met front West.
      Uit de gezegden van de gevangenen kon ik opmaken dat wij door ongeveer tien man waren aangevallen en ik vermoedde dat zij kwamen uit de richting van het viaduct waar toen hevig gevuurd werd. Daar wij op een markant punt in het terrein zaten en ik dacht dat de patrouille na eenige tijd versterkt terug zou komen heb ik toen allen door de greppel die langs het open terrein liep naar het Noorden laten trekken en daar opnieuw een front ingenomen.
      Daar wij het verband met de overige compagnieën verloren hadden heb ik zoo gauw het helder begon te worden een paar patrouilles uitgestuurd.
      Ik heb toen ook het terrein in de buurt van de spoorbaan laten verkennen omdat ik dacht dat dat reeds volledig door vijand bezet was. In die gedachte werd ik versterkt toen de patrouille mij meldde dat zij van de Westkant van de spoorbaan onder vuur was genomen.
      Daarna, nadat zich nog een groep zware mitraillisten van 8 R.I. bij ons gevoegd had, zijn wij nog iets Noord getrokken en hebben daar de spoorbaan doorschreden.
      Later zijn wij terecht gekomen in de stellingen West van de spoorbaan, waaruit de aanwezigen van 24 R.I. onder leiding van de kapitein Van Heyst in de richting Rhenen zijn gegaan.
      Daar troffen wij langs de weg de keukenwagen van onze compagnie waar wij iets gegeten hebben.
      Met degenen die van de eerste compagnie aanwezig waren ben ik toen daar gebleven totdat na de middag het bevel kwam dat al degenen die zich daar bevonden naar Amerongen moesten gaan.
      In Amerongen was de rest van het bataljon verzameld in een bosch met hooge beukenboomen. Vandaar zijn wij onder leiding van de kapitein Van Heyst tegen de avond in de richting Rhenen gefietst - naar schatting enkele kilometers - om van daar uit de terugtocht te dekken en zelf naar Vreeswijk te marcheeren.

De reserve 1e luitenant,

(get.) H. Quaedvlieg.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 6.60 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 4.18 MB)