De Grebbeberg doordrenkt van bloed


Zij vielen bij honderden

Klik hier voor een uitvergroting
De heer J. van Duuren, destijds sergeant bij het 1-I-8 R.I., thans werkzaam bij het Christelijk onderwijs te Amsterdam, geeft hierbij een sober verslag van de dramatische gebeurtenissen, die plaats vonden voor en tijdens de Duitse doorbraak door de Grebbe
Tien jaar is het geleden! Ja, zo lang al. Tien jaren zijn er voorbij gegaan sinds we hoorden van die verwoede, moordende slag aan de Grebbe. Het moest erg zijn geweest, heel erg zelfs. Maar na deze slag kwam de bezetting, met haar ondraaglijke kwellingen. En na de bezetting kwam de roes der bevrijding. De gebeurtenissen aan de Grebbe werden door dit alles weggedrukt in de vergetelheid; zij schenen zo weinig belangrijk meer.

En toch is dit een grove ondankbaarheid jegens hen, die daar hun leven hebben ingezet, die het daar hebben gegeven..... Het is ook een ondankbaarheid tegenover de anderen, die de strijd hebben mogen overleven! Want ze hebben 't ontzaglijk moeilijk gehad. Zij waren soldaat in een tijd toen een militair in de ogen der burgerij niet in tel was. Zij moesten vechten, meer met goede wil dan met wapens. Want voor de militaire middelen kon er maar heel weinig af in die tijd.

Goede wil, ja die was er anders wel. Zelfs lanterfanters en anti-militaristen hebben in de Meidagen van '40, èn bij de Afsluitdijk èn bij de Grebbe, gevochten als helden. Maar wie kan het hen kwalijk nemen, dat ze de ongelijke strijd tegen de Duitsers moesten verliezen? Ongelijk, door de middelen èn door de strijdmethoden. Want ook dit kwam er bij: als weerloze schapen zijn de soldaten van het kleine Nederlandse leger behandeld door de machtige "bevriende" Duitse militairen. Onze jongens hebben 't heel moeilijk gehad toen.

Laten we dit bedenken bij de jaarlijkse herdenking van onze gevallenen. Laten we dit ook bedenken, wanneer we iemand ontmoeten, die nog te lijden heeft onder de gevolgen van die ontzettende Pinksterdagen: een weduwe, een invalide... Tot dit memento willen wij U opwekken met het volgende sobere, maar door zijn inhoud dramatische ooggetuige-verslag van één, die de slag aan de Grebbe heeft meegemaakt.


V A N   U U R   T O T   U U R

Ooggetuigeverslag van de gevechten aan de Grebbe in Mei 1940,
door de Heer J. van Duuren, destijds Sergeant bij de 2e sectie van 1-I-8 R.I.

Klik hier voor een uitvergroting
Overzicht van het gevechtsterrein. De brede weg rechts, met de bomen, is de Wageningse Nude, de weg waarlangs het Duitse leger op de Grebbeberg aanrukte. Vlak voor de bomenrijen, links en rechts van de weg, ziet men de palen waartussen de kabelversperring
Het is een koude, heldere nacht.
Het is de jonge dag van de tiende Mei....
Achter ons ligt de Grebbe-sluis en de steil oplopende weg naar Rhenen. Voor ons en om ons de veldstellingen, links geflankeerd door de weg naar Wageningen, rechts door de Grebbedijk.
We horen allerlei geruchten, en het hoge geronk van talrijke vliegtuigen.
Dit weten we, dat er hier zwaar gevochten zal worden, als er wat loos is. Want de Grebbe-sluis is een belangrijk punt in de Grebbelinie, welke zich uitstrekt van het IJselmeer tot aan de Rijn. De Grebbeberg is het zuidpunt van deze linie. De geruchten worden dreigender. Bij het aanbreken van de dag hebben wij onze stellingen bezet. Het enige, wat we zeker weten, is, dat er grote drommen vliegtuigen overkomen. Ze vliegen op minstens 4000 meter hoogte en schijnen voor ons niet de minste belangstelling te hebben. Als er twee machines in een luchtgevecht gewikkeld raken, slaan enkele kogels naast ons in. Eerst tegen negen uur in de morgen komt er één tot ongeveer driehonderd meter naar beneden, zodat we heel duidelijk het oorlogskruis (Duits vliegtuigteken) kunnen onderscheiden. Dan komt er een wagen met munitie: een groot aantal geweerpatronen en enkele kisten met handgranaten. Bij contrôle blijkt echter, dat bij de handgranaten de slagpijpjes, die het onmisbare sluitstuk voor het gebruik vormen, ontbreken. Dit gedeelte van de zending is dus geheel waardeloos. Onmiddellijk gaat hierover een rapport naar de compagniescommandant.
De sergeant, die met de zending is meegekomen, belooft de slagpijpjes bij de volgende zending mee te brengen. Dan komen de verschillende groepscommandanten de munitie halen. Sommigen menen aan een enkele kist wel genoeg te hebben. Maar ik laat hen niet gaan met minder dan drie of vier kisten. Zodoende houd ik maar weinig over in het depôt.
Vrijdagmiddag, tegen half twee, vallen de eerste bommen op de artillerieopstellingen op de berg, in de richting van de weg Rhenen-Veenendaal. Voor de nacht heb ik al een ligplaats in de kelder klaar gemaakt, want ik ben van plan mijn krachten zoveel mogelijk te sparen voor de komende gebeurtenissen. Maar tegen de avond word ik afgelost. Over de Grebbebrug ga ik terug naar onze stelling. De brug wordt bewaakt en is zwaar geladen. Onze plaats is ongeveer vijftig meter over de brug. Onze soldaten hebben juist eten gehaald: capucijners. Dit is het laatste eten, dat we van onze keuken hebben gekregen.
Steeds meer geruchten over parachutisten en spionage doen de ronde. We zijn nu op onze uiterste hoede. Van slapen komt niet veel. Geregeld worden de uitgezette wachtposten gecontroleerd.
Zaterdagmorgen, drie uur, worden we opgeschrikt! Vlak achter ons, boven op de berg, komt onze eigen artillerie in werking. We horen de granaten over ons heen suizen. We voelen ons hierdoor gesteund, maar we beseffen ook, dat we nu een antwoord van de vijand kunnen verwachten.
Dat antwoord komt pas om negen uur. Eerst één granaat, dan twee, en zo langzamerhand groeit het schieten aan tot een machtig trommelvuur, dat tot diep in de nacht voorduurt. 's Avonds, om negen uur, vliegt met donderend geweld de Grebbebrug de lucht in; onze Genie bracht de laatste afweervoorbereidingen ten uitvoer. Voor ons heeft dit tot gevolg, dat wij niet meer naar de Grebbeberg kunnen terugwijken, in geval van nood. Even later komt een sergeant van de compagnie-commandant in een vuurpauze poolshoogte nemen. We horen weer wat nieuws. Een kanonneerboot van de Koninklijke Marine is de Rijn opgevaren en spreekt een hartig woordje mee. Met de meeste klem dringen wij aan op versterking.
Het vijandelijk vuur houdt aan. Een granaat valt vlak voor de schietopening van ons mitrailleurnest. De scherven slaan door de mantel van onze mitrailleur. Gelukkig blijkt ons wapen nog bruikbaar. Het trommelvuur is zeer duidelijk op onze stellingen gericht. Vanuit onze opstelling kan ik waarnemen, hoe het vuur zich verplaatst. Het is een donkere nacht en het is koud. Overal in het rond flitsen seinpatronen op. Overal verkent men het voorterrein; daardoor voelt niemand zich op zijn gemak. Telkens ontbarsten weer nieuwe salvo's. Dan, in een vuurpauze, hoor ik de majestueuze triller van een nachtegaal..... Vreemd, of eigenlijk niet, want 't is Mei....

Terugtrekken?
Van slapen komt die nacht weer niets. Tegen de morgen luwt het kanonvuur enigszins. Zo breekt de Pinkstermorgen aan. De dag, waarop we zouden herdenken, dat God Zijn Geest eenmaal en voor altijd heeft geschonken aan Zijn Gemeente. Maar in plaats van in mijn vertrouwde kerk te zijn, te zingen bij het jubelend orgel, zit ik nu hier, in deze ruwe stelling, en geef korte bevelen onder het gierend granaatvuur....
We inspecteren onze stelling. Een granaat kwam midden in de loopgraaf terecht en vernielde de zijkanten geheel. Een andere trof een van onze kleine schuilplaatsen. Gelukkig was er niemand in.
Maar we zien nu in, dat onze grote schuilplaats voor zwaardere beschieting onvoldoende dekking biedt. We beramen plannen om ze te versterken. Op de landweg, achter ons, liggen enige ijzeren platen; daarmee weten we met veel inspanning het onderkomen te versterken.
Onze sectiecommandant is een jonge vaandrig van de K.M.A. Hij is jong en vastberaden en blijft trouw op zijn post.
De atmosfeer is gespannen, maar van een paniekstemming of vrees bemerk ik niets. We zitten in het donker; af en toe steken we een kaars aan en verdelen wat van onze noodrantsoenen.
Salvo na salvo regent op ons neer. Het moet wel een groot aantal kanonnen zijn, dat tegenover ons staat. Van onze eigen artillerie horen we niets meer. De luchtafweer boven op de berg is verdwenen. Mitrailleurs, waarvan één lelijk gehavend, maar nog bruikbaar, zijn nú luchtverdediging. Dicht bij ons staat een stuk pantserafweergeschut in een betonnen kazemat. Het staat gericht op de Grebbedijk die afgesloten is door een aspergeversperring. Maar ook dit stuk geeft geen geluid. We voelen ons nu niet bepaald prettig. Bij sommigen zakt de stemming merkbaar. In de loop van Vrijdag en Zaterdag hebben we verschillende onderdelen zien terugtrekken. Enkele van onze soldaten praten nu ook over terugtrekken. Zij vragen mij, wat ik er van denk. Ik weet, dat onze positie heel erg moeilijk is. Onze mensen zijn oververmoeid. We kunnen weinig doen tegen de artilleriebeschieting en luchtgevaar. Maar terugtrekken voor we de vijand hebben gezien: Nooit!

Klik hier voor een uitvergroting
Zo was de sloot langs de Wageningse Nude ook in Mei 1940: droog en vol brandnetels. De Duitsers gebruikten de sloot bij hun opmars als loopgraaf. De heer Vreman, een der oud-strijders, wijst de plek aan, waar hij tijdens de gevechtshandelingen urenlang ge
We houden stand!
En ik vertel hen, dat we zonder bevel niet zullen terugtrekken. De mensen blijven kalm en doen hun plicht. Nu het er op aan komt, staan ze klaar. In de moeilijkste ogenblikken kan ik op hen vertrouwen. Er worden banden gelegd voor het leven. Ik behoef geen bevelen te geven. Als er iets moet gebeuren, staan ze klaar en bieden zichzelf aan. Thans is onze sectie in de ware zin van het woord een eenheid.
Wij bewaken de rechterzijde van de Grebbedijk. Het trommelvuur zwelt aan. De spanning stijgt. Geregeld controleren we de wachten. Aan alle kanten ratelen de mitrailleurs, de lichte van de infanterie en de zware in de veilige pantserkoepels. Van deze laatsten staat er een op de rand van de Grebbeberg, vijfenzeventig meter van ons vandaan. Hij is gericht op de kabelversperring, die is aangebracht aan het begin van de Wageningse Nude. Telkens weer krijgt hij de volle laag. Maar in de koepel zitten de jongens veilig en na ieder salvo wordt het vuur hervat.
Zondagmiddag drie uur signaleert een van onze wachtposten op onze nevensectie een witte vlag. Deze sectie neemt een zeer moeilijke plaats in tussen de straatweg en de dijk. Wij kunnen niet meer bij deze sectie komen. Wij zouden daartoe de dijk moeten oversteken, wat gelijk zou staan met zelfmoord. Bij deze sectie zijn vier sergeants. Zaterdagmiddag al is een van hen door een granaatscherf gedood. Later bleek, dat er van de drie overgeblevenen nog twee zijn gesneuveld. Onze sectie-commandant geeft nu bevel de schuttersputten te bezetten. Met de bajonet op het geweer nemen we onze plaatsen in. We beseffen het grote gevaar.
De nevensectie neemt een sleutelpositie in. Als zij uitvalt kan de vijand doordringen tot in het hart van de verdediging, en is hij meteen bij de Grebbe-sluis. De brug is wel opgeblazen, maar een groot deel van het brugdek is blijven hangen op de sluisbalken.. Met enige moeite zou deze brug nog wel bruikbaar kunnen worden gemaakt. Dan staan de verschillende wegen voor hen open.
Wij kunnen echter de sectie naast ons niet helpen. Zij zit links, en wij rechts van de hoge Rijndijk. Wij kunnen achter die dijk met geen mogelijkheid vuur brengen. Het vuren met lichtere wapens neemt toe, terwijl de zwaardere artillerie het vuur naar achteren verplaatst. Uit mijn schuttersput ontdek ik de vijand in een bosje langs de dijk, naar het Opheusdense Veer. Dit bosje en een paar bomen staan bij een oprit naar de uiterwaarden.

De dood, zo dichtbij....
We nemen het bosje onder vuur. Plotseling krijg ik een hevige slag op mijn helm. Ik duizel... Wat was dat? Vaster grijp ik mijn geweer. Maar waar is mijn bajonet? Hij ligt naast mijn geweer. Ik zie, dat de ring, waarmee hij om de loop van het geweer bevestigd is, verbrijzeld is. Dan gaat mij een licht op. Een kogel kwam tegen de ring van mijn bajonet en stuitte af op mijn helm. Het is een wonder, dat ik nog leef.
Waar komt het vuur vandaan? De dijkhelling is kaal. Ze moeten dus in het bosje achter de oprit zitten. Naast mij staat een soldaat uit de Gelderse Achterhoek. Plotseling duikt hij weg. Wat doet hij vreemd? Even buig ik mij over hem heen. Dan zie ik het: langs zijn gezicht loopt bloed.... In zijn helm zit een gat; het staal ervan is omgekruld, alsof het van blik was. De kogel ging er dwars doorheen. Hij kijkt mij aan, wezenloos, vreemd.... Leeft hij nog? Maar ik kan hem niet helpen. Want er dreigt gevaar.
Dan, opeens, ontdek ik iets in de hoge bomen in het bosje voor ons. Nu begrijp ik het: daar in die hoge populieren zitten een paar scherpschutters, die in onze loopgraaf schieten. Vliegensvlug schiet ik enkele patroonhouders leeg in die richting. Snel ga ik dan de anderen waarschuwen en hun opdracht geven, de bomen onder vuur te nemen. Daarna besluit ik de sectiecommandant te vragen om de mitrailleur even uit het nest te halen, om zo een flinke lading in het bosje te kunnen schieten. Want vanuit het mitrailleurnest kunnen we de bomen niet onder vuur nemen omdat de schietopening slechts een horizontale spreiding toelaat.
In de verbindingsloopgraaf kom ik hem al tegen, gevolgd door de mitrailleurschutter. Haastig zegt hij mij, dat de wachtpost op de linkerflank bericht heeft, dat we van achteren worden aangevallen. De sectiecommandant neemt mijn mensen mee en zegt, dat ik de voorzijde moet bewaken met nog twee geweerschutters. Zelf zal hij trachten het gevaar aan de achterkant te bezweren.
We hebben weinig rekening gehouden met de mogelijkheid dat het gevaar ook wel eens van die kant zou kunnen komen. Met de twee geweerschutters neem ik de plaats in van onze mitrailleur.
Plotseling, vlak voor ons, op de dijk, duiken twee vijandelijke soldaten op. De afstand bedraagt misschien een 70 meter. Ze krijgen de volle laag, vallen neer. Zijn ze gewond? of dekken ze zich alleen maar? Ik weet het niet. Tijd om te denken krijg ik niet. Nieuwe soldaten duiken op en springen naar voren. We vuren wat we kunnen, als razenden....

Klik hier voor een uitvergroting
J.Th.S.J. Peters - soldaat

"DE DUITSER WAS... ZIJN NEEF!"

De heer J. Th. S. J. Peters uit Silvolde, 30 jaar, destijds soldaat bij het 1-I-8 R.I. heeft veel bijzondere herinneringen aan die bewogen Meidagen uit 1940. Enkele dagen had hij in en boven de stelling verbitterd gevochten. "Te laat bemerkte ik", zo vertelde de heer Peters ons, "dat ik van achteren door Duitsers werd beslopen... Plotseling kreeg ik een harde trap in mijn rug!... Ik keek om en zag een vervaarlijke SS-er achter mij staan. Met een schok herkende ik mijn neef, die vrijwillig bij de Duitse SS had dienst genomen. Toen wij later als krijgsgevangenen werden afgevoerd, werden wij door de Duitsers als dekking gebruikt tegen het Hollandse vuur. Ik moest, onder bedreiging van een revolver op mijn borst, zeggen, waar de Hollandse stellingen waren. Ik weigerde. "Dan schieten we je neer", zeiden ze toen. "Schiet me maar neer!" zei ik, "mijn kameraden verraad ik niet!". Toen hebben ze mij maar laten gaan".

Klik hier voor een uitvergroting
P. Kersten - soldaat

"HET WAS EEN ONTZETTEND OGENBLIK"

De heer P. Kersten, 35 jarig fabrieksarbeider, deed destijds dienst als soldaat bij een uitkijkpost op de Grebbeberg. Zaterdag 11 Mei zag hij de eerste Duitsers; zij stelden hun geschut op bij de Gasfabriek in Wageningen. "Wij gaven dit bericht door aan onze sergeant. Er volgden een paar schoten, en toen was de Duitse opstelling door ons al geruimd. Zondag viel de eerste Grebbelinie en werd onze telefonische verbinding verbroken. Wij hebben toen met de anderen meegevochten. Het was een ontzettend ogenblik, toen de Duitsers de berg bestormden. Ik zie nog die Duitse jongens, hoe ze de bult probeerden op te komen. Zij moesten wel, want een Obergefreiter joeg hen op met een pistool.... Wij stonden boven, met een negen man, en hadden maar te vuren.... Ja, er zijn toen veel slachtoffers gevallen. Ten slotte moesten wij toch terug door de aanval van het zware Duitse geschut."

Klik hier voor een uitvergroting
H. Timmer - mitrailleurschutter

STOOTTROEPEN WAREN DRONKEN....

Ook de heer H. Timmer uit Randwijk, destijds mitrailleurschutter in de voorste veldlinie, had te lijden onder de laffe strijdmethode der Duitsers, om Nederlandse soldaten als dekking te gebruiken. "Steeds dichter drongen de Duitsers naar ons op; teruggaan konden wij niet meer, sinds onze genie de Grebbesluis had opgeblazen. 's Zondags kwamen de Duitsers in onze stellingen en werden wij gevangen genomen. Ik merkte, dat velen van de stoottroepen, SS-ers, dronken waren... Daarna werden we, dwars door het ergste vuur, heen en weer gestuurd; daarbij zijn velen gesneuveld. Ten slotte werden we naar Wageningen gebracht, en daarna naar Arnhem. Daar hebben de burgers ons op een onvergetelijke manier nog weten te voorzien van voedsel en allerlei benodigdheden voor de tocht naar de krijgsgevangenkampen. Wij hebben daarvan nog veel profijt gehad, want in Duitsland kregen we het niet zo best."

Klik hier voor een uitvergroting
J. van Rijswijk - soldaat

"ZOU M'N VROUW ER BIJ ZIJN?"

De heer J. van Rijswijk uit Renkum, lag in 1940 in de rechtervleugel van de Grebbestelling, naar de Rijn toe. Hij weet nog te vertellen, hoe heet het soms toe ging tijdens de gevechten, en dat hij een gasmasker moest opzetten tegen de kruitdamp. De Duitsers trokken bij hun doorbraak naar de Grebbeberg zijn stelling echter voorbij. Toch kon hij niet aan krijgsgevangenschap ontkomen, omdat zijn sectie geheel was afgesneden.
"In de oorlogsdagen", zo vertelt de heer Van Rijswijk, "heb ik vaak aan huis moeten denken. Ik was nog niet zo lang getrouwd; mijn vrouw was zes maanden in verwachting. Als ik dan, vanuit mijn stelling, zoveel vluchtelingen op schepen de Rijn zag afzakken, dan was ik mezelf soms niet geheel meester... Ik vroeg me maar steeds af, of m'n vrouw, die in Wageningen woonde, er ook bij zou zijn. Inderdaad bleek later, dat zij op deze wijze de stad was ontvlucht."


Het is verloren!....

Maar wat kunnen drie geweerschutters tegen een vijand, die in grote getale opdringt? Steeds meer komen er. Ze worden als met geweld voortgestuwd. Dan hoor ik achter mij in de loopgraaf iemand naderen. Komt er hulp? Zijn er berichten? Even probeer ik te luisteren. Maar ik moet weer voort. Vóór mij steeds meer doelen. 't Is om dol te worden.
Ineens een zware trap tegen de houten deur van ons mitrailleurnest. Iemand stormt binnen. Ik krijg een hevige stoot op mijn rug. Ik moet wel omkijken. Achter mij staat met een pistool vastgedrukt op mijn rug een... Duits hospitaalsoldaat. Ik begrijp, dat het verloren is....
Mijn geweer ligt in de aanslag door een stalen infanterieschild. Andere wapens heb ik niet. Hoe kan ik mij verzetten tegen een hospitaalsoldaat?
De minste beweging van mijn kant en ik zal sterven... eerloos... door een hospitaalsoldaat... Hij rukt mij terug, vloekt. Met zijn drieën brengen zij ons drieën weg. De gehele loopgraaf is leeg. Al degenen, die de stelling naar achter zouden verdedigen, zijn overrompeld. De eerste vijandelijke stoottroepen zijn ons al lang voorbij. De hospitaalsoldaten kwamen kijken of er ook gewonden lagen. Nu begrijp ik, waarom zovele soldaten kwamen opdringen.
Zij dachten dat onze stelling al geliquideerd was. En ze begrepen maar niet, waar al dat vuur vandaan kwam. Ik voel, dat we door het oog van de naald zijn gekropen. Had een gewoon soldaat ons gevonden, hij zou slechts een handgranaat naar binnen hebben geworpen en zijn weg vervolgd hebben.
De hospitaalsoldaat levert ons af aan een gewoon soldaat. Dan zie ik een gedeelte van onze mensen bij elkaar staan bij een bruggetje, dat naar de andere stellingen leidt en dat geheel is stukgeschoten. Allen zijn zonder overjas en tuniek. Zij staan daar vreemd in hun overhemd. Ik begrijp niet, wat dat betekent. Ik zie mensen van een sectie, die honderd meter verder zit. Zo ver moet de vijand dus reeds zijn doorgedrongen. Een Duitser vliegt op ons af, met een pistool in zijn hand. Hij beduidt ons de jassen uit te trekken.
Graag wil ik mijn persoonlijke eigendommen redden maar ik krijg geen kans.
We talmen wat we kunnen. De rest van onze mensen is op een hoop gedreven bij het stukgeschoten bruggetje. Een Duitser beveelt hen, de brug te herstellen. Sommigen nemen een stuk hout in de hand en doen alsof ze druk zijn. Ook wij met z'n drieën worden er heen gebracht. Als een van de soldaten mij ziet, vliegt hij op mij af. Een paar dagen geleden heb ik een verzoek voor hem geschreven om landbouwverlof. Toen had hij mij verteld, dat hij pas een landbouwbedrijf van 42 ha op zijn naam had gekregen. Nu schreeuwt hij mij toe: "Sergeant, dat doen we niet. We werken niet voor die ellendelingen. X en Y hebben ze ook al doodgeschoten. Zullen wij ons ook maar laten neerschieten?".
Ik kijk hem aan, zie tranen in zijn ogen. Ik weet niet zo gauw wat ik moet antwoorden. Ik aarzel. Plotseling word ik bij de arm gegrepen. Weer zie ik dezelfde hospitaalsoldaat. "Helfen!" bijt hij mij toe en hij wijst mij op een van onze jongens, die meer dood dan levend ter aarde ligt.
Bloed sijpelt langs zijn gezicht. Ik kniel bij hem neer. Hij heeft een grote wond aan zijn hoofd. Spreken kan hij niet. De hospitaalsoldaat wijst op een paar planken en zegt, dat we de gewonde moeten wegdragen in de richting van Wageningen. Daar zal men wel verder voor hem zorgen.

Klik hier voor een uitvergroting
Elk jaar, met Pinksteren, komen de oud-Grebbestrijders bijeen op de begraafplaats op de Grebbeberg, om gezamenlijk te gedenken de vele getrouwen, die vielen in deze ongelijke strijd.
"Warum hast du geschossen!?".....
Met zijn vieren brengen we de ongelukkige weg. De kogels fluiten en gieren, zaaien overal dood en verderf. Later blijkt, dat van een groep van 13 naast ons er vijf in een minuut zijn gesneuveld.
Verder dragen wij de gewonde. Ik zie, hoe de Duitsers in grote troepen naderen. Zij komen aan de achterzijde langs de voet van de dijk. Niemand kan daar nog vuur brengen en dus naderen zij ongestoord en veilig de Grebbesluis. Een andere groep komt door de sloot naast de weg van Wageningen. Deze sloot doet dienst als een natuurlijke loopgraaf. Er is maar heel weinig water in.
Ik zie nu meer Hollandse krijgsgevangenen. Zij staan op de weg en schreeuwen iets. Door het lawaai kan ik het evenwel niet verstaan. De weg ligt onder zwaar vuur. Ik zie de een na de ander neertuimelen om niet meer op te staan. Wij gaan achter de bomen langs. Ik weet, dat deze bomen weinig of geen dekking bieden. Maar we kunnen niet anders. In de sloot langs de weg zijn enige dammen, die toegang geven tot de weilanden en boomgaarden. De Duitsers wippen met een sprongetje over deze dammen van de ene sloot in de andere. Ik zie een Duitser in de sloot heftige gebaren maken en ik hoor hem luid schreeuwen tegen een van onze soldaten. Deze begrijpt hem eerst niet. Met het pistool in de hand dwingt hij hem op de dam te gaan staan. Eindelijk na veel geschreeuw en geroep heeft hij zo enkele jongens naast elkaar staan. Dan durft hij. Met een vlugge sprong, zich dekkend achter onze jongens, holt hij over de dam en duikt weg in de andere sloot. Zo'n held.
Bij dezelfde dam in de sloot ligt een jong officier. Hij zal 28 jaar zijn en heeft een hard en wreed gezicht. Hij schreeuwt: "Wer spricht Deutsch?" Ik spring naast hem in de sloot. Misschien kan ik iets doen voor onze jongens. "Wo sind die Englische soldaten?" vraagt hij mij. Ik kijk hem heel verbaasd aan. Engelsen? Wat weet ik van Engelsen? Aan mijn gezicht ziet hij wel, dat ik niets weet.
"Warum hast du geschossen?" gaat hij verder.
Ik vertel hem, dat wij onze plicht deden. Dan lacht hij meewarig en vertelt, dat de Engelsen ons land zijn binnengevallen om er door te trekken naar het Ruhrgebied. Maar de Duitsers hadden de plannen natuurlijk allang doorzien en waren nu gekomen om ons te helpen. Waren wij even dwaas op hen te schieten? Zij waren onze vrienden. Dan wijs ik hem de jongens op de dam. Doet men zo met zijn vrienden? Dan draait hij zijn rug naar mij toe en wil niets meer zeggen.
Steeds weer trekken grote groepen soldaten ons voorbij. Ik zie de Duitsers nu van aangezicht tot aangezicht. Het zijn SS-soldaten. In hun camouflagepakjes zien ze er afschrikwekkend uit. Het zijn in geen geval de keursoldaten, die ik mij heb voorgesteld.
Als de Duitse bataljonscommandant, die in mijn buurt staat, niet op mij let, roep ik onze jongens toe, dat ze weg moeten lopen, naar Wageningen, het vuur uit. Maar met een pistool worden zij gedwongen weer te blijven staan.
Van onze nevencompagnie, die zich bevindt tussen de Grebbebrug en Heymerstein, wordt gevuurd. De soldaten daar, hebben ook niets anders dan geweren en lichte mitrailleurs. Toch is hun vuur erg hinderlijk voor de Duitsers. Enkele commando's worden daarom doorgegeven, en dan komt er een pantserwagen aanrollen. Deze begint te vuren in de richting van Heymerstein. De schoten knallen hard, meedogenloos hard... Arme jongens! Daartegen kunnen jullie niets doen! De Duitse bataljonscommandant naast mij, grijnst. Hij begrijpt het wel. "Es gibt dort nur Feldstellungen", ja het zijn maar veldstellingen, houten schotten met wat aarde er tegenaan. Het vuren uit die richting wordt merkbaar minder. In de verte, bij een volgende dam, hoor ik weer schreeuwen. Weer moeten enkele van onze krijgsgevangenen op de dam gaan staan. Sommigen begrijpen het niet vlug genoeg. Ik zie hoe een van onze jongens gedwongen wordt om met de benen uit elkaar te gaan staan. Een Duitser kruipt uit de sloot omhoog en schuift dan zijn mitrailleur tussen de benen van de Hollandse soldaat door.... Ik vlieg op, maar de Duitse commandant drukt mij neer. Dan zie ik tot mijn verwondering deze "held" van een schutter ineenkrimpen. Ondanks zijn "dekking" is hij toch getroffen.... Was het een scherpschutter, die het deed? Was het een vonnis, dat voltrokken werd?

Klik hier voor een uitvergroting
D.W. Vreman - soldaat

"IK LAG UREN GEWOND IN DE SLOOT..."

De landbouwer D.W. Vreman uit Varsseveld heeft zeer sombere herinneringen aan die eerste Pinksterdag, toen zijn groep zich aan de Duitsers had moeten overgeven. Hij lag in de derde sectie, tussen Rijn en Grebbe. Door een onverhoedse aanval van achteren was hij overrompeld. Maar het ergste begon daarna. Steeds moest hij met zijn kameraden dwars door het moordend vuur heentrekken, waarbij de jongens als dekking werden gebruikt. Van de 12 man zijn er toen nog 6 gesneuveld op deze wijze. De heer Vreman zelf werd gewond door een granaatscherf, die zijn bovenarm verbrijzelde. Urenlang heeft hij gewond gelegen in de droge sloot langs de Wageningse Nude, totdat sergeant van Duuren en anderen hem vonden en zich over hem ontfermden.

Klik hier voor een uitvergroting
A.F. van Schenkhof - korporaal

"IK MOEST MEE MET DE GENERAAL!"

Landbouwer A.F. v. Schenkhof uit Opheusden, destijds dienstplichtig korporaal, wil in 't eerst maar liever helemaal niet meer praten over die tijd aan de Grebbe.
Maar gaandeweg krijgen we hem toch aan het spreken.
"Zondags werden we gevangen genomen. Toen ze ons uit de schuilnissen joegen, moesten we de wapens weggooien en ons uniform uitdoen. We werden midden in het kruisvuur geplaatst en moesten naar onze eigen jongens schreeuwen, dat ze moesten ophouden met vuren.... Een zeer hoge Duitse officier, met strepen op zijn broek, een generaal, gebruikte mij voor zich persoonlijk als dekking tegen het vuur der Nederlanders. Later moest ik met hem mee naar Wageningen, maar steeds aan de kant vanwaar het vuur kwam...."

Klik hier voor een uitvergroting
C. Hagen - soldaat

"WANORDE...."

De Heer C. Hagen, fabrieksarbeider te Oosterbeek, liep in de bewogen Meidagen patrouille met zijn sergeant, en daardoor heeft hij tamelijk veel van de acties kunnen zien. "De geest onder de jongens was goed," zegt hij "al hebben velen 'm natuurlijk wel geknepen. Teleurstellend voor de jongens was het, dat er zo weinig hulp voor hen kwam. Er was ook te weinig leiding, waardoor er soms een wanordelijke toestand ontstond.
Het gebeurde wel, dat wanneer er ergens één mitrailleur begon te vuren, de andere maar meteen meededen, zonder eigenlijke opdracht. Nare dingen hebben we meegemaakt, toen we gevangen waren genomen. Toen moesten we meehelpen het Duitse geschut naar voren te brengen, en de lijken van Duitsers op grote trailers laden..."


Klik hier voor een uitvergroting
De oud-Grebbestrijders bij de Grebbesluis aan de voet van de Grebbeberg.
De weg terug.....
Enige tijd zitten wij zo in een moordend kruisvuur tussen Hollanders en Duitsers. Onverwachts verlaat de Duitse commandant mij. "Maak, dat je wegkomt!" schreeuw ik naar onze jongens. Het lukt. Gezamenlijk trekken wij langzaam op Wageningen aan, tegen de Duitse opmars in. Onderweg zie ik ook mijn eigen sectiecommandant weer. Samen beramen wij plannen om te ontvluchten. Maar links en rechts zien wij Duitsers, en wij, in onze lichte overhemden, lopen erg in de gaten. De gewonde, die wij hebben gedragen, behoeft niet meer verder..... Hij heeft onze hulp niet meer nodig!
Plotseling duiken twee vliegtuigen, Hollandse jagers van het type G 1. over de Grebbeberg heen en spuiten een vuurstraal over de weg. Nieuwe schrik, maar het vuur gaat over ons heen. We kijken hen na, want we verwachten hen spoedig terug. Maar bij Wageningen komt een luchtafweerbatterij in werking, en na enkele seconden storten de beide vliegtuigen met hun dappere bemanningen brandend naar beneden. Een Duits soldaat, met het stompzinnige gezicht van een misdadiger, maakt een vreugdedans. Zijn lippen schuimen....
Als we kans zien, gaan wij weer verder in de richting Wageningen. Misschien krijgen we daar kans om te ontsnappen. Onderweg vinden we nog een bekende soldaat (Vreman); met een verbrijzelde bovenarm ligt hij in de droge sloot langs de Nude.
We komen bij een boerderij. Deze blijkt te zijn ingericht als hulpverbandplaats. Een Duitse dokter is aan het werk. Ik vraag assistentie voor onze gewonde. Hij geeft mij een schaar en ik knip de kleren van de verbrijzelde arm. Dan helpt de dokter even met het noodverband. Nieuwe gewonden worden binnengebracht. Wij krijgen bevel een draagbaar op te nemen en mee te gaan. Wij volgen door weilanden en boomgaarden. Ten slotte komen we terecht langs een omweg bij.... het bosje, waaruit wij werden beschoten, toen we nog in onze stellingen zaten. Wij vinden een groot aantal gewonden.
Onze kogels hebben dus niet alle hun doel gemist. Sommige gewonden kermen, andere vloeken. Een hospitaalsoldaat van middelbare leeftijd spreekt bemoedigende woorden: "Denke doch an deinem Führer!"
En zo sjouwen wij weldra met de slachtoffers, die we zelf hebben gemaakt. Het is een zwaar werk. Herhaaldelijk gaan wij heen en weer. Het hele terrein is vol granaattrechters; over ligt dood vee. Hier en daar ligt nog een gedode soldaat. "Laat maar liggen!" zeggen de Duitsers tegen elkaar. "Daarvoor komen anderen!"
Eindelijk worden wij verzameld. Ik ontmoet dan heel wat bekenden, maar hoor ook van de velen die zijn gesneuveld. Onder hen zijn mijn beste vrienden.
Ik voel mij erg teneergeslagen, maar tijd om na te denken krijg ik niet, want we moeten verder. Men brengt ons in Wageningen. Daar zien wij de smeulende puinhopen. We worden opgesloten in de R.-K. kerk.
De volgende morgen gaan we via Arnhem en Zevenaar naar Duitsland. Het is de moeilijkste gang van mijn leven!

Bron: De Spiegel - No. 33 - 13 mei 1950

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 9.71 MB)