Het drama "Grebbeberg"

De verdediging van de Grebbeberg was toevertrouwd aan de IVe Divisie; hiervan had het 8e Regiment Infanterie (8 R.I.) het zuidelijk gedeelte der stelling bezet, zodat dit regiment de hoofdstoot van de Duitse aanval heeft moeten opvangen.

Klik hier voor een uitvergroting
Boek Onderdrukking en Verzet - Nederland in Oorlogstijd (1946)
In de late middag van 10 Mei bereikten de eerste vijandelijke afdelingen Wageningen, welke onverwijld patrouilles uitzonden tegen de voorposten van 8 R.I. Deze voorposten, ter sterkte van twee tirailleur-compagnieën versterkt met zware mitrailleurs, waren opgesteld over een frontbreedte van ongeveer 3 km.
Eerst op 10 Mei was een begin gemaakt met het evacueren van de burgerbevolking en vee vóór en in het stellinggebied. Bij het verschijnen van de Duitse patrouilles moesten de hindernissen worden gesloten, zodat een deel van het vee niet meer naar achteren kon worden doorgelaten. Vele koeien bleven, aan hun lot overgelaten, door het terrein zwerven en veroorzaakten vooral gedurende de nacht nogal onrust.

Zaterdag 11 Mei stelden onderdelen van het Duitse SS-regiment Der Führer zich gereed voor een aanval op de voorposten van 8 R.I. Na een inleidende artilleriebeschieting, waarbij vele telefoonverbindingen onklaar geraakten, doch overigens geen ernstige verliezen werden geleden, ging de Duitse infanterie tot de aanval over. Op de noordelijke vleugel trok een Nederlandse infanterie-sectie ontijdig terug op Kruiponder en verschafte daardoor de vijand gelegenheid van hieruit door te stoten in rug en flank van de meer zuidelijk opgestelde voorpostenafdelingen en de stellingen van het noorden uit langzaam maar zeker op te rollen. De van verschillende zijden bestookte verdedigers gaven de strijd geleidelijk op. Een groot deel van het personeel is op en zelfs dwars door de hoofdweerstandsstrook teruggevloeid, een deel werd gevangen genomen.
De bataljonscommandant, die tevens als voorposten-commandant optrad, was tijdens het gevecht onvoldoende op de hoogte van hetgeen zich afspeelde bij de compagnieën. Verblijvende in zijn commandopost had hij geen overzicht over het terrein, terwijl door het slecht functioneren van verbindingen ook onvoldoende telefonisch verband mogelijk was. Het zal vermoedelijk hieraan moeten worden toegeschreven, dat niet tijdig eigen artillerievuur werd aangevraagd op de doorgedrongen vijand. Wel heeft de artillerie, deels op eigen initiatief, verschillende vuren afgegeven doch goede samenwerking met de infanterie is hierbij niet tot zijn recht gekomen. De artillerie-officier-inlichter, hiervoor bij de voorposten-commandant gedetacheerd, ging nadat zijn ultra-korte-golftoestel onklaar geworden was, er persoonlijk op uit het probleem van de verbinding infanterie-artillerie op te lossen. Dit is niet gelukt, hij verliet de voorposten-commandant te ongeveer half elf en bereikte zijn artillerie-commandant eerst te tien minuten over twee toen de weerstand bij de voorposten inmiddels geheel was gewijzigd.
Te ongeveer half vijf werd de commandopost door de vijand omsingeld en de voorposten-commandant met zijn personeel gevangen genomen. Omstreeks half zes hadden de Duitsers de voorposten volledig opgeruimd.

Klik hier voor een uitvergroting
Het beloop van de voorposten-opstelling en de hoofdweerstandsstrook op de Grebbeberg - 10 mei 1940 (1946)
Door het verbreken van de meeste verbindingen drongen de gebeurtenissen bij de voorposten slechts langzaam door tot de commandanten in de hoofdweerstandsstrook en tot de hogere commandanten. Er is toen nog een poging gedaan om in de nacht van 11 op 12 Mei de voorpostenopstelling te hernemen door een bataljon van de divisie-reserve (II-19 R.I.) te Rhenen naar voren te zenden tot het doen van een tegenaanval. Dit bataljon is tot de Grebbesluis opgerukt doch daarna weer teruggegaan tot de spoorbaan Rhenen-Veenendaal. Het teruggaan dwars door de opstellingen van I-8 R.I. maakte op de troepen in de stelling een slechte indruk. De stellingtroepen, waarbij zich gebrek aan rust en slaap deed gevoelen, werden verontrust door de overdreven verhalen van de uit de voorpostenstrook teruggestroomde soldaten en vele wilde geruchten, die, mede naar aanleiding hiervan, weldra de ronde deden. Toen kort daarop een vrij hevig vijandelijk artillerievuur over de hoofdweerstandsstrook losbarstte, was dit meer dan voldoende om een gevaarlijke zenuwachtige stemming te doen ontstaan, wat gedurende de nacht onder meer aanleiding werd tot wilde schietpartijen waarvan vooral eigen troepen de dupe werden.
In de morgen van 12 Mei werden nog nieuwe voorbereidingen getroffen om de voorpostenopstelling te gaan heroveren, doch hiervan is niets gekomen, omdat inmiddels de vijand een aanvang maakte om de aanval tegen de hoofdweerstandsstrook in te zetten.
Ingeleid door een hevige artillerie-beschieting slaagde de vijand er in te ongeveer twee uur de frontlijn bij de Grebbesluis te doorbreken en aldaar onze stelling binnen te dringen, gebruik makende van de gunstige omstandigheden welke hem geboden werden als gevolg van het opruimingsverbod (De Nederlandse militaire commandanten hebben geen volledige bevoegdheid gehad de voor de verdediging noodzakelijke terreinopruimingen tijdig te doen uitvoeren.)

Op initiatief van enige commandanten in de voorste lijn en ook door commandant IVe Divisie (C.-IV Div.) werd getracht door middel van onmiddellijk beschikbare kleine troepenafdelingen de vijand met tegenstoten wederom terug te werpen. Dit had echter geen succes, integendeel de pogingen leidden slechts tot verwarring in de hoofdweerstandsstrook en desorganiseerden min of meer het eigen verdedigingssysteem. Bij een dezer tegenstoten sneuvelde de Majoor [Jacometti] commandant van II-8 R.I.
Men had aanvankelijk bij de hogere commandanten de indruk dat nog slechts zwakke vijandelijke afdelingen waren doorgedrongen en het wel mogelijk zou zijn deze terug te werpen. In verband hiermede werden door Commandant IVe Divisie, mede op aanwijzingen en bevelen van de commandant van het II Legerkorps (II L.K.). verschillende maatregelen genomen ten doel hebbende:

  1. met de meeste gestrengheid op te treden tegen de talrijke vluchtelingen uit de stelling;
  2. het versterken van de weerstand in meer naar achter gelegen verdedigingslijnen achter de stoplijn en aan de spoorbaan;
  3. het doen uitvoeren van nog meerdere tegenstoten.

Evenmin als de reeds eerder genoemde tegenstoten hebben de door Commandant IVe Divisie bevolen tegenstoten enig succes gehad. Door zenuwachtigheid en doordat vele in de hoofdweerstandsstrook aanwezige commandanten niet van deze tegenstoten op de hoogte waren, ontstonden op verschillende plaatsen onderlinge schietpartijen met alle nadelige gevolgen voor het toch reeds geschokte moreel. Meerdere verwarring in de hoofdweerstandsstrook was hiervan bovendien het gevolg, terwijl tevens de achterwaarts opgestelde eigen artillerie niet meer wist, welke van de in de hoofdweerstandsstrook voorbereide vuren zonder gevaar voor eigen troepen konden worden afgegeven. Op 12 Mei zijn dan ook de aanvankelijk nog aanwezige goede kansen verspeeld, doordat de er bij betrokken commandanten onvoldoende kennis hadden van hetgeen in de hoofdweerstandsstrook plaats vond en doordat men de vele op zichzelf staande handelingen niet heeft kunnen coördineren.

Klik hier voor een uitvergroting
Het algemeen plan voor de tegenaanval. Toestand op 13 mei 1940 te pl.m. 7.00 uur. (1946)
Inmiddels waren de Duitsers ook op andere plaatsen de hoofdweerstandsstrook binnengedrongen, terwijl in de avond van 12 Mei een vijandelijke stoottroep langs de kunstweg Grebbe-Rhenen zelfs doordrong tot over de stoplijn. In de loop van de nacht van 12 op 13 Mei werden door de hogere staven ingrijpende maatregelen uitgewerkt om, met in allerijl aangetrokken onderdelen, aan de spoorbaan de opdringende vijand zogenaamd af te grendelen en om een viertal bataljons aan te trekken voor een op 13 Mei uit te voeren grote tegenaanval. De uitvoering van de gezamenlijke acties werd opgedragen aan Commandant IVe Divisie. Onder hoge druk werd de gehele nacht door de hogere staven gewerkt. Als gevolg van onderlinge wrijvingen en vele vertragingen, ontstaan bij het verplaatsen der troepen gedurende de nacht met voetmarsen en autovervoer langs overvolle wegen, zomede het gereed stellen in, voor deze van elders aangevoerde bataljons, onbekend onoverzichtelijk terrein, waren de aanvalstroepen eerst omstreeks zeven uur 's morgens gereed om ten aanval voorwaarts te gaan, inplaats, zoals in het voornemen lag, half vijf.
De tegenaanval beoogde de naar het westen voorwaarts dringende vijand in zijn flank te treffen en hem aldus van de Grebbeberg af te werpen, teneinde de oorspronkelijke frontlijn weer te kunnen bezetten. De aanval was opgezet zonder een voorafgaande artillerie-beschieting. Onderdelen van het 4e en 8e Regiment artillerie hebben op het oorspronkelijke aanvalsuur (half vijf) krachtige vuurconcentraties afgegeven op Kruiponder, een complex Zuidwestelijk van Kruiponder; Heimerstein en op het Voormalig Hoornwerk. Meer directe rechtstreekse artilleriesteun aan de aanvallende infanterie was in het algemeen plan niet voorzien.
De aangewezen bataljons bestonden grotendeels uit manschappen van de oudste lichtingen, die door hun verrichtingen gedurende de voorgaande dagen en tekort aan nachtrust bij aankomst reeds vermoeid waren. Zij waren bovendien door hun bewapening en slechte geoefendheid niet bepaald geschikt voor het aanvallend gevecht tegen de goed bewapende Duitse troepen. Niettemin vorderde het voorwaarts gaan aanvankelijk vrij goed, doch toen vijandelijk artillerievuur werd ontvangen kwam de beweging tot staan. De troepen, tevens bestookt door enige duikbommenwerpers, waartegen geen afweermiddelen aanwezig waren, begonnen terug te vloeien, wat weldra ontaardde in een ordeloze vlucht.
In de hoofdweerstandsstrook ruimde de vijand daarna vrij gemakkelijk de voornaamste weerstanden op. Toch hielden in de morgen van 13 Mei nog enige kleine Nederlandse afdelingen in en achter de stoplijn hun opstellingen dapper vast, hoewel ze grotendeels reeds door vijandelijke afdelingen waren omtrokken. Vermeld moet worden de kloeke verdediging met een handjevol mannen van de commandopost van Commandant I-8 R.I. [Landzaat] in het paviljoen "De Grebbeberg". Eerst nadat vele verdedigers waren gesneuveld, gewond geraakt of gevangen genomen, slaagde de vijand er in de weerstand te breken. De Majoor, bataljonscommandant, was een van de laatsten die hierbij sneuvelde.

Met de heterogene onderdelen, welke men hals over kop naar de spoorbaan had gezonden, is in de afgrendelingsstelling geen krachtige verdediging georganiseerd kunnen worden, te meer, daar ook hier enige onderdelen ontijdig en zonder bevel het veld ruimden en de leiding overigens ook veel te wensen overliet. Het was bovendien de bedoeling geweest, dat de afgrendeling van pl. 25 aan de spoorbaan af zou worden verlengd in Noordoostelijke richting naar Achterberg om zodoende aan te sluiten aan de stoplijn in het vak van III-19 R.I. Door misverstand is dit, zoals de schets laat zien, geheel verkeerd uitgevoerd.
De toestand was na het mislukken van de tegenaanval zeer ernstig geworden, de vijand naderde de afgrendelingsstelling en de beschikbare reserves waren verbruikt. Dit gaf de Commandant van het Veldleger in de middag van 13 Mei te ongeveer half drie, na overleg met het opperbevel, aanleiding, om de gehele Grebbelinie te doen ontruimen, als gevolg waarvan het bevel voor een algemene terugtocht naar het oostfront van de Vesting Holland werd gegeven. Een onvoorbereide terugtocht achter de vroeger zo vermaarde Nieuwe Hollandse waterlinie waar echter, mede om geldelijke redenen, sinds maanden alle werkzaamheden voor het inrichten van een verdedigbare stelling waren gestaakt! De terugtocht was een niet voorziene noodmaatregel en heeft, zoals later bleek, het vaderland toch niet meer kunnen redden.

In tegenstelling met de voortreffelijke houding van Nederlandse troepen in het hart des lands bij hun strijd tegen de Duitse luchtlandingsstroepen rondom 's-Gravenhage en van de mannen in de degelijke betonstellingen op de afsluitdijk, hebben de verdedigers van de Grebbeberg helaas ernstig gefaald.
Stellig zijn hiervoor aannemelijke gronden aan te voeren, doch daarnaast openbaarde zich een algemeen gebrek aan "fighting spirit" bij de troep en een verwarde, weinig krachtige, gevechtsleiding.

Naschrift

Het bovenstaande artikeltje is slechts bedoeld als een flits waarbij niet op details werd ingegaan. Meer gedetailleerde beschrijvingen zijn te vinden in het weldra, van officiële zijde, te publiceren boekwerk: Beknopt Overzicht van de Krijgsverrichtingen der Koninklijke Landmacht 10-19 Mei 1940.

Bron: Onderdrukking en Verzet - Nederland in Oorlogstijd (1946)
Fragment uit het hoofdstuk 'Flitsen uit de Oorlogsdagen'
door generaal-majoor D.A. van Hilten (pag. 232 t/m 237)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 5.95 MB)