Grebbe 1940: Slag van Angst en Onwetendheid

Oorlogsverhaal van Adriaan Wiersinga:
"Je denkt aan je leven, je vrouw, kind, moeder, en nergens anders aan"

Klik hier voor een uitvergroting
Adriaan Wiersinga, in mei 1940 commandant van 2-II-8 R.I. (1965)
Donderdagavond 8 mei 1940 hadden wij de eerste samenkomst van de officieren met de veldprediker. Wij hadden nog maar kort geleden onze inkwartierings-adressen rondom de Grebbeberg betrokken. Er werd tijdens die bijeenkomst gepraat over koetjes en kalfjes, grapjes gemaakt en soms zelfs interessant gediscussieerd. Het zal ongeveer half elf geweest zijn toen het gezellig samenzijn werd opgebroken. Ik ging terug naar mijn kamer, om nog wat te lezen. Rond elf uur kwam een motor-ordonnance mij vertellen dat zojuist "Gevechtstoestand II" was afgekondigd. Ik keek de jongeman eens doordringend aan, maar merkte al spoedig dat het geen misplaatst grapje was.

(door Frans Boelen)

Het was dodelijke ernst. Een uur later lag ik met mijn compagnie van driehonderd man in de loopgraven. Nog wisten wij niet wat er eigenlijk precies boven ons hoofd hing. Een van mijn commandanten kwam vragen of de jongens wat sigaretten van hun noodrantsoen mochten aanbreken om de lange wachttijd enigszins te doden. "Nee," zei ik, "die kunnen wij later nog veel te goed gebruiken." Zaterdagmorgen begon de ellende. De Duitsers namen ons onder vuur. De angst had ons allemaal te pakken. Het koude zweet brak mij aan alle kanten uit. Later zeiden ze tegen mij: "wat was jij moedig om als een der eersten in het open veld te gaan teneinde de andere posten te bereiken." Ze wisten niet dat een dergelijk optreden voor mij op dat moment noodzakelijk was. Om over die ontzettende angst heen te komen moest ik het veld in, de gevaren-zone binnenkruipen. Dat was de enige manier om weer beheersing over mijzelf te krijgen. Vergeet niet: de eerste beschieting van de Duitsers was een vuurdoop voor ons allemaal. We wisten eenvoudig niet wat het was.

Ik wist het wel op het moment dat de eerste granaat die de Duitsers wierpen een van onze paarden trof. Het paard steigerde en schreeuwde ontzettend. Dodelijk gewonde dieren kunnen zo verschrikkelijk schreeuwen hè. Ik vergeet dat nooit meer: het was mijn eerste, onuitwisbare indruk van een oorlog.

De bibliotheek-zaal in het prachtige door de Haagse architect Sijmons gebouwde conferentie-oord "Hijdepark" in Driebergen is koel en schaduwrijk op dit uur van de middag. Adriaan Wiersinga zit tegenover mij. Met de donker gemontuurde bril op is Wiersinga zonder meer het type van de "big boss", de grote zakenman. Hij is voor zijn leeftijd (70) opmerkelijk vitaal en ondernemend. Tijdens het gesprek zet hij af en toe zijn bril af: zijn gezicht verandert er helemaal door. Hij heeft gevoelige blauwe ogen en sterke trekken rond de kin. Toen ik hem opbelde en om een onderhoud verzocht, stemde hij direct toe, al kon hij niet begrijpen op welke manier hij mij van dienst zou kunnen zijn. "Het is echt niet interessant wat ik over mijn leven te vertellen heb en wat ik nou over de oorlog en die meidagen bij de Grebbeberg moet zeggen weet ik helemaal niet" verklaarde hij bij die gelegenheid.

Onvoorbereid

"Nadat wij de vuurdoop zo goed en zo kwaad als dat ging hadden verwerkt, kwam er weer een sergeant naar mij toe met het verzoek of de noodrantsoenen mochten worden aangebroken. Opnieuw gaf ik geen toestemming: "de ergste uren moeten nog aanbreken," zei ik. Van zaterdag 11 mei tot en met zondag 12 mei hebben wij er behoorlijk van langs gekregen. Wij waren volkomen onvoorbereid. Toch hebben wij ondanks de verwarring, de soms panische toestanden en de angst die velen nog te pakken had gevochten voor wat wij waard waren. Het is een vreemde toestand waarin je verzeild raakt. Je weet dat je moet vechten, doe je het niet, dan is het afgelopen. Op zulke krankzinnige momenten zie je plotseling heel duidelijk dat de Schepper dit nooit bedoeld kan hebben, dit afslachten, dit doden opdat jezelf niet gedood wordt.

De omstandigheden waren tegen ons. Er was al eens eerder verzocht om de kersenbomen bij de Grebbeberg weg te halen omdat zij een belemmering vormden voor onze troepen. Bovendien zouden de Duitsers ons makkelijk vanuit de bomen kunnen beschieten. Maar de kersenbomen mochten niet worden omgehakt van de overheid. Dat was zonde, zei men. Ach, u kent het verhaal. Er was een gemaal in aanbouw dat voor het onderwater-zetten van het terrein zou gebruikt worden. Maar toen het gemaal nodig was, bleek het nog niet klaar te zijn. Al deze omstandigheden hebben mede de verwarring geschapen. Maar schrijft u dat niet op. Ik vraag hem: "Waarom niet? Het boekje "de mei-dagen van 1940" spreekt op dit gebied toch heel duidelijke taal..." "Goed dan", zegt Wiersinga.

Die beschieting vanuit de bomen was ontzettend. Achter elkaar werden onze jongens weggemaaid. Toen de bataljons-commandant, de majoor Jacometti werd neergeschoten, ontstond een toestand van radeloosheid onder de mensen. De Duitsers pikten precies de officieren er uit. Dat was ook niet zo moeilijk, want zij herkenden ons aan de leren borstriemen. Die riem heb ik dan ook onmiddellijk afgedaan. De noodrantsoenen hebben wij pas gebruikt op het moment dat het er werkelijk op aan kwam. Toen waren de sigaretten nodig om de jongens wat te kalmeren.

Hij maakt een achteloos gebaar met zijn hand. "Je kunt voor die afgang bij de Grebbeberg in feite niemand verantwoordelijk stellen. We waren al zoveel jaren niet in een oorlog betrokken geweest. Niemand wist precies wat oorlog inhield. Ik geloof dat daarmee de oorzaak is aangegeven. De slag bij de Grebbeberg was de slag van de angst en onwetendheid."

Adriaan Wiersinga komt uit een groot gezin. Zijn vader had een constructiewerkplaats in Apeldoorn. "Heel vroeg is vader gestorven," zegt Wiersinga. "Mijn moeder bleef alleen achter in de wereld met een gezin van acht kinderen. Moeder was een enorme vrouw. Ondanks de financiele moeilijkheden in die tijd heeft zij kans gezien om ons allemaal te laten studeren. Tijdens de eerste wereldoorlog ontving ik mijn opleiding tot reserve-officier in Duitsland. Ik heb daar al heel jong geleerd discipline te dragen en verantwoording te nemen. Dat is mij later ook in het zakenleven goed van pas gekomen. In 1925 kwam ik als vertegenwoordiger bij de n.v. Stokvis terecht. Dat viel niet mee in die tijd. Van de 1275 vertegenwoordigers bij deze firma kwamen er een heleboel niet aan een redelijke omzet. Het gevolg was dat er zo'n duizend man in de loop der jaren ontslagen werden. Zo ging dat in die crisis-tijd. Je was nooit zeker van je zaak. Ieder moment kon je er uitvliegen. Gelukkig gebeurde dat in mijn geval niet. Bij Stokvis werd ik tenslotte verkoopdirecteur. Dat ben ik 35 jaar gebleven. In 1963 heb ik die functie neergelegd. Thans ben ik nog als adviseur van de directie werkzaam. Hier in "Hijdepark" geef ik zo nu en dan cursus tijdens vormingsdagen van jonge, aankomende managers van de firma. Dat is heel plezierig werk."

Van de driehonderd man sterke compagnie van kapitein Wiersinga hebben tien man tijdens de Grebbe-verschrikkingen het leven verloren, dertig soldaten werden voor het leven invalide. Vergeleken bij de grote verliezen die elders zijn geleden, vallen deze aantallen nog mee. Hoewel: aantallen tellen eigenlijk niet: Ieder leven dat verloren gaat of wordt verwoest is te veel.

Betrekkelijkheid

"U vraagt mij hoe ik de indrukken uit die rampzalige mei-dagen in mijn leven hebt verwerkt." (Staart enkele ogenblikken voor zich uit): "Ik geloof dat ik alles veel betrekkelijker ben gaan zien. Dat is trouwens de ervaring van een heleboel mensen die eens in de oorlog gezeten hebben. Ik was van huis-uit gereformeerd. Maar in 1948 toen de Hervormde Kerk de Nieuwe Belijdenisschriften uitgaf ben ik Ned. Hervormd geworden. Waarschijnlijk heeft de oorlog daar zeer veel toe bijgedragen. Ik moet soms lachen om al die richtingen en kerkjes in ons geloof. Aan de Grebbe-linie heb ik duidelijk kunnen ervaren dat er in wezen geen verschil bestaat tussen katholieken en protestanten. U moest eens weten wat ik daar voor echte helden heb gezien. Laten ze nooit meer bij me aankomen met het verhaaltje dat aalmoezeniers en veldpredikers er in het leger maar zo'n beetje bijhangen. Aan het front heb ik deze mensen werkelijk in actie gezien. Zij zijn voor mij en voor talloze andere militairen in die dagen hèt grote voorbeeld geweest. Wat die mensen hebben gepresteerd grenst aan het ongelooflijke. Meesters in de psychologie heb ik daar ontmoet, kerels waarvoor ik een heel diep respect heb gekregen.

Klik hier voor een uitvergroting
Deze foto liet kapitein Wiersinga maken voor de nabestaanden van de gesneuvelden.
De grote wonden toegebracht in de Grebbe-dagen van mei 1940 zijn bij vrijwel iedereen door de natuur geheeld, maar het, in vele gevallen, vrij afzichtelijke litteken is gebleven. En dat gaat soms pijn doen, zoals in deze tijd waarin alles en iedereen maar herdenkt. Ik heb het niet zo op al die herdenkingen en samenkomsten. Wat moet je in 's hemelsnaam herdenken? Natuurlijk ben ik er tijdens de nationale dodenherdenking op 4 mei. Ik geloof dat een dergelijk gebeuren vooral de nabestaanden oprecht goed zal doen. Maar persoonlijk zegt de "doorsnee"-herdenking mij eigenlijk niets. Alleen de samenkomst die ik eens in de vijf jaar organiseer voor de nabestaanden, de invaliden en de oud-leden van het stamregiment 8 R.I. heeft voor mij nog betekenis. Op die bijeenkomsten nodig ik dan een goede spreker uit, niet iemand die gaat zeuren over allemaal dingen die er niets mee te maken hebben, nee echte, goede sprekers. Dat heeft zin.

Met Pinksteren ga ik altijd met een vroegere strijdmakker van mij naar de Grebbeberg. Dan geven wij elkaar een hand, praten wat en ja, dan zie je het ineens allemaal weer. Die soldaat van toen heeft nu een boerderij en leeft - evenals ik - heel gelukkig. Pinksteren 1940 is voor ons een dag geworden welke ik mij altijd zal blijven herinneren.

Steentjes, zo heette hij, en ik zaten in een huis. De gevechten rondom de Grebbeberg hadden een hoogtepunt bereikt. Steentjes was nergens meer. Hij leefde in een angstpsychose. Hij lag maar op zijn bed en huilde, huilde aan één stuk door. Het koude zweet stond op zijn voorhoofd. Hij rilde over zijn hele lichaam. De jongen was gebroken. Op Pinksteren kreeg ik bericht dat ik iemand naar een nabijgelegen post moest sturen om te helpen en berichten over te brengen. "Steentjes, kerel," zei ik, "wil jij dat even doen." Hij keek mij aan (ik vergeet het nooit) en knikte zwijgend. Op zulke momenten begint de wereld voor je ogen te draaien. Hij wist, evengoed als ik, dat hij door uiterst gevaarlijk terrein moest gaan. We namen afscheid. Later zei de commandant van een andere compagnie tegen mij: "Wiersinga, die man die jij toen naar ons gestuurd hebt, was enorm. Hij heeft zich uiterst bekwaam en heel moedig gedragen. Hij beurde alle jongens op. Aan hem hebben we veel te danken." Onze jaarlijkse ontmoeting met Pinksteren zou ik niet meer willen missen. Dan gaat er echt iets in je om.

Ik bied hem een sigaret aan, maar Wiersinga maakt een afwerend gebaar. "Ik ben enige tijd geleden met het roken gestopt. Ik was een kettingroker, een slaaf van mijzelf. Ik drink alleen af en toe nog een borrel (spreekt, zoals veel zakenmensen doen, de 'r' nauwelijks uit). Daar konden we vroeger goed mee terecht. Maar tegenwoordig ben ik zeventig en moet ik gaan opletten. Ik ben nog heel gezond, maar het kan nu eenmaal zo gebeurd zijn." Hij lacht. Wiersinga lacht veel.

Lijfsbehoud

"Wat waren uw gedachten tijdens de Grebbe-slag?" Wiersinga: "Je vecht voor lijfsbehoud. In die bange uren denkt iedereen aan vrouw, kinderen, of moeder. Je vecht om niet gedood te worden. Je denkt aan niets anders. Alle andere verhalen daarover zijn onwaar. Opmerkelijk is ook de vriendschap die er ontstaat. Op de beslissende momenten vallen alle verschillen, alle antipathieën, alle conflicten weg. Merkwaardig dat zich deze ideaal-toestand alleen onder zulke omstandigheden voordoet. Dat is eigenlijk heel treurig.

Het ergste van die Grebbe-slag is eigenlijk de nasleep. Ik ben voorzitter van de commissie van Bijstand en Advies ter behartiging van de belangen van nabestaanden en invaliden van het Stam regiment 8 R.I. Ik kom met al dat leed nu al 25 jaar in aanraking. Die wonden zijn soms zelfs nu nog niet genezen. Sociaal valt er voor deze mensen nog heel wat te regelen.

Van de invaliden zijn er veel die erg in de put zitten. Slechts een enkeling is er boven uitgegroeid. Een man als De Kleyn bijvoorbeeld. In de Grebbe-slag heeft hij het gezichtsvermogen verloren. Hij kan er heel rustig en objectief over praten. Enige tijd geleden heeft hij een boekje geschreven over de slag. "Als de rogge rijpt" heet het. Wij hebben hem geholpen het werkje uit te geven. Want daarvoor komt natuurlijk veel geld kijken."

"Heeft u de indruk dat de jongeren van vandaag niet genoeg doordrongen zijn van de verschrikkingen van de oorlog?" vraag ik Wiersinga. "Daar geloof ik niets van. Zoals de jongens hier bijvoorbeeld. Dat zijn kerels die weten wat er aan de hand is en wat er aan de hand is geweest. Wellicht zouden zij het veel beter hebben gedaan dan wij in die dagen. Ik geloof dat de jongeren van vandaag zeer nauw betrokken zijn met alles wat er zich aan oorlogshandelingen afspeelt en heeft afgespeeld. Ze zijn beslist niet weker of onverschilliger. Dat is nonsens.

Het Verzet

Na de Pinksterdagen van veertig is Wiersinga in het verzet gegaan. Hij schijnt daar uitzonderlijk veel en gevaarlijk werk te hebben verricht, maar hij wil er kennelijk niet over spreken. Het leven van Adriaan Wiersinga heeft na de bevrijding weer zijn normale loop genomen. Hij kon weer terugkeren bij zijn vrouw (zij was verpleegster en heeft in '40 veel voor de jongens van onze compagnie gedaan) en kon trachten opnieuw het geluk te vinden. Zijn zaken brachten hem in vele landen van de wereld. In zijn spaarzame vrije tijd deed (en doet) hij veel voor de reclassering en het sociale werk. "Dat hoort er nu eenmaal bij", zegt Wiersinga. "Maar ik doe het erg graag."

Over zijn gezin: "ik had graag kinderen willen hebben, maar je kunt in je leven nu eenmaal niet alles verlangen. Ik heb een pleegzoon. Hij is nu 21 jaar en studeert op de Technische Hogeschool in Eindhoven. Een heerlijke jongeren. Voor het overige is mijn leven toch nog vrij harmonisch verlopen. Mijn grootste liefhebberij is het luisteren naar muziek. Beethoven, Bach enz. Dan ben ik volmaakt rustig.

De oorlog? Die raak je nooit meer kwijt. De herinnering zul je altijd met je meedragen. Hij zwijgt een ogenblik. Dan zegt hij: "Van deze dagen houd ik niet."

Bron: De Tijd / Maasbode van 8 mei 1965

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 14.07 MB)